Het penningske van de muchacho
Mijn zendingscollega en ik waren aan het overleggen waar we langs de deuren zouden gaan toen we een vrouw een huis zagen binnengaan. We hadden het sterke vermoeden dat ze thuis kwam om de lunch klaar te maken omdat alles in de buitenwijken van Buenos Aires (Argentinië) al dicht ging voor de siësta. Voordat ik het wist onderwees mijn collega haar al in een evangeliebeginsel en getuigde ik van de waarheid ervan. Narda genoot van onze boodschap en nodigde ons uit om de volgende week terug te komen.
Toen we bij Narda’s huis aankwamen, zaten haar vijf kinderen rond de tafel op ons te wachten. Geen van beide ouders had een volledige baan en met pijn in ons hart beseften we dat ze nauwelijks genoeg hadden om in leven te blijven. Hun nederige woning had geen vloer of stromend water en de muren waren gemaakt van planken die losjes aan elkaar waren getimmerd. De enige warmte kwam uit een klein eenpitsfornuis.
Het gezin leefde dan wel in armoedige omstandigheden, ze waren rijk in hun verlangen om meer te leren over God. Narda las graag in de Bijbel en wilde haar kinderen ook een dergelijk fundament geven. Vooral de twaalfjarige Cristian genoot van de zendelingenlessen. Hij las gretig de eerste paar boeken in het exemplaar van het Boek van Mormon dat we bij het gezin hadden achtergelaten. De echtgenoot van Narda was ook belangstellend, maar was verlegen en luisterde mee vanuit de slaapkamer.
Gezien hun financiële situatie aarzelden we om ze te vertellen over tienden en vastengaven. We wilden eerst zorgen dat ze een sterk getuigenis hadden van Jezus Christus en de herstelling voordat we beginselen zouden behandelen waarvoor meer geloof nodig was. Maar omdat de oudste kinderen al in het Boek van Mormon aan het lezen waren en naar de kerk gingen, hadden ze vragen die we moesten beantwoorden.
‘Zuster’, zei Cristian, ‘in de kerk en in het Boek van Mormon heeft iedereen het over vasten. Wat houdt vasten in?’ We leerden het gezin over het belang van vasten en gaven ons getuigenis ervan, met een gebed in ons hart dat ze dit gebod zouden aanvaarden.
Cristian maakte ons later deelgenoot van zijn getuigenis: ‘Mijn moeder gaf me laatst wat geld om snoep te kopen. Onderweg naar de winkel moest ik aan jullie les over vasten denken en wilde ik het uitproberen. Maar ik had maar twintig centavo’s. Ik besloot toch om te gaan vasten en die twintig centavo’s als vastengave te gebruiken.’
Narda ontmoedigde Cristian om een dergelijk klein bedrag als bijdrage te geven, maar hij was vastbesloten. Hij wilde alle geboden van God naleven en geven wat hij kon. Enkele weken later werden hij en twee andere kinderen uit het gezin gedoopt. Zijn ouders zijn het jaar daarop lid van de kerk geworden.
Als ik eens denk dat ik niet genoeg geld heb om vastengaven te betalen, denk ik aan Cristian en zijn getrouwheid. Dan besef ik dat ik meer dan genoeg heb om te geven. Zijn offerande doet me denken aan het penningske van de weduwe (zie Marcus 12:42–44). Het was misschien niet veel, maar Cristian gaf omdat hij God waarlijk liefhad en wilde gehoorzamen.