Van vriend tot vriend
Zoons en dochters van God
‘Hebben wij niet allen één Vader?’ (Maleachi 2:10).
Ik ben geboren uit goede ouders. Mijn vader en moeder waren eerlijk en integer, zoals de kerk dat leert, hoewel ze niet actief waren in de kerk. Mijn vrienden gingen echter naar het jeugdwerk, dus ging ik ook. Ik voelde me er gelukkig en sloeg het nooit over.
Het jeugdwerk werd mijn kerkelijke familie. Ik ging elke week naar de avondmaalsdienst en zat daar met mijn vrienden van het jeugdwerk. Ik begreep niet helemaal de betekenis van het avondmaal, maar wist wel dat ik iets bijzonders voelde wanneer ik ervan nam. Ik voelde wat een verbond was nog voordat ik van het woord had gehoord.
Toen ik twaalf werd, is mijn Aäronische-priesterschapsquorum mijn tweede kerkelijke familie geworden. Ik voel grote liefde en eerbied voor het priesterschap. Als quorumpresident diakenen gaf ik leiding aan quorumvergaderingen en verwelkomde ik pas geordende diakenen met een klein toespraakje. Ik weet nog dat ik zei: ‘Dit is het priesterschap van God. Je moet het eren.’
Na de middelbare school ging ik in dienst bij de reserve. Mijn commandant bood me de gelegenheid om gezagdragend officier te worden in het Amerikaanse leger. Hij was erg vriendelijk, maar ook erg groot en imposant. Mensen weigerden hem gewoonlijk niets. Ik vroeg of ik er thuis eerst eens over kon nadenken.
Ik ging die avond in gebed en moest denken aan het doopgebed in Leer en Verbonden 20:73: ‘Door Jezus Christus gemachtigd doop ik u in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest.’
Ik ging de volgende ochtend terug en vertelde mijn commandant dat ik gezagsdrager wilde worden — maar dan wel gemachtigd door mijn hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus. Ik legde hem uit dat ik op zending zou gaan voor mijn kerk.
Het antwoord op dat gebed was een fantastisch gevoel. Ik heb dat gevoel steeds weer gehad bij het bidden over belangrijke beslissingen. Het lijkt wel of ik altijd heb geweten dat mijn hemelse Vader en Jezus Christus mij kennen en liefhebben. Mijn bekering moet al zijn begonnen toen ik de eerste keer in het jeugdwerk was en de Geest daar heb gevoeld. Dat is doorgegaan in mijn Aäronische-priesterschapsquorums en in het zendingsveld. En dat is nog steeds zo.
Wij zijn allemaal zoons en dochters van onze hemelse Vader. Hij vergeet dat nooit, maar wij soms wel. Daarom heeft Hij ons het beginsel van geloof gegeven om ons eraan te herinneren. Wij ontwikkelen ons geloof in Hem door de mogelijkheid die Hij ons heeft gegevens om ervaring op te doen. Als ik terugkijk op mijn leven, ben ik dankbaar voor de ervaringen die mijn geloof hebben versterkt.
Profiteer van de ervaringen die je hemelse Vader je zal geven. Trek er leringen uit die Hij wil dat je leert. Onze hemelde Vader geeft een ieder van ons ervaringen die ons geloof in Hem en in zijn Zoon versterken.
Als je soms verdrietige ervaringen hebt, vergeet dan niet dat je een zoon of dochter van je hemelse Vader bent en dat Hij je liefheeft. Dat is een vast anker dat er altijd zal zijn. Altijd! Het is eeuwig en onlosmakelijk verbonden met het heilsplan. Je moet er te allen tijde aan vasthouden.