President Henry B. Eyring:
door God geroepen
Toen Henry Bennion Eyring enkele jaren president van Ricks College (nu Brigham Young University–Idaho) was, kreeg hij een baan aangeboden in het zuiden van Californië met een goed salaris en het nodige aanzien.
‘Dat klinkt goed’, zei president Spencer W. Kimball tegen Henry toen hij het aanbod en de voordelen ervan beschreef. ‘Mochten we je nodig hebben, dan weten we je te vinden.’
Henry had verwacht dat president Kimball, zijn oom, hem zou vragen om aan te blijven op Ricks. Het was echter duidelijk dat Henry en zijn vrouw, Kathleen, over hun besluit moesten bidden en vasten. Dat deden ze dan ook. Binnen een week fluisterde de Geest Henry in dat het hem was gegeven om nog ‘een tijdje’ op Ricks College aan te mogen blijven.
Hij belde Jeffrey R. Holland op, die toen commissaris van de kerkelijke onderwijsinstellingen was, en vertelde hem dat hij het aanbod naast zich had neergelegd. Die avond kreeg Henry een telefoontje van president Kimball.
‘Ik heb begrepen dat je blijft’, zei president Kimball.
‘Ja’, antwoordde Henry.
‘Zie je het als een opoffering?’, vroeg president Kimball.
‘Nee’, antwoordde Henry.
‘Heel juist!’, verzekerde president Kimball hem. En daarmee beëindigde president Kimball het gesprek.
Voor wie Henry B. Eyring kennen, is het geen verrassing dat hij bereid is gehoor te geven aan hemelse ingevingen — zelfs als dat betekent dat hij moet opgeven wat de wereld als belangrijk ziet. Hij is erachter gekomen dat geloof en nederigheid, gekoppeld aan gehoorzaamheid, Gods kinderen in aanmerking laten komen voor zegeningen die groter zijn dan wereldse rijkdom.
Na het overlijden van president Gordon B. Hinckley op 27 januari 2008, riep president Thomas S. Monson president Eyring als eerste raadgever in het Eerste Presidium. President Eyring was daarvoor vier maanden als tweede raadgever werkzaam geweest, een positie die hij innam na het overlijden van president James E. Faust.
‘Hal’ — de naam waarmee hij onder familie en vrienden bekend is — is op 31 mei 1933 in Princeton (New Jersey) in de Verenigde Staten geboren. Hij werd als tweede van drie zoons van Henry Eyring en Mildred Bennion Eyring geboren in een gezin dat zowel geestelijk als wereldlijk onderwijs hoog in het vaandel droeg.
Zijn vader was een bekend scheikundige die les gaf aan de Princeton University. Zijn moeder, een universitair docent aan het hoofd van de faculteit lichamelijke opvoeding voor vrouwen aan de University of Utah, was met verlof om een doctorsgraad te halen aan de University of Wisconsin toen ze haar toekomstige echtgenoot ontmoette. Beiden gaven zij hun vertrouwen in de Heer en hun geloof in zijn evangelie aan hun zoons door.
Erfgoed van geloof
President Eyring voert het begin van het erfgoed van geloof in de familie terug op voorouders die luisterden naar en gehoor gaven aan de ingevingen van de Geest en de raad van hun priesterschapsleiders. Zijn overgrootvader Henry Eyring, die in 1853 op achttienjarige leeftijd Duitsland verliet, kwam het jaar daarop in St. Louis (Missouri) in de Verenigde Staten met de kerk in contact. Hij verlangde naar een manifestatie over de kerk en kreeg die in de vorm van een droom waarin ouderling Erastus Snow van het Quorum der Twaalf Apostelen, met wie hij pas later zou kennismaken, hem gebood zich te laten dopen. Eenzelfde soort droom, waarin hij president Brigham Young voor het eerst zag, volgde in 1860 toen hij een zending vervulde in het tegenwoordige Oklahoma en Arkansas in de Verenigde Staten.1
Zijn overgrootvader Eyring ontmoette de Zwitserse immigrante Mary Bommeli toen hij zich aansloot bij dezelfde pioniersgroep op zijn tocht naar Utah na afloop van zijn zending. Mary, 24 toen haar familie zich bij de kerk aansloot, was in Berlijn gevangengezet omdat ze met anderen over het evangelie had gesproken. Op de avond van haar arrestatie schreef ze een brief aan de rechter die haar zaak zou behandelen. Ze schreef de rechter, ‘een werelds man’, over de opstanding en de geestenwereld en riep hem op zich te bekeren om zo zichzelf en zijn gezin ‘veel verdriet’ te besparen. De rechter liet de aanklacht spoedig vallen, waarna Mary werd vrijgelaten.2 Henry en Mary trouwden kort na aankomst in de Salt Lake Valley.
Van Europa tot de woestijnen in het zuiden van Utah en Arizona tot de kolonies van noordelijk Mexico hebben de voorouders van president Eyring de wildernis getemd, het evangelie verbreid, vervolging ontvlucht, scholen gesticht en hun kinderen opgevoed.
Invloed van een echtgenote
De Tweede Wereldoorlog was net begonnen en het gebruik van benzine was aan banden gelegd. De familie Eyring kon daardoor de 27 kilometer naar de gemeente New Brunswick voor de bijeenkomsten op zondag niet afleggen. Het gezin kreeg dan ook toestemming om bijeenkomsten thuis te houden, in Princeton (New Jersey). Hal grapte vaak dat hij daar nooit een jeugdwerkvergadering heeft overgeslagen — wat niet zo bijzonder was omdat er maar één keer een jeugdwerkvergadering bij hen thuis werd gehouden.
President Eyring kijkt nog vaak terug op de fijne geest in de avondmaalsdiensten van die kleine gemeente, die bestond uit hun gezin en incidentele bezoekers. Hij vond het niet erg dat ze met hun gezin meestal de enige aanwezigen waren of dat hij en zijn broers samen het voltallige Aäronische priesterschap vormden. Toen de jongens echter de tienerleeftijd bereikten, wilde hun moeder graag dat ze als gezin tussen meer heiligen der laatste dagen woonden.
In 1946 genoot Henry van zijn succes en werk in Princeton. Hij had talloze eredoctoraten ontvangen en de meeste belangrijke onderscheidingen op het gebied van de scheikunde. Hij werkte ijverig samen met bekende wetenschappers en zou dan ook zeker kans maken om voorgedragen te worden voor een Nobelprijs.
Omstreeks die tijd werd Henry gebeld door A. Ray Olpin, president van de University of Utah, met de vraag of hij decaan wilde worden van de hogeschool aldaar en zijn scheikundig onderzoek voortzetten. Zijn vrouw, Mildred, liet de beslissing over aan Henry, maar ze herinnerde hem aan een belofte die hij haar jaren daarvoor had gedaan. Henry had beloofd met zijn gezin dichter bij de hoofdzetel van de kerk te gaan wonen als de jongens wat ouder werden. Toen Henry het aanbod niet aannam, vroeg Mildred, die in Utah was opgegroeid, hem over zijn besluit in gebed te gaan. Ook gaf ze hem een brief mee om bij aankomst op zijn laboratorium te lezen.
Na het lezen van de brief, waarin Mildred haar teleurstelling uitte, en na overpeinzing en gebed belde Henry president Olpin op dat hij de baan toch wilde om de wetenschappelijke faculteit van de universiteit op te bouwen. Het verlaten van Princeton leek een opoffering, maar bleek een zegen te zijn voor hem en zijn gezin. Een van die zegeningen was de gewilligheid van Hal om het voorbeeld van zijn vader te volgen toen hij jaren later voor een gelijkaardige beslissing kwam te staan.
Voorbereiding op de toekomst
‘Ik besefte dat mijn broer heel anders was dan andere tieners op die leeftijd’, zegt Harden Eyring, die zijn oudere broer zowel een mentor als een vriend noemt. Toen Hal op de middelbare school zat, vertelt Harden, verdiepte hij zich in de Schriften en las hij het Boek van Mormon vijf keer uit.
Hal vond zichzelf niet beter dan anderen, maar weigerde mee te doen aan activiteiten die zijn geestelijke instelling zouden schaden. Hij maakte wel tijd om te basketballen voor East High School in Salt Lake City, maar gaf voorrang aan zijn studie.
‘Als tiener ging ik vaak naar de ijssalon waar iedereen heenging’, zegt Harden. ‘Maar Hal ging ’s avonds niet naar de hangplekken in de buurt. Hij bleef thuis om te lezen en te studeren.’
Zijn oudere broer, Ted, is scheikundeprofessor aan de University of Utah en volgde daar als vierdejaarsstudent samen met Hal bepaalde lessen. Ted merkte op dat Hal in de klas voor niemand onderdeed. ‘Wanneer Hal zich ergens op richt, krijgt hij alles voor elkaar’, zegt hij. ‘Hij is echt grappig en blijft altijd opgewekt, ook in ernstige en moeilijke situaties. Hal lijkt erg op zijn vader.’
Toen Hal wat ouder werd, ontdekte hij echter een belangrijk verschil tussen hem en zijn vader.
Henry Eyring moedigde zijn zoons aan om natuurkunde te studeren en zich voor te bereiden op een loopbaan in de natuurwetenschappen. Hal studeerde dan ook plichtsgetrouw natuurkunde aan de University of Utah. Maar toen hij op een dag zijn vader om hulp vroeg bij een complex wiskundig probleem, zag Henry in dat Hal niet deelde in zijn passie.
‘Mijn vader was bezig op het krijtbord in het souterrain’, herinnert President Eyring zich. ‘Plotseling stopte hij. “Hal”, zei hij, “we waren een week geleden ook al met een soortgelijk probleem bezig. Je lijkt het nu niet beter te snappen dan toen. Heb je er wel aan gewerkt?”’
Hal zei van niet. Hij gaf toen aan zijn vader toe dat hij niet de hele tijd aan natuurkunde zat te denken. Zijn vader pauzeerde even en sprak toen de volgende milde woorden die zijn zoon de vrijheid gaven zijn eigen professionele pad te volgen: ‘Je moet iets vinden waar je zo van houdt, dat je er zelfs mee bezig bent als je nergens aan hoeft te denken.’3
Hal maakte zijn natuurkundestudie toch af in 1955, voordat hij bij de Amerikaanse luchtmacht ging. De oorlog in Korea was net afgelopen en het aantal jonge mannen dat in elke wijk als voltijdzendeling werd geroepen, was ingeperkt. Het zendingshuis in Salt Lake City was een tijdlang gesloten en er werden geen zendelingen uitgestuurd. In een zegen beloofde zijn bisschop hem echter dat zijn militaire dienst zijn zending zou zijn. Twee weken na aankomst op de basis Sandia bij Albuquerque (New Mexico) werd Hal geroepen als districtzendeling in het zendingsgebied Westelijke Staten. Deze roeping vervulde hij gedurende de twee jaar in militaire dienst in de avonden en in de weekenden.
Na zijn periode in militaire dienst schreef Hal zich in bij de Harvard Graduate School of Business. Daar haalde hij de graad van doctorandus in 1959 en een doctorstitel in 1963, beide op het gebied van bedrijfskunde. Hoewel hij het intellect had voor een geslaagde carrière in de wetenschappen, ontdekte Hal dat zijn passie lag bij het onderwijzen, opbeuren en versterken van anderen.
Naar de Geest luisteren
In de zomer van 1961 maakte Hal op Harvard kennis met Kathleen Johnson, de dochter van J. Cyril en LaPrele Lindsay Johnson, uit Palo Alto (Californië). Zij volgde een zomercursus in Boston (Massachusetts) en Hal was op slag verliefd toen hij haar zag. Hij voelde zich direct aangespoord om zijn best te doen als zij in de buurt was, en dat gevoel is steeds zo gebleven in hun leven samen.
Ze gingen die zomer met elkaar uit en zetten hun verkering voort via telefoontjes en briefwisselingen nadat Kathleen naar Californië was teruggekeerd. Hun huwelijk werd in juli 1962 in de Logantempel in Utah voltrokken door ouderling Spencer W. Kimball. Datzelfde jaar werd Hal universitair docent aan de Stanford Graduate School of Business.
Negen jaar later had Hal een permanente aanstelling als professor op Stanford en diende hij als bisschop van de Stanford First Ward. Zijn schoonfamilie woonde dichtbij en ‘alles was goed zo’, vertelt hij. Maar midden in de nacht ergens in 1971 maakte Kathleen hem wakker met twee ongewone vragen: ‘Weet je zeker dat je goed bezig bent met je leven?’
Hal vroeg zich af of ze nog gelukkiger konden zijn dan ze al waren, en zei: ‘Wat bedoel je?’
Kathleen antwoordde: ‘Kun je geen onderzoek doen voor Neal Maxwell?’
Neal A. Maxwell was toen pas benoemd tot commissaris van de kerkelijke onderwijsinstellingen. Hal en Kathleen kenden hem allebei niet, maar Kathleen had het gevoel dat haar man wellicht meer kon doen om levens te veranderen.
‘Onderzoek doen voor Neal Maxwell — in dit stadium van mijn carrière?’, reageerde Hal. Hij dacht: ‘“Onderzoek doen” was toch meer iets wat een jonge promovendus kon doen.’
Na enige stilte zei Kathleen: ‘Wil je erover bidden?’
Hal was lang genoeg met zijn vrouw getrouwd om te weten dat hij haar raad beter kon opvolgen. Hij kwam het bed uit, knielde neer en prevelde een gebed. ‘Ik kreeg geen antwoord’, zei hij, ‘en voelde me daar geweldig bij, omdat ik nergens heen wilde.’
De volgende dag hoorde Hal tijdens een bisschapsvergadering in gedachten een stem die hij inmiddels zo goed kende. De stem berispte hem dat hij de ingeving van zijn vrouw zo lichtvaardig terzijde had geschoven. ‘Je weet niet wat in je carrière van belang is’, zei de stem. ‘Als je ooit nog eens een baan krijgt aangeboden, ga je bij Mij te rade.’
Hal was er ondersteboven van en ging direct terug naar huis. ‘We hebben een probleem’, zei hij tegen Kathleen. Hij was bang dat hij een vergissing had begaan door diverse baanaanbiedingen af te slaan die hij bij Stanford had gekregen. ‘Ik had er geen enkele keer over gebeden’, zegt hij. Hij voelde zich erg nederig en begon over zijn toekomst te bidden.
Binnen een week na Kathleens nachtelijke vragen belde commissaris Maxwell op en nodigde Hal uit voor een gesprek in Salt Lake City. Hij pakte de volgende dag het vliegtuig en de twee mannen troffen elkaar in het huis van de ouders van Hal. De eerste woorden van commissaris Maxwell waren: ‘Ik wil je vragen om president van Ricks College te worden.’
Zelfs met de ingeving van zijn vrouw en de geestelijke berisping die hij had gehad, was hij niet voorbereid op een dergelijke verrassing. Hij vertelde commissaris Maxwell dat hij erover moest bidden. Hij wist per slot van rekening maar weinig over Ricks College. De volgende ochtend had hij een gesprek met het Eerste Presidium. Daarna vertelde commissaris Maxwell hem dat hij de baan kon krijgen als hij dat wilde.
Toen hij in Californië terug was, bleef Hal vurig bidden. Er kwam een antwoord, dat hij bijna niet had opgemerkt. ‘Ik hoorde een stem die zo zwak was dat ik er geen aandacht aan had geschonken’, zegt hij. ‘De stem zei: “Het is mijn school.”’ Hij belde commissaris Maxwell op en zei: ‘Ik doe het.’
Zonder verder na te denken gaf Hal de privileges van zijn aanstelling als professor op Stanford op voor een leven in een kleine woonwagen in Rexburg (Idaho). Pas na enkele maanden na zijn inauguratie als president van Ricks College, op 10 december 1971, trok hij met zijn gezin in hun nieuwe huis, dat hij zelf had helpen bouwen.
‘Toen ik naar Ricks kwam, wist ik een paar dingen’, zegt hij. ‘Om te beginnen was ik niet zo’n belangrijk iemand als ik dacht vanwege mijn hoge positie op Stanford. Ook wist ik dat mijn vrouw vóór mij een openbaring had gehad. Ten slotte wist ik dat ik geluk had om hier te zijn. Dus in plaats van de vraag te beantwoorden: “Hoe kon ik mijn carrière bij Stanford opgeven?” zeg ik: “Mijn hemelse Vader heeft daarvoor gezorgd. Ik heb het nooit als een opoffering ervaren.”’
De zes jaren die president Eyring in Rexburg doorbracht, bleken een zegen te zijn voor zijn gezin en de school. De wijze raad van een nederige huisonderwijzer zorgde er mede voor dat die jaren onvergetelijk werden. Deze huisonderwijzer was een boer met een groot geloof. Hij moedigde president Eyring aan om uit zijn kantoor te komen en de leden van de faculteit, de staf en de studenten te ontmoeten, aan te moedigen en te bedanken.
Hal ging hierover in gebed en voelde zich geïnspireerd om die raad op te volgen. Hij begon meer tijd door te brengen met de getrouwe studenten van de school en de toegewijde leden van de faculteit en de staf. Samen met iemand anders gaf hij zelfs godsdienstlessen. Hij werkte hard aan het geestelijke en academische fundament van de school, en ging samen met Kathleen steeds meer van de campusgemeenschap en de mensen in Rexburg houden.
Het gezin op de eerste plaats
In die jaren in Rexburg kregen de gezinsleden van de familie Eyring een goede onderlinge band. Inmiddels hadden Hal en Kathleen vier zoons: Henry J., Stuart, Matthew en John. Later werden ze gezegend met twee dochters: Elizabeth en Mary Kathleen. Maar zelfs in een kleine stad op het platteland moesten Hal en Kathleen alert zijn. Zo maakten ze zich zorgen over de hoeveelheid en kwaliteit van de televisieprogramma’s waarnaar de jongens keken. Henry J., de oudste zoon, vertelt over een ervaring die een groot verschil heeft gemaakt in de sfeer bij de Eyrings thuis.
‘Mijn broer en ik zaten op een zaterdagavond rond middernacht eens voor de TV’, zegt Henry J. ‘Er was een programma op met nogal platvloerse humor die niet bepaald geschikt voor ons was. In de kamer op de kelderverdieping was alleen het licht van de televisie te zien. Moeder kwam zonder waarschuwing binnen. Ze was gehuld in een witte, loshangende nachtjapon en had een schaar in de hand. Zonder geluid te maken kroop ze achter het toestel, pakte het snoer en maakte er een lus in. Ze zette de schaar erin en knipte het snoer in één keer doormidden. De vonken vlogen in het rond en de TV deed het niet meer toen moeder al weer stilletjes was vertrokken.’
Verschrikt ging Henry J. richting bed. Zijn innovatieve broer haalde echter het snoer van een kapotte stofzuiger af en sloot dat aan op de televisie. De jongens zaten al gauw weer voor de buis en hadden nauwelijks iets gemist van de show.
‘Moeder had ons uiteindelijk toch te pakken’, zegt Henry J. ‘Toen we de maandag erop van school kwamen, vonden we het televisietoestel midden op de grond met een grote barst in het dikke glazen scherm. We dachten meteen aan moeder. Toen we haar erop aanspraken, antwoordde ze met een stalen gezicht: “Ik was onder de TV aan het stoffen en hij gleed weg.”’
President Eyring voldeed aan de wensen van zijn vrouw, de kinderen deden wat hun moeder wilde en dat was het einde van televisie bij de Eyrings thuis. ‘Moeder leidt meestal door haar stille voorbeeld’, merkt Henry J. op. ‘Ze is echter ook geïnspireerd en onverschrokken. Moeders vastberadenheid is een grote zegen geweest voor haar kinderen en kleinkinderen. Zowel in de cruciale momenten als in de dagelijkse gang van zaken heeft ze de koers van ons leven blijvend veranderd.’
President Eyring prijst zijn vrouw nog steeds dat zij hem het verlangen geeft zijn best te doen en zijn beste zelf te zijn, en is dankbaar dat ze haar kinderen ook zo gezegend heeft. Hij prijst haar ronduit voor haar voorbeeld en geestelijke invloed op hun gezin. Zij bewondert hem evenzeer, en uit haar dankbaarheid voor zijn gevoeligheid voor de Geest en de effectieve manier waarop hij het evangelie bij hun thuis in woord en daad naleefde.
‘Hal wist altijd wie in zijn hart de eerste plaats innam’, zegt ze. ‘Hij leefde in een zeer prestatiegerichte omgeving met bekwame collega’s op Stanford, maar zijn gezin kwam voor hem altijd op de eerste plaats. Aan het eind van elke dag vroeg hij als we in de avond samen waren: “Wie hebben we nog niet gebeld?” Hij liet zich vervolgens leiden door de Geest en pakte de telefoon om bij te praten met een lid van het gezin dat die avond behoefte had aan contact.’
Zonder televisie in huis had het gezin meer tijd voor elkaar en meer tijd voor hobby’s, het ontwikkelen van talenten, sport en andere activiteiten als gezin. President Eyring heeft in de loop der jaren zijn kookkunsten ontwikkeld (hij bakt zijn eigen brood), een talent voor houtsnijden ontdekt en leren schilderen met waterverf. Zo nu en dan stuurt hij iemand een bedankbriefje of een waterverfschilderij als aandenken.
Het huis van de Eyrings is tegenwoordig vol schilderijen, houtsnijwerken en meubels die hij met de hulp van bekwame mentors heeft gemaakt. Veel van de werken verwijzen naar morele lessen of geestelijke indrukken. Daarnaast maakt hij de tijd om dagelijkse e-mails te versturen (liefdevol ‘de kleine platen’ genoemd) naar zijn familie, die inmiddels ook 25 kleinkinderen telt.
‘Het familiedagboek van pa, dat hij elke dag via e-mail verstuurt met foto’s en bijdragen van de kinderen, geeft ons het gevoel alsof we elke avond verhalen vertellen aan de eettafel’, zegt Henry J.
Gewillig om te dienen
President Eyring wist het toen nog niet, maar hij zou geen seculiere posities meer bekleden nadat hij de functie op Ricks College had aanvaard. Door zijn werk als president van het college en in dezelfde tijd ook als regionaal vertegenwoordiger en lid van het algemeen bestuur voor de zondagsschool, kwam hij vaker in contact met de leiders van de kerk. Die merkten zijn talenten en geestelijke gaven op. De Heer wist inmiddels dat hij gewillig was om te dienen.
De roepingen die president Eyring kreeg na de zes jaar bij Ricks College, volgden nadat de kerkleiders inspiratie zochten en naar hem werden geleid. In een periode van voorbereiding op die roepingen ontving hij onderricht van de Geest terwijl hij werkte, de wil van God zocht, luisterde naar antwoorden en, net als zijn voorouders, gehoor gaf aan de ingevingen die erop volgden. Toen de roepingen kwamen, was hij er klaar voor.
In 1977 vroeg Jeffrey R. Holland, de nieuwe commissaris van de kerkelijke onderwijsinstellingen, president Eyring om als assistent-commissaris te dienen. Drie jaar later werd commissaris Holland president van Brigham Young University en nam Hal zijn plaats in als commissaris van de kerkelijke onderwijsinstellingen. Hij was werkzaam in die functie tot hij in april 1985 geroepen werd als eerste raadgever in de Presiderende Bisschap. In die roeping droeg hij met zijn vele capaciteiten in aanzienlijke mate bij op bestuurlijk gebied, aan het plannen van onroerend goed, het ontwerpen en bouwen van tempels en andere materiële aangelegenheden. In september 1992 werd hij opnieuw benoemd tot commissaris van de kerkelijke onderwijsinstellingen. Een maand later werd hij geroepen in het Eerste Quorum der Zeventig.
Op 1 april 1995 werd Henry B. Eyring ondersteund als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen. Sindsdien heeft hij steeds meer de Geest van de Heer gezocht en is hij de leden van de kerk over de hele wereld tot zegen geweest met zijn doorvoelde toespraken, liefdevolle bediening en krachtige getuigenis van de Heiland en zijn evangelie.
Unieke kwaliteiten
Toen president Eyring tijdens de algemene conferentie in oktober 2007 getuigde van de zegeningen van het zoeken naar Gods hand in ons leven, sprak hij uit persoonlijke ervaring. Door een dagelijks verslag bij te houden van de bemoeienissen van zijn hemelse Vader in zijn leven, voelde hij zijn getuigenis groeien en kreeg hij ‘steeds meer zekerheid dat onze hemelse Vader onze gebeden hoort en verhoort’.4
De sleutel tot het horen van die antwoorden en het weten dat God zich met ons leven inlaat, is volgens hem het ontwikkelen van een luisterend oor. ‘We moeten stil zijn en luisteren. De keren dat ik in mijn leven geen duidelijk gevoel heb gekregen of de stem van de Geest niet heb herkend, was ik te druk, te veel afgeleid en te veel met mijn eigen dingen bezig.’
President Eyring heeft altijd het dertiende geloofsartikel in de praktijk gebracht. De leden van de kerk mogen zich gelukkig prijzen dat hij zij aan zij samenwerkt met president Thomas S. Monson en president Dieter F. Uchtdorf. Zijn zeldzame combinatie van talenten, erfgoed van geloof, leven van voorbereiding, toegewijde dienstbetoon en vastberadenheid om God te zoeken en zijn wil te doen, geven hem de unieke kwaliteiten om in het Eerste Presidium te dienen.