Extra ideeën voor de participatieperiode, juli 2008
Jeugdwerkleidsters kunnen de volgende ideeën gebruiken als aanvulling op de participatieperiode in deze uitgave van de Liahona. Voor de les, de instructies en de activiteit die overeenkomen met deze ideeën, raadpleegt u ‘Een zendeling kan ik vandaag zijn’ op pp. K4 en K5 van De Kindervriend in deze uitgave.
-
Vóór de participatieperiode leest u het verhaal over Richard, dat president Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft verteld. (Zie ‘De noodzaak van meer vriendelijkheid’, Liahona, mei 2006, p. 59–60.) Wees voorbereid om het verhaal in uw eigen woorden te vertellen.
Zet de woorden van de volgende uitspraak door elkaar: Als ik de evangelienormen naleef, kan ik vandaag al een zendeling zijn.’ Laat de kinderen de woorden in de juiste volgorde zetten. Vraag de kinderen naar enkele ‘evangelienormen’ en bespreek die in het kort.
Vraag de kinderen of zij een evangelienorm herkennen terwijl u het verhaal van president Hinckley vertelt. Bespreek hoe belangrijk het is om aardig voor anderen te zijn. Zo mogelijk kunt u de voltijdzendelingen of de zendingsleider van de wijk of gemeente uitnodigen om te vertellen hoe belangrijk het is om als zendeling aardig voor anderen en een goede vriend(in) te zijn.
Zorg ervoor dat ieder kind het benodigde materiaal heeft om een zendingspoppetje te maken (zie Jeugdwerk 3, pp. 120–121). Als de poppetjes klaar zijn, laat u de kinderen een manier kiezen waarop ze aardig willen zijn en die op de achterkant van hun poppetje zetten. Gebruik de poppetjes om een liedje of lofzang over zendingswerk te zingen. Geef uw getuigenis dat wij door gehoorzaamheid aan de evangelienormen allemaal een zendeling kunnen zijn.
-
Deel het jeugdwerk op in drie groepen en geef elke groep een deel van LV 18:15. Herhaal de tekst verscheidene malen en zeg die dan als groep op. Zing een liedje of lofzang over zendingswerk. Vraag de kinderen wat zij nu kunnen doen om een zendeling(e) te zijn. Zet hun ideeën op het bord.
Hang het huis van evangelieverkondiging van pagina K4 op het bord. Laat een kind een raam uitkiezen en op het huis bevestigen. Lees de woorden op het raam. Als het idee niet op uw lijst staat, voeg het er dan aan toe. Bespreek manieren om de ideeën in alle ramen na te leven. Blijf ramen op het huis bevestigen en bespreek manieren waarop we een huis en gezin van evangelieverkondiging kunnen zijn.
Geef ieder kind een kopie van het huis van evangelieverkondiging en geef ze de tijd om het project tijdens de participatieperiode af te maken. Als de kinderen daarmee klaar zijn, bespreekt u hoe we als gezin een huis van evangelieverkondiging kunnen zijn.
Vertel over een goede zendingservaring die u hebt gehad, of vertel een ervaring uit de Liahona. Geef uw getuigenis van de zegeningen die we krijgen als we anderen over het evangelie vertellen.
-
Lied: Zing ‘Uitgekozen Hem altijd te dienen’ (Kinderliedjes, pp. 94–95; of lofzang 167.) Neurie of speel het lied eerst voor. Laat de kinderen hun hand opsteken als ze het lied herkennen. Vraag ze hoe ze zich voelen als ze dat lied horen. Vertel ze de naam van het lied en laat Evangelieplaat 612 zien (Zendelingen brengen het evangelie van Jezus Christus). Leg uit dat dit lied een lievelingslied is van veel zendelingen die zijn geroepen.
Leer ze eerst het refrein. Zing de laatste zinsnede: ‘Naar de overwinning, voorwaarts, zoals onze Heer gebiedt.’ Laat de kinderen hun handen opsteken als ze de woorden ‘overwinning’ en ‘voorwaarts’ horen. Zing die zinsnede voor de kinderen en vraag ze wie dat gebiedt. Deel het jeugdwerk op in twee groepen. Laat de eerste groep ‘naar de overwinning, voorwaarts’ zingen, en de tweede groep ‘zoals onze Heer gebiedt’. Zing de regel verscheidene malen zodat beide groepen de kans krijgen om hun zinsnede te zingen.
Als u de coupletten van het lied zingt, leg zonodig moeilijke woorden aan hen uit.
Geef een kort voorbeeld van een zendeling die werd geroepen en daar met de kracht van God ook gehoor aan gaf (bijvoorbeeld: Paulus, Ammon, Samuel Smith, een algemeen autoriteit, een plaatselijke kerkleider of iemand uit uw familie).