Leren in het priesterschap
Als u ijverig en gehoorzaam bent in het priesterschap, zullen schatten van geestelijke kennis op u uitgestort worden.
Ik ben dankbaar dat ik mag deelnemen aan deze bijeenkomst van de priesterschap van God. We bevinden ons vanavond op vele verschillende plaatsen. Ook de ambten in onze bediening als priesterschapsdrager zijn onderling zeer verscheiden. Toch hebben we ondanks die uiterlijke verscheidenheid één ding gemeenschappelijk: we moeten allemaal onze priesterschapsplichten leren kennen en machtiger worden in de uitoefening ervan.
Als diaken ervaarde ik die behoefte heel sterk. Ik woonde in een piepkleine gemeente van de kerk in New Jersey, aan de oostkust van de Verenigde Staten. Ik was de enige diaken in de gemeente — niet alleen de enige die naar de kerk kwam, maar de enige die in het ledenregister voorkwam. Mijn oudere broer, Ted, was de enige leraar. Hij is hier vanavond.
Ik was nog steeds diaken toen ons gezin naar Utah verhuisde. Daar trof ik drie fortuinlijke omstandigheden aan waardoor mijn groei in het priesterschap werd versneld. Ten eerste was er een president die wist hoe hij in raadsvergadering moest samenkomen met de leden van zijn quorum. Ten tweede was er groot geloof in Jezus Christus aanwezig wat de basis vormde van de liefde waarover we hebben gehoord — liefde voor elkaar. En ten derde hadden we allen dezelfde overtuiging dat het overkoepelende doel van onze priesterschap bestond in werken voor het heil van de mens.
Het was niet de goed uitgebouwde wijk die het verschil maakte. Wat daar in die wijk was, had ik overal kunnen aantreffen, in om het even welke unit van de kerk.
Deze drie zaken zijn misschien zo vanzelfsprekend in uw ervaring met de priesterschap dat u ze nauwelijks opmerkt. Of misschien voelt u niet die behoefte om te groeien zodat u deze hulpmiddelen niet opmerkt. Hoe dan ook, ik bid dat de Geest me zal helpen om ze u duidelijk en aantrekkelijk voor te stellen.
Mijn bedoeling met het bespreken van deze drie hulpmiddelen voor groei in het priesterschap is dat u ze gaat waarderen en gebruiken. Als u dat doet, zal uw bediening beter worden. En als u uw priesterschap hebt groot gemaakt, zal uw bediening de kinderen van onze hemelse Vader meer tot zegen zijn dan u nu voor mogelijk houdt.
Het eerste leermiddel dat ik ontdekte was toen ik in een priestersquorum werd verwelkomd met de bisschop als onze president. Dat lijkt misschien een te verwaarlozen detail, maar daardoor veranderde mijn kijk op de macht in het priesterschap en mijn bediening in het priesterschap voor goed. Het begon al met de manier waarop hij leiding gaf.
Naar mijn beleving ging hij met de mening van ons, jonge priesters, om alsof we de meest wijze mannen ter wereld waren. Hij wachtte totdat iedereen die iets wou zeggen, had gesproken. Hij luisterde. En wanneer hij besliste wat er gebeuren moest, dan scheen de Geest dat besluit aan ons en aan hem te bevestigen.
Ik besef nu dat ik toen de betekenis van de tekst aanvoelde waarin staat dat de president in raadsvergadering met de leden van zijn quorum bijeen moet komen.1 En toen ik jaren later zelf bisschop was, profiteerden de priesters van mijn quorum en ik allebei van wat ik als jonge priester had geleerd.
Twintig jaar later maakte ik, als bisschop, mee hoe een effectieve raadsvergadering werkt, niet alleen in een kerkgebouw, maar ook in de bergen. Tijdens een zaterdagse activiteit was een lid van ons quorum ’s nachts verdwaald. Voor zover wij wisten was hij alleen zonder warme kleding, voedsel of beschutting. We hadden zonder succes naar hem gezocht.
Ik herinner me dat we samen baden, het priestersquorum en ik, en daarna vroeg ik iedereen wat ze ervan dachten. Ik luisterde aandachtig en het leek me toe dat zij dat ook deden. Na verloop van tijd kwam er een vredig gevoel over ons. Ik voelde dat ons verdwaalde quorumlid ergens veilig en droog was.
Het werd me duidelijk wat het quorum wel en niet moest doen. Toen de mensen die hem gevonden hadden, de plek in het bos beschreven waar hij beschutting had gezocht, had ik de indruk dat ik de plek herkende. Maar het nog groter wonder voor mij was te zien hoe het verenigd geloof van een priesterschapsraad in Jezus Christus tot openbaring leidde aan de man die de priesterschapssleutels droeg. We zijn die dag allemaal in de macht van ons priesterschap gegroeid.
De tweede sleutel van toegenomen priesterschapskennis is de liefde voor elkaar die ontstaat als gevolg van groot geloof. Ik weet niet zeker welke van de twee het eerst komt, maar het lijkt erop dat ze altijd beide aanwezig zijn als er snel grote priesterschapslessen worden geleerd. Joseph Smith heeft ons daarin door zijn voorbeeld onderwezen.
In het begin van deze bedeling kreeg hij een gebod van God om de kracht van de priesterschap in de kerk op te bouwen. Hij kreeg de opdracht om scholen voor priesterschapsdragers te organiseren. De Heer stelde als vereiste dat er liefde moest heersen tussen wie onderwezen en wie onderwezen werden. Dit zijn de woorden van de Heer aangaande het creëren van een plek voor priesterschapsonderwijs, met name hoe het moet zijn voor hen die daar onderricht ontvangen:
‘Organiseert u (…) vestigt een huis (…) van leren (…) een huis van orde (…).
‘Wijst onder u een leraar aan, en laten niet allen tegelijkertijd spreken; maar laat één tegelijk spreken en laten allen luisteren naar wat hij zegt, opdat wanneer allen gesproken hebben, allen door allen opgebouwd zullen zijn, en opdat eenieder een gelijke gelegenheid zal hebben.’2
De Heer beschrijft hoe, zoals we al hebben gezien, een priesterschapsraad of -klas de macht verkrijgt om openbaring door de Geest te ontvangen. Openbaring is de enige manier waarop we te weten kunnen komen dat Jezus de Christus is. Dat grote geloof in Christus is de eerste tree op de ladder die we beklimmen als we evangeliebeginselen leren kennen.
In afdeling 88:123–124 van de Leer en Verbonden benadrukt de Heer dat we liefde voor elkaar moeten hebben en geen fouten bij elkaar moeten zoeken. Eenieder werd toegelaten tot de priesterschapsschool die door de profeet van de Heer was opgericht door met opgeheven handen een verbond te sluiten om ‘een vriend en een broeder te zijn (…) in de banden der liefde’.3
Dat gebruik hebben we tegenwoordig niet meer, maar overal waar ik opmerkelijke lessen bij de priesterschap heb meegemaakt, was die liefdesband aanwezig. Ik heb gemerkt dat die liefde zowel aan de oorsprong kan liggen als het gevolg kan zijn van het ontdekken van evangeliewaarheden. Liefde nodigt de Heilige Geest uit om de waarheid te bevestigen. En de vreugde van het ontdekken van goddelijke waarheid veroorzaakt liefde in het hart van de mensen die samen zo’n leerervaring meemaken.
Het tegenovergestelde is evenzeer waar. Twist of jaloezie belemmert de Heilige Geest om ons te onderwijzen, waardoor we niet in staat zijn om licht en waarheid te ontvangen. En het gevoel van teleurstelling dat steevast het gevolg is, wordt voor hen die een leerervaring verwachtten die niet kwam, de voedingsbodem voor zaadjes van nog meer twist en fouten zoeken.
De priesterschapsdragers die goed samen kunnen leren, lijken altijd goede vredestichters in hun midden te hebben. Je ziet vredestichters in priesterschapsraden en -klassen. Het is de gave om mensen die de onderlinge verschillen zien te helpen ontdekken wat ze met elkaar gemeen hebben. Een vredestichter bezit de gave om mensen in de woorden van een ander een bijdrage te helpen zien in plaats van een correctie.
Met genoeg reine liefde van Christus en een verlangen om een vredestichter te zijn, is eenheid in priesterschapsraden en -klassen mogelijk. Het vergt geduld en nederigheid, maar ik heb gezien dat het mogelijk is, zelfs als het om een lastige kwestie gaat en de mensen in die raden en klassen een zeer verscheiden achtergrond hebben.
Het is mogelijk om de verheven standaard van de Heer voor priesterschapsdragers te bereiken bij het nemen van quorumbesluiten. Dat is mogelijk als er groot geloof en veel liefde aanwezig zijn en twist afwezig is. Dit is de vereiste die Heer stelt om onze besluiten te kunnen bekrachtigen: ‘En ieder besluit dat door één van deze quorums wordt genomen, moet door de eenparige stemming daarvan tot stand komen; dat wil zeggen: elk lid van ieder quorum moet met de genomen besluiten instemmen, om hun besluiten onderling van gelijke kracht of geldigheid te laten zijn.’4
Het derde leermiddel in de priesterschap heeft te maken met de gemeenschappelijke visie waarom de Heer ons zegent met zijn priesterschap en ons dat toevertrouwt, en met name de overtuiging dat we werken voor het heil van de mens. Deze gemeenschappelijke overtuiging brengt eenheid in een quorum. We kunnen dit een beetje gaan begrijpen uit het schriftuurlijk verslag waarin staat hoe we als geestzonen vóór onze geboorte zijn voorbereid op de zeldzame eer om het priesterschap te dragen.
Over aan wie dit grote priesterschap in dit leven is toevertrouwd, zegt de Heer: ‘Ja, voor hun geboorte ontvingen zij, met vele anderen, hun eerste lessen in de wereld der geesten en werden erop voorbereid om in de bestemde tijd des Heren op aarde te komen, om in zijn wijngaard te werken voor het heil van de zielen der mensen.’5
Door het priesterschap delen we in de heilige plicht om voor de zielen der mensen te werken. We moeten niet alleen gaan inzien dat dit onze plicht is. Het moet zich zo diep in ons hart wortelen dat noch de vele eisen die in de bloei van ons leven aan ons gesteld worden, noch de beproevingen die met het ouder worden komen, ons van dat doel kunnen afhouden.
Niet lang geleden heb ik een hogepriester thuis bezocht. Hij kan niet meer naar onze quorumvergaderingen komen. Hij woont alleen. Zijn vrouw is overleden en zijn kinderen wonen ver van hem vandaan. Leeftijd en ziekte beperken zijn vermogen om te dienen. Hij doet nog aan gewichtheffen om het beetje kracht wat hij nog heeft op peil te houden.
Toen ik bij hem binnenkwam, stond hij op en hield zich aan zijn looprek vast om me te begroeten. Hij bood mij een stoel naast die van hem aan. We praatten samen over onze fijne band in de priesterschap.
Toen zei hij met aandrang tegen me: ‘Waarom leef ik nog? Waarom ben ik hier nog? Ik kan niets meer doen.’
Ik zei tegen hem dat hij iets voor mij betekende. Hij bouwde me op met zijn geloof en zijn liefde. Zelfs door dat korte bezoekje bij hem wilde ik een beter mens zijn. Zijn voorbeeld van vastberadenheid om iets zinvols te doen had mij geïnspireerd om nog harder mijn best te doen om anderen en de Heer te dienen.
Maar door de droeve toon van zijn stem en de blik in zijn ogen merkte ik dat ik zijn vragen niet had beantwoord. Hij vroeg zich nog steeds af waarom God hem in leven liet met zulk beperkt vermogen om te dienen.
Hij bedankte me op zijn gebruikelijke overvloedige manier voor mijn bezoek. Terwijl ik opstond om weg te gaan, kwam de verpleegster die elke dag een paar uur bij hem komt helpen, binnen via een andere kamer. Hij had me in ons persoonlijk gesprek een beetje over haar verteld. Hij zei dat ze geweldig was. Ze woonde het grootste deel van haar leven al onder de heiligen der laatste dagen, maar was nog steeds geen lid.
Ze stond op om me uit te laten. Hij gebaarde naar haar en zei met een glimlach: ‘Zie je wel, ik kan ook niets goeds doen. Ik heb geprobeerd haar tot de doop te brengen maar het is me niet gelukt.’ Ze glimlachte naar hem en mij. Ik ging naar buiten en keerde naar huis terug.
Ik besefte toen dat de antwoorden op zijn vragen al lang geleden in zijn hart geplant waren. Die getrouwe hogepriester trachtte zijn plicht te vervullen, die hem gedurende al die decennia als priesterschapsdrager was bijgebracht.
Hij wist dat die jonge vrouw de zegeningen van het heil door het evangelie van Jezus Christus alleen kon krijgen door een doopverbond te sluiten. Hij was door iedere president van ieder quorum van diakenen tot de hogepriesters onderwezen in de verbonden.
Hij herinnerde zich zijn eigen eed en verbond van het priesterschap en was zich ervan bewust. Hij leefde er nog steeds naar.
Hij was een getuige en zendeling voor de Heiland, hoe het leven ook mocht lopen. Het was in zijn hart geworteld. Het verlangen van zijn hart was dat haar hart veranderd zou worden door de verzoening van Jezus Christus en door het naleven van heilige verbonden.
Zijn verblijf in de priesterschapsschool tijdens dit leven is van relatief korte duur vergeleken bij de eeuwigheid. Maar zelfs in deze korte tijdsspanne heeft hij het eeuwige lesboek van voor tot achter bestudeerd. Hij zal altijd uit priesterschapslessen van eeuwige waarde kunnen putten, waar de Heer hem ook roept.
Niet alleen moet u verlangend zijn om u uw priesterschapslessen in dit leven te leren, u moet ook optimistisch zijn over uw mogelijkheden. Sommigen van ons beperken in gedachte onze mogelijkheden om datgene te leren wat de Heer ons in zijn dienst aanbiedt.
Er was een jongeman die in de jaren veertig van de negentiende eeuw zijn dorpje in Wales verliet, de apostelen van God hoorde en lid werd van het koninkrijk van God op de aarde. Hij zeilde met de heiligen naar Amerika en reed met een huifkar over de vlakten naar het westen. Hij maakte deel uit van de groep die na Brigham Young in de vallei arriveerde. Zijn priesterschapsdienst bestond onder andere uit het ontginnen en bouwrijp maken van de grond voor een boerderij.
Hij verkocht de boerderij voor een habbekrats om voor de Heer op een zending te gaan en in een verlaten gebied dat we nu kennen als Nevada schapen te gaan hoeden. Daarna vervulde hij over de oceaan nog een zending in hetzelfde dorpje dat hij in zijn armoede verlaten had om de Heer te volgen.
Al die ervaringen hadden hem geholpen om met zijn priesterschapsbroeders te leren. Omdat hij een stoutmoedige zendeling was, ging hij in Wales af op de zomervilla van een man die al voor de vierde keer premier van Engeland was om hem het evangelie van Jezus Christus aan te bieden.
Deze grote man liet hem binnen in zijn villa. Hij was afgestudeerd aan het Eton College en de universiteit van Oxford. De zendeling sprak met hem over de oorsprong van de mens, de centrale rol van Jezus Christus in de geschiedenis van de wereld en zelfs over het lot van de naties.
Aan het eind van dat gesprek bedankte de gastheer voor het aanbod om zich te laten dopen. Maar bij hun afscheid vroeg die leider van een van de grote wereldrijken aan de nederige zendeling: ‘Waar bent u opgeleid?’ Zijn antwoord was: ‘In de priesterschap van God.’
Misschien heeft u ooit wel eens gedacht dat uw leven veel beter was geweest als u maar aan een bepaalde school had kunnen studeren. Ik bid dat u zult zien hoe groot Gods liefde voor u is en welk een geweldige kans Hij u heeft geboden door u in zijn priesterschapsschool toe te laten.
Als u ijverig en gehoorzaam bent in het priesterschap, zullen schatten van geestelijke kennis op u uitgestort worden. U zult toenemen in de kracht om het kwade te weerstaan en de waarheid die tot het heil leidt te verkondigen. U zult u verheugen over het geluk van degenen die u de richting van het heil hebt getoond. Uw gezin zal een leerschool zijn.
Ik getuig dat de sleutels van het priesterschap zijn hersteld. President Thomas S. Monson heeft en gebruikt die sleutels. God leeft en kent u door en door. Jezus Christus leeft. U bent uitgekozen voor de eer om het heilige priesterschap te mogen dragen. In de naam van Jezus Christus. Amen.