De verzoening dekt alle pijnen
Het is onze grote persoonlijke uitdaging in dit sterfelijk leven om ‘(…) een heilige [te worden] (…) door de verzoening van Christus.’
Toen ik chirurg was, werd een groot deel van mijn werktijd in beslag genomen door het onderwerp pijn. Door te opereren veroorzaakte ik noodgedwongen bijna dagelijks pijn — en daarna was ik vooral bezig met het bedwingen en verlichten van de pijn.
Ik heb nagedacht over het doel van pijn. Niemand van ons is immuun voor pijn. Ik heb mensen er heel verschillend mee om zien gaan. Sommigen keren zich in boosheid van God af, en anderen komen door hun lijden dichter tot God.
Net als u heb ik zelf ook pijn gevoeld. Pijn is een graadmeter voor het genezingsproces. Zij leert ons vaak geduld.
Ouderling Orson F. Whitney heeft geschreven: ‘Geen enkele pijn die we lijden, geen enkele beproeving die we meemaken is voor niets. Zij dragen bij tot onze vorming, en tot de ontplooiing van van kwaliteiten zoals geduld, geloof, kracht en nederigheid (…). Door verdriet en lijden, zwoegen en beproeving krijgen wij de vorming waarvoor we hier gekomen zijn.’1
Evenzo heeft ouderling Robert D. Hales gezegd:
‘Pijn brengt je tot een mate van nederigheid die je in staat stelt om te overpeinzen. Ik ben dankbaar dat ik die ervaring heb mogen doorstaan. (…)
‘Ik kwam erachter dat de fysieke pijn en de genezing van een lichaam na een grote operatie opmerkelijk overeenkomen met de geestelijke pijn en de genezing van de ziel in het bekeringsproces.’2
Veel van ons lijden is niet noodzakelijkerwijs onze schuld. Onverwachte gebeurtenissen, tegenstrijdige of teleurstellende omstandigheden, hinderende ziekten en zelfs de dood omgeven ons en beïnvloeden onze aardse ervaring. Daarenboven lijden we soms vanwege de daden van anderen.3 Lehi merkte op dat Jakob ‘veel smart [had] doorstaan wegens de ruwheid van [zijn] broeders’.4 Tegenstelling maakt deel uit van het plan van geluk van onze hemelse Vader. We maken het allemaal genoeg mee om tot een besef te komen van de liefde van onze Vader en van onze behoefte aan de steun en hulp van de Heiland.
De Heiland is geen stille toeschouwer. Hij kent zelf maar al te goed de pijn waar wij mee te maken hebben.
‘Hij doorstaat de pijnen van alle mensen, ja, de pijnen van ieder levend schepsel, van zowel mannen als vrouwen als kinderen.’5
‘Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.’6
Soms als we in intense pijn verkeren, zijn we geneigd te vragen: ‘Is er geen balsem in Gilead, of is daar geen heelmeester?’7 Ik getuig dat het antwoord ‘jawel’ is. Er is een heelmeester. De verzoening van Jezus Christus dekt al deze omstandigheden en effecten van de sterfelijkheid.
Er is een ander soort pijn waarvoor wij wel verantwoordelijk zijn. Geestelijke pijn zit in de diepte van onze ziel en kan ongeneeslijk lijken, zodat we ‘gepijnigd’ worden met ‘onuitsprekelijk afgrijzen’ zoals Alma het beschreef.8 Dit is het gevolg van onze zondige daden en gebrek aan bekering. Ook voor deze pijn is er een universeel en absoluut geneesmiddel. Het komt van de Vader door de Zoon en het is er voor een ieder van ons die bereid is om het nodige te doen om zich te bekeren. Christus heeft gezegd: ‘Wilt gij nu niet tot Mij terugkeren, (…) en tot inkeer komen, opdat Ik u kan genezen?’9
Christus heeft gezegd:
‘En mijn Vader heeft Mij gezonden opdat Ik aan het kruis zou worden verhoogd, en opdat Ik, na aan het kruis te zijn verhoogd, alle mensen tot Mij zou kunnen trekken. (…)
‘Daarom zal Ik, volgens de macht van de Vader alle mensen tot Mij trekken.’10
Misschien is zijn belangrijkste werk wel de voortdurende inspanning om ons, individueel, te verheffen, te zegenen, te versterken, te steunen, te leiden en te vergeven.
Nephi zag in zijn visioen, dat een groot deel van Christus’ sterfelijke bediening was gewijd aan het zegenen en genezen van de zieken met allerlei soorten ziekten — lichamelijk, emotioneel en geestelijk. ‘En ik zag menigten mensen die ziek waren en die werden gekweld door allerlei kwalen (…) en de engel (…) toonde mij al die dingen. En zij werden genezen door de macht van het Lam Gods.’11
Alma heeft ook geprofeteerd: ‘Hij zal uitgaan en pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en (…) Hij [zal] de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich (…) nemen. (…)
‘Opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld (…) opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen naargelang hun zwakheden.’12
Deze verzen lag ik op zekere avond laat in een ziekenhuisbed te lezen, dit keer als patiënt en niet als arts. Ik vroeg mij af: ‘Hoe gaat dat in zijn werk? Voor wie? Wat moet je doen om in aanmerking te komen? Is het als vergeving van zonden? Moeten we zijn liefde en hulp verdienen? Terwijl ik daarover nadacht, kwam ik tot het inzicht dat Christus er tijdens zijn aardse leven voor koos om pijn en ziekte te ervaren zodat Hij ons kan begrijpen. Misschien krijgen wij in ons sterfelijk leven ook met dieptepunten te maken om Hem en onze eeuwige bestemming te begrijpen.13
President Henry B. Eyring heeft verklaard: ‘Dat zal ons troosten als we in verdriet moeten wachten op de belofte van de Heiland dat Hij, uit ervaring, weet hoe Hij ons moet genezen en helpen. (…) En geloof in die macht schenkt ons het nodige geduld terwijl we bidden, werken en op hulp wachten. Hij had alleen door openbaring kunnen leren hoe Hij ons te hulp kan komen, maar Hij koos ervoor om dat uit persoonlijke ervaring te leren.’14
Ik voelde mij die nacht in de armen van zijn liefde omsloten.15 Er vielen tranen van dankbaarheid op mijn kussen. Later, bij het lezen van Matteüs over Christus’ aardse bediening, deed ik nog een ontdekking: ‘[Ze brachten velen] bij Hem; […] en Hij genas allen die er slecht aan toe waren.’16 Hij genas allen die tot Hem kwamen. Niemand werd weggestuurd.
Ouderling Dallin H. Oaks heeft gezegd: ‘We kunnen de zegeningen van genezing op vele wijzen krijgen en elk is afgestemd op onze individuele behoeften, zoals Hij weet die ons het meeste liefheeft. Soms heelt een “genezing” onze ziekte of verlicht zij onze last. Maar soms worden wij “genezen” door bepaalde kracht te ontvangen, of begrip, of geduld om onze lasten te dragen.’17 Ieder die komt kan in de armen van Jezus gesloten worden.18 Iedere ziel kan door zijn macht genezen worden. Alle pijn kan verzacht worden. We kunnen rust voor onze ziel vinden.19 Onze aardse omstandigheden veranderen misschien niet onmiddellijk, maar onze pijn, onze zorg, ons lijden en onze angst kunnen worden verzwolgen in zijn vrede en balsem.
Ik heb gemerkt dat kinderen pijn en lijden vaak meer als vanzelfsprekend aanvaarden. Ze ondergaan stilletjes, nederig en zachtmoedig. Ik heb een fijne, lieve geest ervaren in de nabijheid van die kleintjes.
De dertienjarige Sherrie onderging een operatie van veertien uur vanwege een tumor in haar ruggenmerg. Toen ze op de intensive care bijkwam, zei ze: ‘Papa, tante Cheryl is hier, en … opa Norman en oma Brown zijn hier. En papa, wie staat daar naast u? (…) Hij lijkt op u, alleen langer. (…) Hij zegt dat hij uw broer Jimmy is.’ Haar oom Jimmy was op dertienjarige leeftijd aan taaislijmziekte overleden.
‘Een uur lang beschreef Sherrie haar bezoekers, allemaal overleden familieleden. Daarna viel ze uitgeput in slaap.’
Later zei ze tegen haar vader: ‘Papa, alle kinderen op de intensive care hebben helpende engelen bij zich.’20
De Heiland heeft tot ons allen gezegd:
‘Zie, gij zijt kinderkens en gij kunt nu niet alle dingen verdragen; gij moet toenemen in genade en in kennis van de waarheid.
‘Vreest niet, kinderkens, want u bent de mijnen (…).
‘Welnu, Ik ben in uw midden, en Ik ben de goede herder.’21
Het is onze grote persoonlijke uitdaging in dit sterfelijk leven om ‘(…) een heilige [te worden] (…) door de verzoening van Christus (…)’.22 Dit proces wordt misschien wel vooral gemeten wanneer u en ik pijn ervaren. In de uiterste nood mogen we in ons hart als kinderen worden, nederig worden, en geduldig ‘bidden en werken en wachten’23 op de genezing van onze ziel en ons lichaam. Evenals Job zullen we ‘als goud te voorschijn’24 komen uit onze beproevingen.
Ik getuig dat Hij onze Verlosser, onze Vriend, onze Middelaar, de Grote Geneesheer, de Grote Genezer is. In Hem kunnen we vrede en troost vinden wanneer we lijden onder pijn en zonde, als we maar met een nederig hart tot Hem komen. Zijn ‘genade [is] genoeg.’25 In de naam van Jezus Christus. Amen.