De rijkste zegeningen van de Heer
Als we getrouw onze tiende betalen, zal de Heer de vensters van de hemel openen en zijn rijkste zegeningen over ons uitgieten.
Ik ben dankbaar voor rechtschapen voorouders die hun kinderen thuis in het evangelie onderwezen lang voordat de gezinsavond officieel werd ingevoerd. Mijn grootouders van moederszijde waren Ida Jesperson en John A. Whetten. Zij woonden in Colonia Juárez, een klein plaatsje in Chihuahua (Mexico). De kinderen in het gezin Whetten leerden van het onderricht en het voorbeeld van hun ouders.
De vroege jaren twintig van de vorige eeuw waren moeilijke tijden in Mexico. De gewelddadige revolutie was net voorbij. Er was maar weinig contant geld in omloop, en meestal ging het dan om zilveren munten. De mensen deden voornamelijk aan ruilhandel of boden hun diensten aan in ruil voor goederen.
Op een dag tegen het einde van de zomer kwam opa John thuis na een ruil waarvoor hij onder meer honderd peso aan zilveren munten had gekregen. Hij gaf het geld aan Ida en zei erbij dat het voor het komende schooljaar van de kinderen was bestemd.
Ida was blij met het geld, maar herinnerde John eraan dat ze de hele zomer nog geen tiende hadden betaald. Ze hadden weliswaar geen inkomsten in contanten gehad, maar Ida legde uit dat de dieren vlees, eieren en melk hadden geproduceerd. Hun tuin had volop groente en fruit voortgebracht, en ze hadden wat goederen door ruil verkregen zonder dat daar geld aan te pas was gekomen. Ida stelde voor dat ze het geld als tiende aan de bisschop zouden geven.
John was een tikkeltje teleurgesteld, omdat het geld enorm zou hebben bijgedragen aan de opleiding van de kinderen. Toch stemde hij er grif mee in hun tiende te betalen. Hij nam de zware zak mee naar het tiendekantoor en betaalde zijn tiende aan de bisschop.
Vlak daarna hoorde hij dat een rijke zakenman uit de Verenigde Staten, ene meneer Hord, de volgende week met enkele mannen een paar dagen zou komen jagen en vissen in de bergen.
Opa John stond het groepje mannen op te wachten bij het treinstation in de buurt van Colonia Juarez. Hij had de rijpaarden en benodigde lastdieren klaarstaan om de bagage en kampeeruitrusting naar de bergen te brengen. Hij trad die verdere week op als gids van de mannen en zorgde voor de kampplaats en de dieren.
Aan het einde van de week togen de mannen weer naar het treinstation om de trein terug naar de Verenigde Staten te nemen. John kreeg die dag voor zijn werk betaald en kreeg een zak met zilveren pesomunten ter vergoeding van de overige kosten. Nadat hij zijn mensen had uitbetaald, gaf John het resterende geld aan een verbaasde Mr. Hord terug, die niet had verwacht dat er nog geld zou overblijven. Hij vroeg of John niets over het hoofd had gezien, en John antwoordde dat alle kosten voor de tocht waren gedekt en dat dit het resterende bedrag was.
De trein floot. De heer Hord keerde zich om en wilde gaan, maar keerde zich nogmaals om en wierp John de zware zak munten toe. ‘Hier, neem dit mee naar huis voor de jongens’, zei hij. John ving de zak en keerde naar Colonia Juárez terug.
Na het avondeten zat het gezin bij elkaar om de verhalen over de tocht te horen, toen John de zak weer in gedachten schoot. Hij haalde de zak op en zette hem op tafel. John zei dat hij niet wist hoeveel er in de zak zat, dus leegden ze de zak voor hun plezier op de tafel. Het was een behoorlijke stapel, en na de telling bleek het om exact honderd peso in zilvermunten te gaan. Uiteraard vond iedereen het een grote zegen dat de heer Hord besloten had dat uitstapje te maken. John en zijn jongens hadden goed verdiend, maar de honderd peso die over was, deed hen denken aan hetzelfde bedrag aan tiende dat ze de week ervoor hadden afgedragen. Voor sommigen is dat wellicht een merkwaardig toeval, maar voor de familie Whetten was het een duidelijke les van de Heer dat Hij zijn beloften nakomt aan wie getrouw hun tiende betalen.
Als kind genoot ik van dat prachtige verhaal, over een kampeertocht te paard in de bergen om te jagen en te vissen. Ik genoot er ook van omdat eruit blijkt dat we zegeningen ontvangen als we de geboden gehoorzamen. We kunnen uit dit verhaal allemaal een paar dingen leren over tiende.
Ten eerste: de betaling van tiende was in dit geval niet gerelateerd aan de inkomsten in contanten. De familie Whetten besloot hun eerste inkomsten in geld als tiende te gebruiken, omdat ze goed hadden kunnen bestaan van wat hun dieren en tuin aan voedsel hadden voortgebracht. Ze stonden in hun ogen duidelijk bij de Heer in het krijt vanwege hun zegeningen.
Dat doet ons denken aan de strekking van de woorden van de Heer als Hij vraagt: ‘Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij.’ De mensen vragen dan: ‘Waarin beroven wij U?’ En de Heer zegt beslist: ‘In de tienden en de heffing’ (Maleachi 3:8). Ja, broeders en zusters, net zoals John en Ida Whetten dat die zomer lang geleden inzagen, staan wij allemaal bij de Heer in het krijt. Laten wij er niet van beschuldigd worden dat we God beroven. Laten we eerlijk zijn en onze schuld aan de Heer betalen. Hij vraagt niet meer dan 10 procent. Onkreukbaarheid in het betalen van onze schuld aan de Heer zal ons helpen om eerlijk te zijn met onze medemens.
Wat mij ook opvalt in het verhaal, is dat mijn grootouders tiende betaalden ondanks hun minder rooskleurige gezinsfinanciën. Zij kenden het gebod van de Heer, zij pasten de Schriften op zichzelf toe (zie 1 Nephi 19:23–24) en zij gehoorzaamden de wet. Dat verwacht de Heer van zijn hele volk. Hij verwacht dat wij onze tiende betalen, niet van onze overvloed, niet van de ‘restjes’ van de gezinsbegroting, maar, volgens het oude gebod, van de ‘eerstelingen’ van onze inkomsten, of die nu veel of weinig zijn. De Heer heeft geboden: ‘Gij zult niet talmen, van uw (…) oogst te geven’ (Exodus 22:29). In mijn eigen ervaring is en blijft er maar één zekere manier om trouw mijn tiende te betalen, namelijk zodra ik enige inkomsten ontvang.
Van mijn opa en oma Whetten leren we dat tiende betalen eigenlijk geen kwestie van geld is, maar een kwestie van geloof — geloof in de Heer. Hij belooft ons zegeningen als we zijn geboden gehoorzamen. John en Ida Whetten toonden duidelijk groot geloof door hun tiende te betalen. Laten wij ons geloof in de Heer tonen door het betalen van onze tiende. Betaal die eerst, betaal die eerlijk. Laten we onze kinderen leren tiende te betalen van hun zakgeld of andere inkomsten, en ze meenemen naar de tiendevereffening. Zo leren ze van ons voorbeeld en onze liefde van de Heer.
Het verhaal van mijn grootouders kan ook verkeerd opgevat worden. We zouden de conclusie kunnen trekken dat de Heer ons altijd met geld zegent als we onze tiende met geld betalen. Dat dacht ik als kind ook. Later ben ik gaan begrijpen dat het niet altijd zo werkt. De Heer belooft zegeningen aan wie hun tiende betalen. Hij belooft dat Hij ‘de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed (…) uitgieten’ (Maleachi 3:10). Ik getuig dat Hij zijn beloften nakomt. Als wij getrouw onze tiende betalen, wordt in onze levensbehoeften voorzien. Hij belooft ons echter geen rijkdom. Geld en een hoog banksaldo zijn niet zijn rijkste zegeningen. Hij zegent ons met wijsheid om onze beperkte materiële zegeningen goed te beheren, wijsheid waardoor we beter kunnen rondkomen van 90 procent van ons inkomen dan van 100 procent. Aldus hebben getrouwe tiendebetalers meer begrip van wat een spaarzame leefstijl inhoudt en zijn ze geneigd zelfredzamer te zijn.
Ik heb geleerd dat de rijkste zegeningen van de Heer geestelijk zijn en vaak te maken hebben met familie, vrienden en het evangelie. Hij lijkt ons vaak te zegenen met een bijzondere gevoeligheid voor de invloed en leiding van de Heilige Geest, vooral in ons huwelijk en gezinsaangelegenheden, zoals de opvoeding van kinderen. Die geestelijke ontvankelijkheid kan bijdragen aan de zegeningen van harmonie en vrede bij ons thuis. President James E. Faust heeft gezegd dat tiende betalen een goede verzekering tegen een echtscheiding is (‘Uw huwelijk verdiepen’, Liahona, april 2007, p. 5).
Tiende betalen helpt ons een onderworpen en nederig hart te ontwikkelen, en een dankbaar hart dat geneigd is ‘in alle dingen zijn hand [te] belijden’ (LV 59:21). Tiende betalen vormt in ons een edelmoedig en vergevensgezind hart, en een liefdevol hart gevuld met de reine liefde van Christus. We willen anderen graag helpen en tot zegen zijn met een gehoorzaam hart dat zich aan de wil van de Heer onderwerpt. Trouwe tiendebetalers merken dat hun geloof in de Heer Jezus Christus toeneemt en ontwikkelen een sterk en blijvend getuigenis van zijn evangelie en van zijn kerk. Niet een van die zegeningen heeft met geld of goederen te maken. Toch vallen ze onder de rijkste zegeningen van de Heer.
Ik getuig dat als we getrouw onze tiende betalen, de Heer de vensters van de hemel zal openen en zijn rijkste zegeningen over ons zal uitgieten. In de naam van Jezus Christus. Amen.