Vreugde vinden in liefdevol dienstbetoon
Ik hoop dat we onze liefde en waardering voor het zoenoffer van de Heiland zullen tonen door eenvoudige, liefdevolle daden.
Broeders en zusters, ik hoop dat u, als u Salt Lake City bezoekt, de tijd zult nemen om te genieten van de kleuren en geuren van de prachtige lentebloemen op Temple Square.
Het voorjaar brengt hernieuwd licht en leven — en door de cyclus van de jaargetijden worden we herinnerd aan het leven, het offer en de opstanding van onze Verlosser, Jezus Christus. Want ‘alle dingen getuigen van [Hem]’ (Mozes 6:63).
Tegen deze prachtige achtergrond van het voorjaar, met zijn symbolen van hoop, ligt een wereld vol onzekerheid, moeilijkheden en verwarring. We kunnen uitgeput raken door de vereisten van het dagelijks leven — opleiding, werk, kinderen opvoeden, kerkbestuur en roepingen, wereldlijke activiteiten en zelfs de pijn en het verdriet van onverwachte ziekte en ellende. Hoe kunnen we onszelf bevrijden uit dat verwarrende web van moeilijkheden en onzekerheden, en gemoedsrust en geluk vinden?
Vaak lijken we op de jonge koopman uit Boston die, zo gaat het verhaal, in 1849 besmet was geraakt met de goudkoorts in Californië. Hij verkocht al zijn bezittingen en ging op zoek naar het fortuin in de rivieren van Californië. Hij had gehoord dat ze vol goudklompen zaten die zo groot waren dat je ze nauwelijks kon dragen.
Dag in dag uit dompelde de man zijn pan tevergeefs in de rivier. Zijn enige resultaat was een grote stapel stenen. Ontmoedigd en platzak stond hij op het punt om de moed op te geven, tot op een dag een ervaren goudzoeker tegen hem zei: ‘Dat is een flinke stapel stenen die je daar hebt, jongen.’
De jongeman antwoordde: ‘Er is hier geen goud. Ik ga terug naar huis.’
De oude goudzoeker liep naar de stapel stenen toe en zei: ‘O, er is hier wel degelijk goud. Je moet alleen weten waar je het kunt vinden.’ Hij pakte twee stenen op en sloeg ze tegen elkaar. Een van de stenen brak open en je kon verscheidene gouddeeltjes in het zonlicht zien schitteren.
De jongeman zag de uitpuilende leren buidel die de goudzoeker om zijn middel had, en zei: ‘Ik ben op zoek naar goudklompen zoals u in uw buidel hebt, niet naar kleine deeltjes.’
De oude goudzoeker liet de jongeman, die verscheidene goudklompjes dacht te zullen zien, in zijn buidel kijken. Hij was stomverbaasd toen hij zag dat de buidel vol zat met duizenden gouddeeltjes.
De oude goudzoeker zei: ‘Jongeman, het lijkt wel of je zo druk bent met het zoeken naar grote goudklompen dat je vergeet je buidel te vullen met deze kostbare gouddeeltjes. Deze deeltjes geduldig verzamelen, heeft me veel rijkdom gebracht.’
Dat verhaal illustreert de geestelijke waarheid die Alma zijn zoon Helaman bijbracht:
‘Ik zeg u dat door kleine en eenvoudige dingen grote dingen worden teweeggebracht (…)
‘(…) en door zeer kleine middelen (…) brengt [de Heer] het behoud van vele zielen tot stand’ (Alma 37:6–7).
Broeders en zusters, het evangelie van Jezus Christus is eenvoudig, hoe gecompliceerd we het ook proberen te maken. We moeten proberen ons leven ook eenvoudig te houden, vrij van onbeduidende invloeden, en gericht op de dingen die het belangrijkst zijn.
Wat zijn de waardevolle, eenvoudige dingen van het evangelie die ons leven duidelijkheid en richting geven? Wat zijn de gouddeeltjes van het evangelie die we in de loop van ons leven kunnen verzamelen, zodat we de uiteindelijke schat — de gave van het eeuwige leven — kunnen ontvangen?
Volgens mij is er een eenvoudig maar diepzinnig — zelfs verheven — beginsel dat het hele evangelie van Jezus Christus omvat. Als wij dat beginsel oprecht aanvaarden en er een prioriteit van maken, zal het ons zuiveren en heiligen zodat we in de tegenwoordigheid van God kunnen terugkeren.
De Heiland had het over dat beginsel toen Hij deze vraag van een Farizeeër beantwoordde: ‘Meester, wat is het grote gebod in de wet?’
‘[Jezus] zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.
‘Dit is het grote en eerste gebod.
‘Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Matteüs 22:36–40).
Alleen als we God en Christus met heel ons hart, ziel en verstand liefhebben, zijn we in staat om anderen door liefdevol dienstbetoon in die liefde te laten delen — de manier waarop de Heiland ons allen zou liefhebben en dienen als Hij bij ons op aarde zou zijn.
Als wij door deze naastenliefde, de reine liefde van Christus, zijn omgeven, denken, voelen en handelen we meer zoals onze hemelse Vader en Jezus zouden denken, voelen en handelen. Dan lijken onze motivatie en ons oprechte verlangen op die van de Heiland. De avond voordat Hij gekruisigd werd, verkondigde Hij dat verlangen aan zijn apostelen:
‘Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb (…).
‘Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander’ (Johannes 13:34–35).
De liefde die de Heiland beschreef, is een actieve liefde. Die liefde komt niet tot uitdrukking in grote en heldhaftige daden, maar in eenvoudig dienstbetoon.
Er zijn talrijke manieren en omstandigheden om anderen te dienen en lief te hebben. Ik wil er graag enkele noemen.
Ten eerste: naastenliefde begint thuis. Het allerbelangrijkste beginsel dat in ieder gezin de boventoon moet voeren is de gulden regel — deze aanmoediging van de Heer: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus’ (Matteüs 7:12). Vraag u even af hoe u zich zou voelen als u het slachtoffer van achteloze woorden of daden was. Laten we onze gezinsleden door ons voorbeeld liefde voor elkaar bijbrengen.
Ook in de kerk krijgen we veel kansen om anderen te dienen. Onze wijken en gemeenten moeten een plek zijn waar onze woorden en daden altijd door de gulden regel geleid worden. Als we vriendelijk voor elkaar zijn, opbouwende en bemoedigende woorden spreken, en ontvankelijk zijn voor elkaars behoeften, kunnen we bijdragen aan de liefdevolle eenheid onder de leden. Als er liefde heerst, is er geen plek voor roddels of onvriendelijke woorden.
Zowel jonge als volwassen leden van de wijk kunnen samen iets voor anderen betekenen. Twee weken geleden heeft ouderling Marcus B. Nash van de Zeventig, president van het gebied Zuid-Amerika-Noordwest, gezegd dat ze ‘de sterken van geest toewijzen aan de zwakken’, en dat ze op die manier honderden minderactieve volwassenen en jongeren redden. Door liefde en dienstbetoon komen ze ‘een voor een’ terug. Door deze liefdevolle hulp wordt er een sterke, duurzame band geschapen tussen alle betrokkenen — de hulpverleners en de mensen die hulp ontvangen. Zoveel kostbare herinneringen komen uit dienstbetoon voort.
Als ik terugdenk aan de 42 jaar dat ik als kerkleider werkzaam ben, zijn enkele van de beste herinneringen de momenten dat ik iemand samen met andere leden van de wijk hulp bood.
Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik als bisschop samen met verscheidene actieve wijkleden op de welzijnsboerderij van de ring de kuil met veevoer heb leeggemaakt. Dat was geen pretje! Een minderactieve broeder die al jaren niet in de kerk was geweest, was uitgenodigd om ons te helpen. Door de liefde en vriendschap die hij tijdens ons werk en onze gesprekken in die stinkende voerkuil voelde, kwam hij terug naar de kerk en is hij later in de tempel aan zijn vrouw en kinderen verzegeld. Onze vriendschap en ons dienstbetoon zijn een zegen voor zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen geworden. Velen van hen zijn op zending geweest, in de tempel getrouwd, en hebben nu zelf een eeuwig gezin — een groot werk dat door een eenvoudige daad tot stand is gebracht: een gouddeeltje.
Een derde gebied waarop we kunnen dienen, is onze samenleving. Als zuivere uitdrukking van onze liefde en zorg kunnen we de helpende hand uitsteken naar hen die hulp nodig hebben. Velen van u hebben een shirt met de woorden ‘helpende handen’ aangetrokken en hebben onvermoeibaar gewerkt om leed te verlichten en de samenleving te verbeteren. Jonge alleenstaanden in de ring Sendai (Japan) hebben onlangs geweldig werk verricht om na de verwoestende aardbeving en tsunami naar leden te zoeken. Er zijn talrijke manieren om te dienen.
Door onze oprechte vriendelijkheid en dienstverlening kunnen we vriendschap sluiten met de mensen die we dienen. Uit dergelijke vriendschappen komt beter inzicht voort in onze toewijding aan het evangelie en een verlangen om meer over de kerk te weten.
Mijn goede vriend, wijlen ouderling Joseph Wirthlin, heeft het volgende over de kracht van dat beginsel gezegd: ‘Menslievendheid is de essentiële karaktereigenschap (…) [en] is de sleutel die deuren opent en vriendschappen creëert. Zij verzacht het hart en vormt relaties die een heel leven standhouden.’ (‘De heilzame werking van menslievendheid’, Liahona, mei 2005, p. 26.)
Een andere manier waarop we de kinderen van onze hemelse Vader kunnen dienen, is door zendingswerk — niet alleen als voltijdzendeling maar ook als vriend en naaste. De groei van de kerk vindt niet alleen plaats door aan te bellen bij vreemden. Maar die groei zal alleen plaatshebben als de leden, samen met de zendelingen, vervuld met liefde voor God en Christus, vaststellen wat de behoeften zijn en in een geest van naastenliefde en dienstbetoon in die behoeften voorzien.
Als we dat doen, broeders en zusters, voelen mensen die eerlijk van hart zijn onze oprechtheid en onze liefde. Velen zullen meer over ons willen weten. Alleen dan zal de kerk groeien en de hele aarde vervullen. Dat kan niet alleen door zendelingen tot stand worden gebracht, maar daar is de betrokkenheid en het dienstbetoon van alle leden voor nodig.
Bij al ons dienstbetoon moeten we openstaan voor de influisteringen van de Heilige Geest. De stille, zachte stem zal ons laten weten wie hulp nodig hebben en hoe we ze kunnen helpen.
President Spencer W. Kimball heeft gezegd: ‘Het is essentieel dat we elkaar in het koninkrijk helpen. (…) Ons dienstbetoon bestaat zo vaak uit eenvoudige aanmoediging of hulpverlening, (…) hulp bij alledaagse taken, met glorierijke gevolgen (…) die uit kleine, maar doelbewuste daden voortkomen!’ (Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball [2006], p. 82).
En president Thomas S. Monson heeft gezegd:
‘Overal zijn [mensen] met behoeften, en ieder van ons kan iets doen om een ander te helpen.
“… Als we ons niet verliezen in dienstbaarheid aan andere mensen, [heeft] ons eigen leven nauwelijks zin.’ (‘Wat heb ik vandaag voor iemand anders gedaan?’, Liahona, november 2009, p. 85.)
Broeders en zusters, ik wil graag nogmaals benadrukken dat de belangrijkste eigenschap van onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon Jezus Christus waarnaar wij moeten verlangen de gave van naastenliefde is, ‘de reine liefde van Christus’ (Moroni 7:47). Uit die gave komt onze vaardigheid voort om net als de Heiland anderen lief te hebben en te dienen.
De profeet Mormon heeft aangegeven hoe belangrijk deze gave is en hoe we die kunnen ontvangen: ‘Welnu, mijn geliefde broeders, bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart dat gij met die liefde — die Hij heeft geschonken aan allen die ware volgelingen zijn van zijn Zoon Jezus Christus — vervuld zult zijn, opdat gij zonen van God zult worden; opdat wij, wanneer Hij verschijnt, Hem gelijk zullen zijn, want wij zullen Hem zien zoals Hij is; opdat wij die hoop zullen hebben; opdat wij gereinigd zullen worden zoals Hij rein is’ (Moroni 7:48).
Uit kleine en eenvoudige dingen kunnen grote dingen voortkomen. Net als gouddeeltjes in de loop der tijd een grote schat worden, zullen onze kleine en eenvoudige goede werken uitmonden in een leven vol liefde voor onze hemelse Vader, toewijding aan het werk van de Heer Jezus Christus, en een gevoel van vreugde en vrede wanneer we elkaar de helpende hand bieden.
Nu het paasseizoen dichterbij komt, hoop ik dat we onze liefde en waardering voor het zoenoffer van de Heiland zullen tonen door eenvoudige, liefdevolle daden voor onze broeders en zusters, thuis, in de kerk en in de samenleving. Dat bid ik nederig in de naam van Jezus Christus. Amen. ◼