Pioniers: een anker voor deze tijd
Uit de toespraak ‘Pioneers—Anchors for the Future’, gehouden op 24 juli 2013 tijdens de Sons of Utah Pioneers Sunrise Service in Salt Lake City (Utah, VS).
Gedenk de pioniers, hun verhalen en de blijvende, reddende, verlossende macht van God die uit hun geloof en hoop voortvloeide.
In 1832 woonde Weltha Bradford Hatch — een voorouder van mijn vrouw, Shelley — met haar man, Ira, in het kleine dorpje Farmersville (New York, VS) nabij het Senecameer. Toen de zendelingen Oliver Cowdery en Parley P. Pratt bij de familie Hatch aanklopten, kocht Weltha een exemplaar van het Boek van Mormon en las het meteen. Ze was ervan overtuigd dat het waar was en wilde zich laten dopen.
Haar man drong er echter bij haar op aan om te wachten vanwege de toenemende vervolging en omdat ze zwanger was. Kort na de bevalling liet Weltha zich dopen — nadat men een gat in het ijs van de rivier gekapt had waarin de verordening verricht werd!1
De boodschap van het evangelie intrigeerde Ira. Hij wilde er meer over weten en kreeg ook het gevoel dat hij een bijdrage aan de bouw van de Kirtlandtempel moest leveren. Daarom reisden hij en Weltha naar Kirtland (Ohio, VS) om de profeet Joseph Smith te ontmoeten. Toen ze daar aankwamen, kregen ze te horen dat de profeet met een groep mannen in een nabijgelegen bos bomen aan het hakken was.
Toen ze het bos bereikt hadden, zette een van de mannen zijn bijl tegen een boom, stapte op hen af en zei: ‘Broeder Hatch, ik kijk al drie dagen naar uw komst uit; het geld dat u bij u hebt, wordt gebruikt voor het maken van het spreekgestoelte in de tempel.’
Die man was Joseph Smith. Ira liet zich uiteraard dopen en ging samen met Weltha terug naar huis; ze pakten hun spullen en voegden zich bij de heiligen in Kirtland.2
Isaac Bartlett Nash, een van mijn voorouders, werd in Wales lid van de kerk, stak de Atlantische Oceaan en de vlakten over en voegde zich bij de heiligen in Salt Lake City. Na zijn aankomst hoorde hij een van de presiderende ouderlingen van de kerk het gebruik van tabak met de volgende woorden afkeuren: ‘Er zijn in deze bijeenkomst ouderlingen die tabak in hun mond hebben, hoewel zelfs een zwijn niet op dit walgelijke onkruid kauwt.’ Isaac haalde de pruimtabak stilletjes uit zijn mond, gooide die op de grond en zei tegen de tabak: ‘Blijf daar tot ik je kom halen.’ Hij is nooit teruggegaan.3
Wat bracht Weltha ertoe om zich in een bevroren rivier te laten dopen in plaats van tot de zomer te wachten? Wat motiveerde Ira om van New York naar Ohio te reizen en vervolgens geld voor de bouw van een tempel te schenken, gebouwd door een kerk waarvan hij nog geen lid was? Wat gaf Isaac de kracht om zijn vaderland achter te laten, de Atlantische Oceaan over te steken, over de vlakten te trekken, en daarna ook nog eens tabak op te geven?
President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft gezegd: ‘De kracht die onze voorgangers in het evangelie voortstuwde, was de kracht van hun geloof in God. Diezelfde kracht maakte de uittocht uit Egypte, de doortocht door de Rode Zee, de lange tocht door de wildernis, en de vestiging van Israël in het beloofde land mogelijk.’4
Geloof is een beginsel van kracht en actie.5 Het ‘is niet volmaakte kennis van dingen hebben’ (Alma 32:21). Het is eerder een ‘verzekering’ van de Geest (zie Gids bij de Schriften, p. 257, Hebreeën 11:1) die ons aanzet tot handelen (zie Jakobus 2:17–26; 2 Nephi 25:23; Alma 34:15–17), tot het volgen van de Heiland, en het onderhouden van zijn geboden, zelfs in tijden van opoffering en beproeving (zie Ether 12:4–6).6 Zo zeker als de zon ’s ochtends opkomt, geeft geloof ons hoop — de verwachting dat er goede dingen in het verschiet liggen (zie Moroni 7:40–42) — en de kracht van de Heer om ons te steunen.7
Als geloof de kracht was die de pioniers voortstuwde, was het de hoop die uit hun geloof voortkwam die hen verankerde. Moroni schreef:
‘Alle dingen [worden] door geloof vervuld —
‘daarom mag hij die in God gelooft met zekerheid hopen op een betere wereld, ja, zelfs een plaats ter rechterhand Gods, welke hoop voortvloeit uit geloof en een anker vormt voor de ziel der mensen, dat hen zeker en standvastig maakt, te allen tijde overvloedig in goede werken, en hen ertoe leidt God te verheerlijken’ (Ether 12:3–4).
Door hun sterke geloof in Christus werden de pioniers ertoe bewogen om te handelen, met de hoop dat er betere dingen in het verschiet lagen — niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun nageslacht. Dankzij die hoop waren ze zeker en vastberaden, en verheerlijkten ze God in al hun ontbering. De getrouwen zagen de macht van God op wonderlijke manieren.
Hoe kunnen die pioniers ons in deze tijd tot anker zijn? Ik geef u drie suggesties.
De pioniers gedenken
Gedenk de pioniers, hun verhalen en de blijvende, reddende, verlossende macht van God die uit hun geloof en hoop voortvloeide. De pioniers maken ons duidelijk wie we als verbondsvolk zijn en bevestigen dat onze God — met wie we een verbond gesloten hebben en die niet verandert (zie Mormon 9:19) — ons in tijden van moeilijkheden en beproeving zal zegenen, net zoals Hij hen zegende.
Alma onderwees: ‘[God] zal al zijn beloften die Hij u doet, vervullen, want Hij heeft ook zijn beloften die Hij onze vaderen deed, vervuld’ (Alma 37:17). Als we dat weten, worden we door de pioniers geïnspireerd om net als zij in geloof te handelen en door hoop verankerd te zijn.
Dit is het anker dat we in deze moreel, geestelijk en materieel woelige wereld zoeken: een levend, motiverend geloof in Christus en de hoop die ons in zijn wegen verankert.
Het verhaal van de handkargroepen van Willie en Martin is een symbool van het geloof en de hoop van de eerste pioniers geworden. Het is een wonder dat slechts tweehonderd van die duizend handkarpioniers stierven.8 De mensen die hen met de hulp van God vol geloof en hoop te hulp schoten, waren de redding van de handkargroepen.9
Na hun vertrek uit de Salt Lake Valley kregen de redders met dezelfde vroege, zware en meedogenloze winterstormen te maken die de handkargroepen teisterden. Door de erbarmelijke weersomstandigheden wankelde het geloof van enkele redders. Ze verloren de hoop en keerden terug.
Reddick Allred daarentegen bemande drie weken lang een reddingspost in gevaarlijk winterweer. Toen een andere redder broeder Allred probeerde over te halen om terug te keren, weigerde Reddick:
‘Ik sloeg zijn voorstel af en […] raadde hem aan te blijven, want het leven van de groep hing van ons af’, schreef hij in zijn dagboek. ‘Hij stelde vervolgens voor […] dat zij, aangezien ik de leider van de post was, op mij zouden vertrouwen en dat ik de Heer moest vragen wat we moesten doen. Ik maakte echter bezwaar omdat [de Heer] ons al verteld had wat [we] moesten doen.’10
Zo’n onwrikbaar geloof in tijden van beproeving brengt standvastige mannen en vrouwen voort en geeft te midden van eventueel desoriënterende stormen betrouwbare, stabiele leiding. Een van de vruchten van een dergelijk geloof is dat wie het bezit anderen kan verzorgen, kan redden en tot zegen kan zijn. Stel u zich het warme gevoel eens voor dat hij moet hebben gevoeld toen hij het handkarrenkonvooi zijn post zag binnenkomen. Stel u voor hoe blij het konvooi was toen ze hem zagen!
Gedenk hun eenheid
Bedenk dat de pioniers over het algemeen eensgezind waren. Geschiedkundigen hebben gezegd dat de volksverhuizing van de heiligen der laatste dagen naar het westen anders was dan andere volksverhuizingen in het Amerikaanse westen.
‘Er waren letterlijk dorpen die op pad gingen, dorpen waarvan de inwoners een ernst, solidariteit en discipline bezaten die nooit eerder op het pad naar het westen vertoond waren. […]
‘Weinig mensen die naar Californië of Oregon trokken, waren bezorgd om diegenen die na hen kwamen. […] Maar de mormonen wel. Het eerste wat de pioniers deden, was een goed kampeerterrein, hout, water en gras vinden, afstanden afmeten en mijlpalen plaatsen. Zij en de konvooien die hen volgden leverden grote inspanningen om bruggen te bouwen en de steile rivieroevers uit te graven. Ze maakten vlotten en veerboten en lieten ze voor toekomstige konvooien achter.’11
De reden van dat verschil was dat de leden van de kerk Zion kwamen vestigen. In de praktijk is Zion dat ‘ieder mens zijn broeder als zichzelf [acht], en deugd en heiligheid voor [het] aangezicht [van de Heer betracht]’ (LV 38:24). Zion — een gemeenschap van mensen die één van hart en zin zijn, in rechtvaardigheid leven, zonder armen onder hen (zie Mozes 7:18) — kwam tot stand omdat ‘eenieder het welzijn van zijn naaste [nastreefde] en alle dingen [deed] met het oog alleen gericht op de eer van God’ (LV 82:19). En zo hoort het ook.
Die gemeenschapszin en de gedeelde verantwoordelijkheid zorgden voor een eensgezinde inspanning om Gods profeet te volgen. Dat is een van de belangrijkste oorzaken van het succes van de pioniers, en een groot deel van het erfgoed dat zij aan ons hebben nagelaten. Ze fluisteren dat ook wij door de macht van de Heer voorspoedig zullen zijn als we eensgezind, met gemeenschapszin en gedeelde verantwoordelijkheid de profeet van de Heer volgen.
De pioniersgeest doorgeven
Het is onze taak om de instelling die de voeten van de pioniers voortbewoog aan onze kinderen en kleinkinderen door te geven. Het verhaal van de familie Muñoz uit Otavalo (Ecuador) leert ons hoe we dat kunnen doen. In maart 2013 sprak ik met broeder Juan José Muñoz Otavalo, zijn vrouw, Laura, en een van hun zonen, Juan Amado, om meer over hun geschiedenis in de kerk te weten te komen. Ik kwam te weten dat broeder Muñoz een van de eerste bekeerlingen in Otavalo was.
Als kind kreeg broeder Muñoz een Spaanstalig exemplaar van het Boek van Mormon. Hij kon het niet lezen, maar voelde dat er kracht van uitging als hij het vasthield. Hij verborg het thuis, want hij wist dat zijn broers het stuk zouden maken.
Van tijd tot tijd nam hij het boek uit zijn schuilplaats, gewoon om het vast te houden en zijn kracht te voelen. Hij kreeg met aanzienlijke problemen en verzet te maken, maar werd toch lid van de kerk en een van de eerste zendelingen uit Otavalo. Later trouwde hij met een teruggekeerde zendelinge en samen stichtten ze een trouw evangeliegericht gezin. Hij was een trouwe leider in de kerk en hielp mee met de vertaling van het Boek van Mormon en de tempelverordeningen in het Quichua, zijn moedertaal.
Juan Amado, een teruggekeerde zendeling, kreeg tranen in de ogen toen we naar het geloofsverhaal van broeder Muñoz luisterden. Toen zijn vader klaar was, zei deze goede zoon: ‘Ik heb altijd waardering gehad voor de eerste pioniers die met hun handkar over de vlakten in Noord-Amerika trokken. Hun geloof en toewijding hebben me heel mijn leven geïnspireerd en diep geraakt. Maar tot vandaag wist ik niet dat we in Otavalo ook pioniers hadden, en dat ze mijn ouders zijn! Dat maakt me erg gelukkig.’
Broeder en zuster Muñoz leren ons dat we een pionierserfgoed van geloof doorgeven door pionier te zijn — door het evangeliepad te effenen, aan te geven en te bewandelen, zodat anderen het kunnen volgen. Als we voortdurend geloof in de Heer oefenen en onze ziel met hoop in Hem verankeren, worden we ‘zeker en standvastig […], te allen tijde overvloedig in goede werken, en […] ertoe [gebracht] God te verheerlijken’ (Ether 12:4). Dan zullen we net als Reddick Allred diegenen helpen die op het levenspad verloren zijn, en zij — inclusief toekomstige generaties — zullen van ons de kracht en gemoedsrust van zo’n leven leren.
Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:
‘Aan de meesten van ons wordt niet gevraagd om ons geloof en onze moed te tonen door onze bezittingen in huifkarren en handkarren te leggen en zo’n tweeduizend kilometer te lopen. Wij hebben nu met andere problemen te maken — wij moeten andere bergen beklimmen, rivieren doorwaden en valleien als een roos laten bloeien (zie Jesaja 35:1). […]
‘Wij worstelen met ons leven in een wereld doordrenkt van zonde en geestelijke onverschilligheid, waar het erop lijkt dat genotzucht, oneerlijkheid en hebzucht overal te vinden zijn. De wildernis van deze tijd bestaat uit verwarring en tegenstrijdige boodschappen.’
Ouderling Ballard voegde daaraan toe dat we Gods geboden niet lichtzinnig mogen opvatten. ‘We hebben het geloof en de kracht van hedendaagse pioniers nodig om de verleidingen van het kwaad in de wereld te weerstaan.’12
Laten wij ons voornemen om een pionier te zijn en de weg voor anderen te effenen die door een wereld vol zonde, verwarring en twijfel gekweld worden. Laten we de pioniers en hun verhalen gedenken, en onthouden dat ze kwamen om Zion eensgezind op te bouwen. Laten we vervolgens de taak op ons nemen om iedereen om ons heen — vooral de opkomende generatie — dat geloof bij te brengen. Laten we dat doen door ons eigen ‘levend offer’ (Romeinen 12:1) van een leven dat door geloof in de Heer, Jezus Christus, gemotiveerd wordt en verankerd is in de hoop van goede dingen die dankzij Hem tot stand komen.
Pionier zijn, betekent dat we ‘niet moede [worden] goed te doen’ (LV 64:33). Weltha Hatch vond het ongetwijfeld niet bijzonder om in een bevroren rivier gedoopt te worden. Isaac Nash vond het evenmin gedenkwaardig om zijn pruimtabak op de grond te gooien. En Reddick Allred deed gewoon wat de Heer hem opdroeg.
Al die kleine en eenvoudige dingen hebben iets groots teweeggebracht! Laten we dus onthouden dat er geen kleine dingen zijn als we grote inspanningen leveren. Als we het evangelie naleven, de profeet volgen, geloof boven twijfel verkiezen en de kleine dingen doen die geloof en zielverankerende hoop tot stand brengen, zijn we pioniers die de weg voor anderen effenen.