Huisbezoekboodschap
Dochters van onze eeuwige Vader
Bestudeer dit materiaal onder gebed om te bepalen wat u het beste kunt bespreken. Hoe zal uw begrip van ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’ uw geloof in God vergroten, en hoe is het hen over wie u door huisbezoek waakt tot zegen? Ga voor meer informatie naar reliefsociety.lds.org.
In de Schriften staat dat wij ‘van Gods geslacht zijn’ (Handelingen 17:29). God sprak Emma Smith, echtgenote van de profeet Joseph Smith, aan met ‘mijn dochter’ (LV 25:1). In de proclamatie over het gezin staat dat ieder van ons ‘een geliefde […] geestdochter van hemelse Ouders’ is.1
‘Wij ontdekten in [de voorsterfelijke] sfeer onze eeuwige vrouwelijke identiteit’, heeft Carole M. Stephens, eerste raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, gezegd.
‘Onze komst naar de aarde veranderde niets aan die waarheden.’2
‘Je Vader in de hemel kent je bij naam en kent je omstandigheden’, heeft ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen gezegd. ‘Hij hoort je gebeden. Hij kent je dromen en verwachtingen, en ook je angsten en frustraties.’3
‘Allemaal behoren we tot en zijn we nodig in het gezin van God’, aldus zuster Stephens. ‘Aardse gezinnen zien er allemaal anders uit. En hoewel we ons best doen om sterke traditionele gezinnen te vormen, is het lidmaatschap van het gezin van God niet afhankelijk van welke status dan ook — de echtelijke status, ouderlijke status, financiële status, sociale status of zelfs de status die we op de sociale media posten.’4
Aanvullende Schriftteksten
Uit onze geschiedenis
In zijn verslag van het eerste visioen5 staaft de profeet Joseph Smith vele waarheden — onder meer dat onze hemelse Vader ons bij naam kent.
De jonge Joseph worstelde met de vraag bij welke kerk hij zich moest aansluiten en vond aanwijzingen in Jakobus 1:5. Joseph besloot dat hij het aan God zou vragen.
Op een lentemorgen in 1820 ging hij naar het bos om te bidden maar werd onmiddellijk door een of andere duistere macht gegrepen. Daarover schreef hij:
‘Precies op dat moment van grote ontsteltenis zag ik recht boven mijn hoofd een lichtkolom, de helderheid van de zon overtreffend, die geleidelijk neerdaalde tot zij op mij viel.
‘Zodra die verscheen, voelde ik mij bevrijd van de vijand die mij gebonden hield. Toen het licht op mij rustte, zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:16–17).