Ouderling Ronald A. Rasband: begaafd leider, toegewijd vader
Ron Rasband was altijd al van plan om op zending te gaan. De enige vraag die de negentienjarige jongeman bezighield toen hij zijn zendingsoproep openmaakte was waar hij zou dienen.
‘Mijn vader heeft een zending in Duitsland vervuld. Mijn oudere broer is ook in Duitsland op zending geweest. Mijn toekomstige zwager diende in Duitsland’, herinnert hij zich. ‘Ik dacht dat ik wel naar Duitsland zou gaan.’
Maar de Heer had andere plannen. Ron werd naar het zendingsgebied Oostelijke staten gezonden, waarvan het zendingskantoor in New York City (VS) is. Teleurgesteld ging hij met zijn brief naar zijn slaapkamer, knielde voor zijn bed neer, bad, deed zijn Schriften op een willekeurige bladzijde open en begon te lezen:
‘Zie, ja, zie, Ik heb veel volk in deze plaats en in de omstreken; en er zal een doeltreffende deur worden geopend in de omstreken in dit oostelijke land.
‘Daarom heb Ik, de Heer, u naar deze plaats laten komen; want aldus was het raadzaam in mijn bestel voor de redding van zielen’ (Leer en Verbonden 100:3–4; cursivering toegevoegd).
Ron ontving onmiddellijk een bevestiging van de Heilige Geest dat zijn roeping naar het zendingsgebied Oostelijke staten geen vergissing was.
‘Ik was teleurgesteld maar ontving de eerste van vele Schriftuurlijke indrukken dat de Heer me daar wilde hebben’, zegt hij. ‘Dat was een essentiële geestelijke ervaring voor me.’
Op zijn zending naar de oostelijke staten van Amerika volgden verscheidene kerkroepingen waarvoor hij naar plaatsen ging waarvan hij nooit had gedacht dat hij ze zou zien. En bij iedere roeping — als leraar, bisschop, hogeraadslid, zendingspresident, lid van de raad van Zeventig, senior president van de Zeventig en apostel van de Heer Jezus Christus — heeft Ronald A. Rasband de wil van de Heer aanvaard en op diens Geest vertrouwd terwijl hij Gods kinderen diende.
Geboren uit goede ouders
Tijdens zijn eerste toespraak als apostel van Jezus Christus uitte ouderling Rasband innige dankbaarheid voor zijn voorouders. ‘Ik ben in het evangelie uit goede ouders geboren, en zij weer uit goede ouders tot zes generaties terug.’1
Zijn moeder, Verda Anderson Rasband, gaf liefdevol leiding en voedde de liefde voor de Schriften van de jonge Ron. Zijn vader, Rulon Hawkins Rasband, was een getrouw priesterschapsdrager; een voorbeeld in de deugd van hard werken.
Ronald A. (Anderson) Rasband werd op 6 februari 1951 in Salt Lake City (Utah) geboren en was het enige kind uit dat huwelijk. Zij waren allebei eerder getrouwd geweest en gescheiden, en Ron groeide met de extra zorg van twee oudere broers en een oudere zus op.
‘Hij was een combinatie van onze ouders en dus hielden we allemaal van hem’, zegt zijn zus, Nancy Schindler. ‘Ron liet nooit toe dat mama en papa naast elkaar zaten of stonden; hij zat altijd tussen hen in.’
Ron was over het algemeen een goede jongen, maar hij geeft toe dat hij ook een ondeugende kant had.
Hij vertelt: ‘Meer dan eens gingen mijn (jeugdwerk)leidsters naar mijn moeder, de jeugdwerkpresidente van de ring, toe en zeiden: ‘Die Ronnie is een rakker.’ ‘Maar ze gaven het nooit op met me. Ze waren heel liefdevol en namen me altijd weer terug in de klas.’2
Tijdens Rons kinderjaren draaide alles om de kerk — wijkbijeenkomsten, wijkfeestjes, wijketentjes en wijksportteams. Als hij het niet druk had in het kerkgebouw van de wijk Cottonwood 1 dan had hij allerlei baantjes, deed aan scoutingactiviteiten mee of was bij zijn vrienden. Thuis richtte het gezin zich op de Schriften, spelletjes en klusjes.
‘Mijn vader leerde me door zijn voorbeeld wat werken is’, zegt hij. ‘Mijn moeder leerde me wat werken is door het me te laten doen.’
Rons vader bezorgde brood. Hij stond elke dag om 4 uur ’s morgens op en kwam ’s avonds laat thuis. Zijn moeder bleef thuis bij de kinderen en droeg aan het gezinsinkomen bij door porseleinen, met kant geklede poppen te maken en te verkopen.
Ron had al vroeg plezier van zijn aangeboren vermogen om te leiden, delegeren en dingen voor elkaar te krijgen — en zou daar in zijn beroeps- en kerkelijke taken later ook veel baat bij hebben.
‘Ron moest het gras maaien’, herinnert zijn zus zich. Maar Ron had, zoals Tom Sawyer uit de boeken van Mark Twain, een talent om zijn vrienden tot hulp aan te zetten.
‘Ik keek naar buiten en zag zijn beste vriend het gras voor hem maaien’, zegt Nancy. ‘De week daarna was er een andere vriend aan het maaien. Hij zat lekker voor het huis en lachte en maakte grapjes met ze terwijl zij zijn werk deden.’
Rons ouders hadden het financieel moeilijk, maar het gezin had het evangelie. ‘We hadden nooit veel geld’, weet Ron nog, ‘maar dat maakte me niet minder gelukkig.’
Goede vrienden en leidinggevenden
Ron werd in zijn jeugdjaren gezegend met goede vrienden en betrouwbare priesterschapsleiders. Zo was president James E. Faust (1920–2007) gedurende veertien jaar zijn ringpresident. President Faust diende daarna in het Quorum van de Twaalf Apostelen en het Eerste Presidium. Het gezin waar Ron toe behoorde had een hechte band met president Faust en diens gezin. ‘Hij noemde me altijd een van zijn Cottonwood jongens, omdat hij had bijgedragen aan mijn opvoeding’, zegt hij.
Ron had, toen hij naar de middelbare school ging, geen tijd voor sport, doordat hij altijd een baantje had, maar hij maakte wel tijd vrij voor trouwe vrienden voor het leven.
‘Ik heb Ron altijd bewonderd, maar hij was niet volmaakt’, zegt zijn jeugdvriend Kraig McCleary. Met een glimlach voegt hij daaraan toe: ‘Ik heb tegen hem gezegd, dat als hij de hemel haalt, ik het ook red, want we hebben als kinderen dezelfde streken uitgehaald.’
Ron ging vroeg in het jaar 1970 op zending, maar Kraig wilde zijn zending tot na het jachtseizoen in het najaar uitstellen. Daarom belde Ron hem vanuit zijn zendingsgebied.
‘Ik weet niet hoe hij toestemming had gekregen om mij op te bellen, maar hij gaf mij op mijn kop omdat ik mijn zending bleef uitstellen’, zegt broeder McCleary. ‘Toen ben ik natuurlijk direct op zending gegaan.’
Ron noemt zijn zending een ‘geweldige’ belevenis. ‘De Heer heeft me met veel wonderbaarlijke, opbouwende ervaringen gezegend’, zegt hij. ‘Mijn zending was van groot belang voor mijn geestelijk leven.’
Ron heeft een deel van zijn zending op Bermuda doorgebracht. Zijn zendingspresident, Harold Nephi Wilkinson, stuurde daar alleen sterke zendelingen naartoe, omdat hij ze slechts af en toe kon bezoeken.
‘We waren helemaal op onszelf, maar de president hoefde zich geen zorgen om ons te maken’, weet Ron nog. ‘Wij deden wat we doen moesten.’
Het ‘droommeisje’ van Delta Phi
Na zijn zending in 1972 vond Ron een baan, ging aan de University of Utah studeren en werd lid van Delta Phi Kappa, een studentenvereniging voor teruggekeerde zendelingen. Op de activiteiten van de vereniging viel hem een aantrekkelijke jonge vrouw, Melanie Twitchell genaamd, op. Melanie was geselecteerd als een van de ‘droommeisjes’ van Delta Phi, die hielpen met dienstbetoonactiviteiten.
Net zoals Ron was Melanie in een gezin grootgebracht dat actief was in de kerk. Haar vader, een beroepsmilitair, en haar moeder zorgden dat hun veelvuldige verhuizingen nooit een belemmering vormden voor kerkbezoek.
Melanie was onder de indruk van Rons vriendelijkheid, hoffelijkheid en evangeliekennis. ‘Ik zei tegen mezelf: “Hij is zo’n fantastische man dat het niet geeft als ik nooit met hem uitga. Ik wil gewoon een goede vriendin zijn.”’
Toen ze elkaar beter leerden kennen, bevestigde de Geest de indruk die ze had van Ron en van zijn toewijding aan de Heer. Al gauw bloeide hun vriendschap op tot wat Melanie een ‘sprookjesromance’ noemt.
Ouderling Rasband zegt dat zij de perfecte partner voor hem was. ‘Melanie was in alle opzichten mijn gelijke waar het toewijding aan het evangelie en haar achtergrond betrof. Wij werden boezemvrienden en toen vroeg ik haar ten huwelijk.’
Ze traden op 4 september 1973 in de Salt Laketempel in het huwelijk. Sindsdien, zegt hij, heeft zijn ‘onzelfzuchtige, eeuwige partner […] mij, zoals de klei van de pottenbakker, tot een meer gepolijste discipel van Jezus Christus helpen vormen. Haar liefde en steun, en die van onze vijf kinderen, hun partners, en onze vierentwintig kleinkinderen, sterken mij.’3
‘Laten we gaan’
Toen Ron quorumpresident ouderlingen van een wijk voor gehuwde studenten was, maakte hij kennis met Jon Huntsman sr., het hogeraadslid voor zijn wijk. Jon was direct onder de indruk van de manier waarop Ron het quorum leidde.
‘Hij had een geweldige vaardigheid in leiden en organiseren’, herinnert ouderling Huntsman, die van 1996 tot 2011 als gebiedszeventiger werkzaam was, zich. ‘Ik vond het opmerkelijk dat een jongeman die nog studeerde een quorum op zo’n manier kon leiden.’
Jon observeerde Ron enkele maanden, waarin Ron ideeën in actie omzette bij de vervulling van zijn priesterschapstaken. Toen er een leidinggevende marketingpositie in Jons bedrijf — dat uiteindelijk Huntsman Chemical Corporation zou worden — vrij kwam, besloot Jon dat Ron in huis had wat hij wilde en bood hem de baan aan. Hij moest dan wel de volgende week in Ohio (VS) beginnen.
‘Ik zei tegen Melanie: “Ik ga niet van school af en verhuizen”’ vertelt Ron. ‘Ik heb er mijn hele leven naartoe gewerkt om af te studeren en ik nader mijn doel.’
Melanie wees hem erop dat hij studeerde omdat hij een goede baan wilde hebben.
‘Waar maak je je druk om?’, vroeg ze. ‘Ik weet wel hoe ik moet inpakken en verhuizen. Dat doe ik mijn hele leven al. Je mag je moeder iedere avond opbellen. Laten we gaan.’
Jons vertrouwen in Ron bleek terecht. Met Jons begeleiding maakte Ron snel carrière in het groeiende bedrijf en werd in 1986 de directeur bedrijfsvoering. Hij reisde veel voor het bedrijf, zowel nationaal als internationaal. Ondanks zijn drukke baan probeerde Ron in de weekenden thuis te zijn. En nu en dan nam hij zijn gezinsleden mee op reis.
‘Als hij thuis was gaf hij de kinderen veel aandacht en liefde’, zegt Melanie. Hij woonde hun activiteiten en sportwedstrijden zoveel mogelijk bij. Jenessa MacPherson, een van de dochters van Ron en Melanie, zegt dat haar vader vanwege zijn roepingen op zondag tijdens de diensten vaak niet bij zijn gezin kon zitten.
‘We maakten vaak ruzie over wie er in de kerk naast hem mocht zitten, omdat het zo bijzonder was als hij bij ons zat’, zegt ze. ‘Ik weet nog dat ik mijn hand in de zijne legde en dacht: als ik nu eens leer om net zoals hij te zijn, dan ben ik op het goede spoor en ga ik meer op de Heiland lijken. Hij was altijd mijn held.’
Zoon Christian heeft mooie herinneringen aan ‘vader-zoontijd.’ Vrienden kwamen en gingen omdat ze zo vaak verhuisden, ‘maar’, zegt hij, ‘mijn vader was altijd mijn beste vriend’ — al was hij wel competitief.
Of hij nu met Christian basketbal speelde, een spelletje met zijn dochters deed of met familie en vrienden viste, Ron wilde altijd winnen.
‘Toen we opgroeiden, liet hij ons nooit winnen’, zegt Christian. ‘We moesten het verdienen, maar daardoor werden we er beter in. En die traditie gaat door met zijn liefde voor zijn kleinkinderen.’
Het viel Rons familieleden door de jaren heen op dat zijn leidinggevende taken in de kerk zijn vermogen om liefde en medeleven te tonen, de gevoelens van de Geest te uiten en anderen tot hun beste kunnen te inspireren, vergrootten. Toen Paxton, de kleinzoon van Ron en Melanie geboren was, leunde de familie zwaar op Rons geestelijk kracht en ondersteuning.
Paxton werd met een zeldzame genetische afwijking geboren en leed aan een scala van gezondheidsproblemen, hetgeen een lichamelijke, emotionele en geestelijke beproeving voor de familie was. Ouderling Rasband noemde de tijd die op de geboorte van Paxton volgde ‘een smeltkroes van bijzondere lessen over de eeuwigheid.’4
Gedurende Paxtons drie korte jaren op aarde — er waren veel vragen en weinig antwoorden — was ouderling Rasband een geestelijke rots die zijn familie kracht uit de verzoening van Jezus Christus hielp putten.
Toen zijn nieuwe roeping bekend werd gemaakt, waren veel familieleden en vrienden niet verbaasd. ‘Wie hem het beste kennen’, zegt Christian, ‘hieven de hand het hoogste op, toen hij als apostel werd gesteund.’
Ik zal dienen
In 1996, Ron was toen 45 en had een succesvolle carrière opgebouwd, werd hij als zendingspresident van het zendingsgebied New York North (New York) geroepen. Zoals de vroegere apostelen liet hij ‘meteen de netten achter’ (Mattheüs 4:20).
‘De roeping aanvaarden kostte maar een microseconde’, zegt ouderling Rasband. Hij zei tegen de Heer: ‘U wilt dat ik dien, dan zal ik dienen.’
Ron had tijdens zijn beroepscarrière een grote les geleerd: ‘Mensen zijn belangrijker dan al het andere.’5 Met die kennis en de leiderscapaciteiten die hij nog verder had ontwikkeld was hij klaar om voltijds in het koninkrijk van de Heer te dienen.
Ron en Melanie vonden het zendingswerk in New York zowel een uitdaging als bezielend. Ron delegeerde gemakkelijk taken aan de zendelingen, stimuleerde zo hun loyaliteit, en onderwees, bemoedigde en verhief hen daarbij.
In 2000, slechts acht maanden nadat Ron en Melanie hun zending hadden beëindigd, werd Ron als zeventiger geroepen en is hij de kerk in die hoedanigheid door zijn voorbereiding, ervaring en vele talenten tot zegen geweest. Als lid van de Zeventig hield hij als raadgever in het presidium van het gebied Midden-Europa mede toezicht op het werk in 39 landen. Hoewel hij meer dan 40 jaar geleden van school is gegaan, voelt hij zich niet te oud om te leren. Vandaar dat de raad en begeleiding die hij van de senior autoriteiten kreeg meer dan welkom was toen hij toezicht hield op de gebieden Noord-Amerika-West, -Noordwest, en drie gebieden in de Amerikaanse staat Utah, als algemeen bestuurder van de afdeling tempelzaken werkzaam was, en toen hij in het Presidium der Zeventig nauw met de Twaalf samenwerkte.
Onlangs zei ouderling Rasband: ‘Het is een grote eer en een voorrecht voor me dat ik de minste van de Twaalf ben en op allerlei manieren en in iedere situatie van hen leer.’6
‘Wat zij wisten, weet ik ook’
Er hangen in het kantoor van ouderling Rasband twee schilderijen. Op een ervan zie je hoe mormoonse zendelingen in de jaren vijftig van de negentiende eeuw een gezin in Denemarken onderwijzen. Op de andere predikt de 19de-eeuwse zendeling Dan Jones vanaf de rand van een put in Groot-Brittannië. De schilderijen (rechtsboven) herinneren ouderling Rasband aan zijn eigen voorouders.
‘Deze pioniers van weleer gaven alles wat ze hadden voor het evangelie van Jezus Christus en lieten hun nakomelingen een legaat na dat ze richting geeft’, zo heeft hij getuigd.7 Wat de voorouders van ouderling Rasband te midden van tegenslag en vervolging voortdreef, is hetzelfde wat hem geschikt maakt voor zijn roeping: kennis en een vast getuigenis van de Heer en zijn werk.
‘Ik moet heel veel leren in mijn nieuwe roeping’, heeft hij gezegd. ‘Dat stemt mij erg nederig. Maar er is één aspect van mijn roeping dat ik kan doen. Ik kan in de hele wereld van de naam van Christus getuigen (zie LV 107:23). Hij leeft!’8
Als achterkleinzoon van de pioniers voegt hij daaraan toe: ‘Wat zij voelden, voel ik ook. Wat zij wisten, weet ik ook.’9
En waar zij voor hun nageslacht op hoopten, wordt in het leven, de leringen en het dienstbetoon van ouderling Ronald A. Rasband verwezenlijkt, want hij volgt hun voorbeeld en eert hun erfgoed nu hij voortgaat als een van de bijzondere getuigen van de Heer.