Dienen in de kerk
Voor mijn toewijding gezegend
De auteur woont in West-Australië.
De Heer wil ons graag zegenen en ik heb ondervonden dat ik, hoeveel ik ook dien, bij Hem in het krijt blijf staan.
Toen ik onlangs als spreker geïntroduceerd werd, somde de persoon die de leiding had beleefd enkele van mijn meer in het oog springende kerkroepingen op, zoals bisschop, zendingspresident en lid van het ringpresidium. De broeder wilde alleen maar vriendelijk zijn, maar ik vroeg me af: waarom introduceert hij me niet als wijkzendingsleider (mijn huidige roeping) en waarom vermeldt hij mijn minder opvallende roepingen niet?
Ik kan in alle eerlijkheid zeggen dat ik de leiding van de Geest in elke roeping gevoeld heb en dat elke roeping de moeite waard was. Ik heb in elke roeping naar de leiding van de Heer gestreefd en Hij heeft me nooit aan mijn lot overgelaten. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de Heer ons graag zegent — in welke roeping we ook dienen.
Ik geloof dat we niet dankzij onze opvallende roepingen ‘een kroon van onsterfelijkheid […] en het eeuwige leven’ (LV 81:6) zullen ontvangen, maar omdat we nederig gediend hebben in de roepingen die ons zijn toevertrouwd. De Heiland heeft gezegd:
‘Laat het hoofd niet tot de voeten zeggen dat het de voeten niet nodig heeft; want hoe zal het lichaam zonder de voeten kunnen staan?
‘Ook heeft het lichaam ieder lid nodig, opdat alle tezamen zullen worden opgebouwd, opdat het gestel volmaakt kan worden gehouden’ (LV 84:109–110).
Ik ben in het verleden voor bepaalde kerkroepingen bang geweest. Telkens als ik me zo over een roeping voelde, kon ik ervan op aan dat ik die spoedig zou krijgen. Ik moest geloof oefenen en vertrouwen op de beloftes in de Schriften om een dergelijke roeping te aanvaarden.
Nephi heeft gezegd: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt’ (1 Nephi 3:7). Paulus heeft verklaard: ‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid’ (2 Timotheüs 1:7).
Soms denken we dat het ons goed recht is om een roeping te weigeren als we er bang voor zijn. Maar we moeten onthouden dat de leiders van de kerk over roepingen en de personen in kwestie bidden.
Als we een roeping weigeren, wordt die een ander aangeboden, die de mogelijkheid krijgt om te groeien en voor zijn of haar toewijding gezegend wordt (zie LV 58:32).
De Heer wil ons graag zegenen en ik heb ondervonden dat ik, hoeveel ik ook dien, bij Hem in het krijt blijf staan. Hij heeft mijn gezin en mij voor onze toewijding in zijn koninkrijk zegeningen gegeven die onze stoutste dromen te boven gingen.