Naar Elise uitkijken
De auteur woont in Oregon (VS).
‘Ik speel met jou, ik praat met jou, dan weet je dat ik van je hou.’ (Kinderliedjes, 78.)
Daniel staarde uit het raam. Hij zag zijn vrienden met hun basketbal richting het park gaan. Hij wilde ook gaan.
‘Ik kan je vandaag niet brengen, Daniel’, zei mama. ‘Je zusje is erg verkouden. En jij bent nog te jong om alleen te gaan. Het spijt me.’
Daniel fronste naar zijn zusje, Elise. Ze zat in haar rolstoel met haar speelgoed op schoot. Ze was vijf, maar ze kon nog niet lopen of praten. Elise hoestte hevig. Ze was vaak ziek en mocht niet naar buiten als het te warm of te koud was. En ze moest via een slangetje in haar maag eten.
Daniel hield wel van zijn zusje, maar soms was hij ook boos. Het was moeilijk om altijd te doen wat voor Elise het beste was. Hij wilde gewoon graag met de andere kinderen spelen. Hij kreeg kramp in zijn maag van frustratie.
‘Het is niet eerlijk!’ zei hij tegen mama. ‘Alles draait altijd om Elise!’ Hij rende de gang door naar zijn kamer.
Twee dagen later hoestte Elise nog veel erger en moest ze naar het ziekenhuis. Daniels grootouders kwamen op hem passen. Mama en papa brachten bijna de hele rest van de week bij Elise in het ziekenhuis door.
Daniels grootouders konden hem meenemen om met de andere kinderen spelen. Maar nu maakte Daniel zich zorgen om Elise. Hij had spijt van wat hij die dag tegen zijn moeder gezegd had. Hij vond het niet leuk dat hij vanwege Elise soms niet kon gaan spelen. Maar Daniel vond het fijn hoe ze glimlachte als hij tegen haar sprak en voelde zich blij als hij bij haar was.
Daniel keek uit het raam en hoopte dat mama en papa met Elise thuiskwamen.
Plotseling zag Daniel mama’s auto de oprit oprijden. Hij rende haar tegemoet.
‘Mama, het spijt me wat ik die dag over Elise zei toen ik boos werd’, zei hij, terwijl hij haar stevig omhelsde.
‘Hindert niet’, zei mama terwijl ze hem ook omhelsde. ‘Ik weet dat je van haar houdt. Het lijkt niet eerlijk dat we niet altijd kunnen doen wat jij wilt doen. Het is voor iedereen soms moeilijk. Maar ik weet dat we gezegend zijn om Elise in ons gezin te hebben.’
Daniel zei: ‘Ik mis haar.’
‘Ik ook’, zei mama. ‘De dokter zei dat ze morgen waarschijnlijk naar huis mag.’
Twee weken later waren Daniel en Elise allebei in het jeugdwerk.
‘Zoek allemaal een partner en vorm een kring!’ zei de jeugdwerkpresidente.
Daniel haastte zich naar voren en pakte zijn zusjes rolstoel vast.
‘Elise is mijn partner’, zei hij tegen haar leerkracht. Hij reed haar naar voren om in de kring kinderen plaats te nemen.
Hij keek Elise aan. Ze glimlachte naar hem en hij glimlachte terug.
Daniel was blij dat Elise weer thuis kon zijn. Hij wilde een bijzondere broer voor haar zijn.