Naailessen en een tweede kans
De auteur woont in Salta (Argentinië).
Ik had de kans verkeken om mijn pianolerares over het evangelie te vertellen. Zou ik wél gehoor geven aan de volgende ingeving?
Toen ik achttien was, verhuisde ons gezin van het zuiden naar het noorden van Argentinië, waar mijn vader zendingspresident was. Tijdens de eerste maanden vonden we het moeilijk om ons aan te passen. We hadden er geen vrienden en zochten dus naar activiteiten waaraan we konden deelnemen. Ik schreef me in voor pianolessen.
Mijn pianolerares, Mabel, was de beste lerares die ik ooit gehad had. Ik vond de lessen geweldig en boekte al gauw vooruitgang. Maar Mabel worstelde met kanker. Ze moest veel reizen om op verschillende plekken genezers, artsen en priesters te consulteren. Ze werd een aantal keren in het ziekenhuis opgenomen, maar telkens herstelde ze en gaf ze me met dezelfde positieve instelling en toewijding les.
Dag na dag, les na les wilde ik haar laten delen in de hoop van Gods plan, de hoop die Jezus Christus ons door zijn macht geeft. Maar ik wist niet hoe.
Toen de lessen na de zomervakantie werden hervat, was Mabel weer ziek. Toen ik al een tijdje niets meer van haar vernomen had, belde ik haar op en liet een boodschap achter waarin ik vroeg hoe het met haar ging. De daaropvolgende dag vertelde haar dochter me dat Mabel overleden was. Ik had groot verdriet. Ik wist dat ik haar over het evangelie had moeten vertellen, maar had dat zo lang uitgesteld dat de kans verkeken was.
Ik begon naailessen te volgen en had weer een geweldige lerares. Ze gelooft in God, maar is geen lid van onze kerk. In een van de lessen kwam het evangelie ter sprake. Toen ze me vroeg van welke kerk ik lid was, antwoordde ik dat ik lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen was. Ze leek de naam niet te kennen, waarop ik verduidelijkte: ‘We staan ook als mormonen bekend.’ Ze werd meteen enthousiast en zei met een glimlach: ‘Ik hou van de mormonen!’
Ze ging verder: ‘Ik kan zien dat je mormoon bent’ en begon op te sommen waarom. Ik was blij dat het haar was opgevallen dat ik het evangelie probeer na te leven. Ze stelde me vragen over de doop in de kerk. Ik legde het haar uit en ze zei meteen: ‘Ik kan me niet in jullie kerk laten dopen omdat ik in een ander geloof grootgebracht ben.’ Ze vertelde me over haar geloofsovertuiging, waardoor ik te weten kwam wat ik haar kon vertellen. Ik voelde de stille, maar duidelijke ingeving om haar een exemplaar van het Boek van Mormon te geven en wist dat het de Geest was die tot me sprak.
Ik zorgde voor een exemplaar, nam een blaadje en schreef haar een korte, maar oprechte boodschap met mijn telefoonnummer aan de andere kant, voor het geval ze vragen had. Ik stopte het blaadje in het boek, pakte het in en versierde het met een strik. De volgende les gaf ik het haar. Ze was er erg blij mee en bedankte me.
Ik vroeg me de hele week af hoe ze gereageerd had toen ze het cadeautje uitpakte — of ze er blij mee was of niet. De daaropvolgende les kwam ik het lokaal iets te laat binnen en werd door haar reactie verrast. Ze omhelsde me en zei nadrukkelijk: ‘Ik vond het geweldig! Het boek dat je me gegeven hebt, is erg fijn, vanaf de uitleg over de platen in het begin. Het is waar! Het bevat mooie Schriftteksten. Ik ben begonnen erin te lezen en ben nu halverwege. Ik kan het niet wegleggen!’
De andere leerlingen hoorden de opwinding en keerden zich om, om te kijken wat er aan de hand was. Een van mijn klasgenoten, die ik eerder over het Boek van Mormon verteld had, vroeg of het boek gemoedsrust bood. Mijn leerkracht antwoordde: ‘Ik moest ervan huilen, niet van verdriet, maar omdat ik me gezegend voel.’ Ze kon niet ophouden met glimlachen en bleef me omhelzen.
Ik was erg blij. Op dat moment zag ik in dat wij niet kunnen oordelen wie klaar is om het woord van God te ontvangen. We weten niet hoe ontvankelijk iemands hart is. Als God ons inspireert om onze mond open te doen, moeten we er gehoor aan geven, want Hij weet meer dan wij.