Tot we elkaar weerzien
Het grote struikelblok voor Zion
Uit ‘Beware of Pride’, Ensign, mei 1989, 4–7.
Hoogmoed is concurrerend van aard.
Hoogmoed is een zonde die heel verkeerd begrepen wordt, waardoor velen in onwetendheid zondigen (zie Mosiah 3:11; 3 Nephi 6:18). In de Schriften bestaat gerechtvaardigde trots niet. Trots, of hoogmoed, wordt altijd als zonde beschouwd. […]
Bij hoogmoed staat vijandschap centraal: vijandschap tegen God en vijandschap tegen onze medemens. Vijandschap betekent haat, afkeer, verzet. Het is de macht waarmee Satan over ons wil heersen.
Hoogmoed is concurrerend van aard. Wij stellen onze wil tegenover die van God. Als wij ons hoogmoedig tegen God opstellen, is dat in de geest van ‘mijn wil en niet de uwe geschiede’. […]
Wanneer wij onze wil belangrijker achten dan Gods wil, kunnen verlangens, lusten en hartstochten ongeremd voortwoekeren (zie Alma 38:12; 3 Nephi 12:30).
De hoogmoedigen kunnen Gods gezag en leiding niet in hun leven accepteren (zie Helaman 12:6). Zij stellen hun voorstelling van de waarheid tegenover Gods grote kennis, hun vermogens tegenover Gods priesterschapsmacht, hun prestaties tegenover zijn machtige werken.
[…] De hoogmoedigen willen dat God het met hen eens is. Zij voelen er niets voor hun inzichten te veranderen om ze met die van God te laten stroken.
Nog een belangrijk onderdeel van deze veelvoorkomende zonde is vijandigheid tegen onze medemensen. Wij zijn dagelijks in de verleiding om ons boven anderen te verheffen en hun betekenis daardoor te verkleinen (zie Helaman 6:17; LV 58:41).
De hoogmoedigen maken van iedere medemens een tegenstander door hun intellect, mening, werk, rijkdom, talent, of welke andere wereldse maatstaf dan ook, tegen anderen af te zetten. C.S. Lewis heeft gezegd: ‘Hoogmoed schept geen genoegen in iets hebben, alleen in méér hebben dan een ander. […] Het is de vergelijking die de mens hoogmoedig maakt: het genoegen om boven de rest uit te steken. Neem het concurrentie-element weg, en er is geen hoogmoed meer.’ (Mere Christianity [1952], 109–110.) […]
De hoogmoedigen vrezen het oordeel van de mens meer dan het oordeel van God (zie LV 3:6–7; 30:1–2; 60:2). ‘Wat zullen de mensen van mij denken?’ weegt voor hen zwaarder dan ‘Wat zal God van mij denken?’ […]
Als hoogmoed ons hart beheerst, verliezen wij onze onafhankelijkheid van de wereld en knechten wij ons aan het oordeel van mensen. De wereld roept luider dan de influisteringen van de Heilige Geest. De redeneringen van de mens schuiven de openbaringen van God terzijde, en de hoogmoedigen laten de roede van ijzer los (zie 1 Nephi 8:19–28; 11:25; 15:23–24). […]
Hoogmoed is het grote struikelblok voor Zion. Ik herhaal: hoogmoed is het grote struikelblok voor Zion. […]
We moeten ons overgeven ‘aan de ingevingen van de Heilige Geest’, de hoogmoedige ‘natuurlijke mens’ afleggen, ‘een heilige [worden] door de verzoening van Christus, de Heer’, en worden ‘als een kind: onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig’ (Mosiah 3:19; zie ook Alma 13:28).