2020
Tante Edith en mijn vaders familie
Juni 2020


Tante Edith en mijn vaders familie

Door de scheiding van mijn ouders in 1958 heb ik enige tijd in een kindertehuis doorgebracht en kwam ik uiteindelijk bij mijn moeder terecht. Mijn vader heb ik na die tijd gedurende 30 jaar niet meer gezien. Intussen was ik lid van de kerk geworden en werkte ik aan mijn familiestamboom, maar alleen aan mijn moeders kant. Totdat ik wakker werd en me realiseerde dat ik de naam van mijn vader droeg. Hij had ook een familie, mijn familie. De geest van Elia gaf mij een flinke duw en ik ging aan het werk.

Ik begon bij mijn vaders jongste broer Hans. Hij was in 1961 overleden maar zijn vrouw, tante Edith, zou nog in leven moeten zijn. Hij was opgegroeid in Bremerhaven en hier wilde ik mijn zoektocht beginnen. In 1986 had ik enkele dagen vrij tussen Kerst en Nieuwjaar. Mijn moeder, die in Bremen woonde, was op vakantie en ik kon haar huis als uitvalbasis gebruiken. Twee van mijn jongens, Jürgen en Freddy die toen 12 en 10 jaar oud waren, gingen met mij mee. We hadden drie dagen, want we moesten op oudejaarsdag weer thuis zijn. We wisten niet precies waar we aan begonnen en hoe het zou aflopen.

Op de eerste dag zagen wij ’s middags Bremerhaven voor ons. We hadden geen adres, alleen de naam Reimer…

We kochten een plattegrond en zochten de burgerlijke stand op. Die vonden we na lang zoeken, maar … die was gesloten. Het politiebureau (in hetzelfde gebouw) wilde wel helpen, maar kon op dat moment niets doen door een beperkte bezetting. De moed zonk ons in de schoenen maar we gaven niet op. In het telefoonboek op het politiebureau vonden we 15x de naam Reimer. Was dat allemaal familie? Het was al laat geworden en wij gingen terug naar Bremen. Maar op de autobaan kwam er stoom onder de motorkap vandaan door een lek in het koelsysteem. Met enkele bijvullingen en langzaam rijden kwamen we bij moeders huis aan. Ik ging op zoek naar een garage om de auto te laten repareren maar alles was al gesloten en de stemming zakte naar een dieptepunt…

Op de tweede dag vonden we een garage die tegen een redelijke prijs de auto kon repareren. Dus bleef er nog maar één dag over. In de ochtend reden we weer naar Bremenhaven en we begonnen de 15 adressen af te lopen. Op de eerste twee adressen was iedereen vriendelijk en bereid om over hun familie te spreken en waar zij vandaan kwamen. Maar oom Hans en tante Edith kenden zij niet. Op het derde adres werden we via de intercom gevraagd om later terug te komen. Ook op het volgende adres hadden we geen resultaat en zo verstreek de dag. Maar het gevoel om naar het derde adres terug te gaan werd steeds sterker en dat deden we. We belden aan maar er was geen gehoor…

Aan de overkant was een sigarenwinkel. Voor de jongens kocht ik iets lekkers en ik sprak met de winkelier. Uit de antwoorden werd het steeds duidelijker dat we op het goede spoor zaten. Zouden we toch nog succes hebben na alle moeite? De winkelier vertelde dat er op het adres een vrouw alleen woonde dus we besloten te wachten. Bij iedereen die de straat in liep vroegen wij ons af: is zij het? Het begon al te schemeren toen er een vrouw kwam en voor de deur stopte. Ik ging de auto uit en vroeg haar of zij mevrouw Reimer was. ‘Nee, maar zij is mijn buurvrouw’, antwoordde ze. Ik vertelde mijn verhaal en het werd steeds duidelijker: hier woont tante Edith. Maar waar was zij?

Wij konden niets anders doen dan wachten in de auto. Het was tegen zes uur toen een man en een vrouw naderbij kwamen, hun pas verlangzaamden en naar de sleutel zochten. Ik stapte uit de auto en kan me de woorden van ons gesprek nog steeds herinneren:

‘Goedenavond, bent u mevrouw Reimer?’

‘Ja’, antwoordde ze.

‘Ik ben Fred Reimer, de zoon van Heinrich Reimer.’

‘Die ken ik niet’, antwoordde ze.

‘U bent toch de vrouw van Hans Reimer?’ ‘Ja.’

‘Uw man en mijn vader waren broers.’

Enkele seconden spookten haar gedachten door de laden van het verleden. Dan de verlossende woorden van de herkenning:

‘Fred, ben jij het? Wat doe jij hier?’

‘Ik ben je aan het zoeken’, zei ik.

Ik kan onze eerdere ontmoetingen niet meer herinneren. Later bleek dat die in de tijd van mijn luiers moeten zijn geweest. De man bij haar was haar zoon, zojuist terug van een zeereis. Die avond hadden we veel te vertellen met schoenendozen vol foto’s en brieven en verhalen over de familie. Alles kwam op tafel en de jongens en ik gingen laat naar huis. Maanden later volgde een ontmoeting van mijn moeder en tante Edith. En wat daar allemaal werd verteld! We zijn nog verschillende keren bij haar geweest en zij heeft ons ook in Nederland bezocht.

De informatie van tante Edith opende de deuren naar vele familieleden, levend en overleden. Ik leerde mijn familie kennen, hun doen en laten en velen heb ik leren liefhebben.