Instituut
Hoofdstuk 17: Enos–Woorden van Mormon


Hoofdstuk 17

Enos–Woorden van Mormon

Inleiding

Let bij uw studie van de boeken Enos, Jarom, Omni en Woorden van Mormon op manieren waarop u net als Enos leiding van de Heer kunt ontvangen. Uit het verhaal van Enos blijkt Gods bereidheid om ons in antwoord op onze gebeden te zegenen en te leiden. Het verslag waarin de Nephieten het land Lehi-Nephi ontvluchten, geeft aan dat God zijn volk ook leidt door middel van profetische waarschuwingen en raad. Als we bidden en de profeet volgen, ontvangen wij een getuigenis van Gods oneindige liefde en zorg voor ons.

Jakob en Enos

© 1999 Scott Snow

Toelichting

Enos 1:1. ‘Lering en terechtwijzing des Heren’

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft vaders de raad gegeven het onderwijsmodel van de rechtschapen vaders in het Boek van Mormon te volgen:

    ‘Wat leerden de rechtvaardige vaders in het Boek van Mormon hun zoons? Zij onderwezen hen in vele dingen, maar de overkoepelende boodschap was “het grote plan van de Eeuwige God” — de val, de wedergeboorte, de verzoening, de opstanding, het oordeel en het eeuwige leven. (Zie Alma 34:9.) Enos schreef dat hij wist dat zijn vader een rechtvaardig man was, “want hij heeft mij onderwezen in zijn taal, en tevens in de lering en terechtwijzing des Heren — en gezegend zij de naam van mijn God daarvoor” (Enos 1:1).

    ‘Wie in het Boek van Mormon niets leerden over de Heer maar alleen wereldse kennis opdeden, werden een geslepen en goddeloos volk. (Zie Mosiah 24:5, 7.)

    ‘Niet alle waarheden zijn even waardevol. De verlossende waarheden van het heilsplan hebben de meeste waarde. De vaders uit het Boek van Mormon brachten die waarheden duidelijk, vaak en vurig over op hun kinderen. Doen wij vaders hetzelfde?’ (Ensign, november 1985, p. 36.)

Enos 1:2. Een worsteling voor het aangezicht van God

  • Enos bidt

    Robert Barrett, © IRI

    Enos worstelde niet met God. Er staat dat Enos voor Gods aangezicht in gebed worstelde. In een dergelijke worsteling zoekt iemand naar de woorden om zijn of haar werkelijke verlangens onder inspiratie van de Heilige Geest te uiten. Op die manier bidden vereist dat iemand ijdele, holle of onoprechte herhalingen vermijdt en de diepste verlangens van zijn of haar hart onder woorden brengt. Iedere zin is dan een uitdrukking van het verlangen om Gods wil te doen. Aan dergelijke gebeden komt de schragende invloed van de Heilige Geest te pas, ‘want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen’ (Romeinen 8:26).

Enos 1:3–15. Ons voorbereiden om antwoord op onze gebeden te ontvangen

  • Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd welk proces Enos doormaakte waardoor zijn geloof toenam en hij voorbereid was om antwoord op zijn gebed te ontvangen:

    ‘Ten eerste hoorde Enos evangelische waarheden van zijn vader, net zoals u die in uw gezin en tijdens deze conferentie hoort.

    ‘Ten tweede nam hij zijn vaders leringen over “het eeuwige leven en de vreugde der heiligen” [Enos 1:3] sterk ter harte.

    ‘Ten derde was hij vol verlangen om er zelf achter te komen of die leringen waar waren, en waar hij stond wat zijn Schepper betreft. Enos zegt: “Mijn ziel hongerde” [Enos 1:4]. Door die grote geestelijke honger kwam Enos in aanmerking voor de zegen in deze belofte van de Heiland: “Gezegend zijn allen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen met de Heilige Geest worden vervuld” [3 Nephi 12:6].

    ‘Ten vierde gehoorzaamde Enos de geboden van God. Daarmee stemde hij zich af op de invloed van de Heilige Geest.

    ‘Ten vijfde schrijft Enos: “Ik knielde voor mijn Maker neer en ik riep Hem aan in machtig gebed en smeking voor mijn eigen ziel; en de gehele dag riep ik Hem aan; ja, en toen de avond viel, verhief ik mijn stem nog steeds, zodat zij tot de hemelen reikte” [Enos 1:4]. Het was niet makkelijk. Het geloof kwam niet snel. In feite noemde Enos zijn ervaring met het gebed een “worsteling die [hij heeft] gehad voor het aangezicht van God” [Enos 1:2]. Maar het geloof kwam. Door de kracht van de Heilige Geest kreeg hij zijn eigen getuigenis.

    ‘We kunnen geen geloof zoals dat van Enos verkrijgen zonder zelf in gebed strijd te leveren voor God. Ik getuig dat de beloning de moeite waard is. (…) Ik beloof u dat als u dit oprecht en onophoudelijk doet, de woorden die Christus tot zijn discipelen heeft gesproken, voor u zullen uitkomen: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.” [Matteüs 7:7].’ (Liahona, november 2004, p. 72.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het ontvangen van antwoord op onze gebeden vergeleken met een combinatieslot. Het gebeurt stap voor stap: ‘Ik heb door vurig bidden steeds opnieuw geleerd dat de schatkamer van de hemel met alle zegeningen alleen met een combinatieslot te openen valt. Geloof bepaalt de stand van de eerste ontgrendeling, persoonlijke rechtschapenheid de tweede. De derde en laatste ontgrendeling volgt pas als we vragen wat in Gods ogen — niet in die van ons — goed voor ons is. Soms bonken we aanhoudend op de kluisdeur om iets wat we heel graag willen en vragen we ons af waarom de deur niet opengaat. We zouden te verwende kinderen zijn als de kluisdeur makkelijker open zou gaan dan nu het geval is. Ik zie nu in dat God mij werkelijk liefheeft als ik mijn smeekbeden onder de loep neem die Hij schijnbaar niet heeft beantwoord. Uit onze afgewezen smeekbeden leren we veel over onszelf, maar ook veel over onze volmaakte Vader.’ (‘Insights’, New Era, april 1978, p. 6.)

Enos 1:5–8. ‘Enos, uw zonden zijn u vergeven’

  • Meisje in bekeringsproces

    Del Parson, © 2000 IRI

    Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat volledige bekering iemand door de verzoening van Jezus Christus rein kan maken: ‘De Verlosser kan onze schuld afbetalen aan de gerechtigheid en ons door het barmhartige pad van bekering vergeving schenken [zie Alma 42:15]. Volledige bekering is absoluut noodzakelijk om de verzoening haar volledige wonder in uw leven tot stand te laten brengen. Als u de verzoening begrijpt, zult u inzien dat God geen wraakzuchtige persoon is die ervan geniet hen te vervolgen die een misstap begaan. Hij is de absoluut volmaakte, medelevende, begrijpende, geduldige en vergevensgezinde Vader.’ (Zie De Ster, mei 1995, pp. 68–69.)

Enos 1:9–14. Een verlangen naar het welzijn van anderen

  • Nadat Enos de zegeningen van de verzoening zelf had gesmaakt, bad hij voor het welzijn van zijn eigen volk, de Nephieten, en daarna voor het geestelijk welzijn van zijn vijanden, de Lamanieten. Ouderling Robert D. Hales heeft gesproken over het medeleven dat bekeerde mensen voor anderen koesteren: ‘In de Schriften wordt bevestigd dat echte bekeerlingen meer doen dan alleen de verlokkingen van de wereld verzaken. Zij hebben God en hun medemensen lief. Hun geest en hun hart zijn op het zoenoffer van de Heiland gericht. Vanaf het moment van hun bekering hebben Enos, Alma de jonge, Paulus en anderen zich van ganser harte gericht op de taak om zichzelf en hun medemensen tot God te brengen.’ (Liahona, januari 2001, pp. 8–9.) (Zie ook de toelichting bij Mosiah 28:3 op pagina 173.)

Enos 1:10. ‘Klonk de stem des Heren (…) in mijn binnenste’

  • Openbaring of inspiratie komt in verschillende vormen, zoals gedachten, indrukken en gevoelens (zie LV 6:15; 8:2–3). President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd hoe we de stem van de Heer kunnen herkennen:

    ‘Antwoorden op gebeden komen in stilte. In de Schriften staat dat de stem van inspiratie een stille, zachte stem is. (…)

    ‘Het is mij duidelijk geworden dat inspiratie meer een gevoel dan een geluid is. (…)

    ‘Houd de moeilijke vragen in uw achterhoofd en ga door met uw leven. Denk en bid er rustig en aanhoudend over.

    ‘Het antwoord komt misschien niet als een bliksemflits. Misschien krijgen we het als een beetje inspiratie hier en een beetje daar, “regel op regel, voorschrift op voorschrift” (LV 98:12).

    ‘Sommige antwoorden ontvangen we door in de Schriften te lezen, andere door naar sprekers te luisteren. En soms, wanneer het belangrijk is, komen antwoorden door directe, krachtige inspiratie. De influisteringen zullen duidelijk en niet mis te verstaan zijn.’ (Ensign, november 1979, pp. 19–21.)

  • De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft uitgelegd hoe de Heer met ons communiceert: ‘We kunnen er baat bij hebben de eerste aanduiding van de geest van openbaring op te merken, bijvoorbeeld als we zuivere intelligentie in ons voelen stromen. Dan kunnen we plotselinge invallen krijgen. Als we dat opmerken, kan het zijn dat we het diezelfde dag of spoedig daarna zien gebeuren; (d.w.z.) de zaken die ons door de Geest van God werden ingegeven, zullen gebeuren; en door de Geest van God te onderkennen en te begrijpen, groeien we in het beginsel openbaring, totdat we volmaakt worden in Christus Jezus.’ (History of the Church, deel 3, p. 381.)

Enos 1:23; Woorden van Mormon 1:17. Scherpe en duidelijke taal gebruiken

  • Kerkleiders moeten leden van de kerk soms in scherpe en duidelijke bewoordingen waarschuwen voor iets wat hun heil in gevaar kan brengen. President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft in een toespraak tot jongvolwassenen op die plicht gewezen: ‘Ik weet zeker dat Petrus, Johannes en Paulus het niet leuk vonden om mensen voortdurend tot bekering te roepen en te waarschuwen voor gevaren, maar ze bleven dat toch onversaagd doen. Dus wij, als jullie leiders, moeten er steeds bovenop zitten; als jonge mensen dat niet begrijpen, ligt de fout wellicht deels bij ons. Maar als we jullie de juiste weg duidelijk maken, zijn we schuldeloos.’ (Love versus Lust, Brigham Young University Speeches of the Year [5 januari 1965], p. 6.)

Enos 1:27. ‘De plaats van mijn rust’

  • De profeet Joseph Smith heeft over eeuwige rust gezegd: ‘God heeft een tijd beschikt, ofwel een tijdperk (…) vastgesteld, waarin Hij al zijn onderdanen die zijn stem en zijn geboden hebben gehoorzaamd, zijn celestiale rust zal binnenleiden. Deze rust is zo volmaakt en heerlijk dat de mens wel genoodzaakt is om zich voor te bereiden op de wetten die in dat koninkrijk gelden, voordat hij daar kan binnengaan en kan genieten van de zegeningen aldaar. (…) God heeft het mensdom bepaalde wetten opgelegd, waarmee het zich, op voorwaarde van naleving, adequaat kan voorbereiden op die rust.’ (History of the Church, deel 2, p. 12.)

Jarom 1:5. ‘Zij schonden het heilige niet; evenmin lasterden zij God’

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft beklemtoond dat we fatsoenlijke woorden moeten gebruiken:

    ‘Dit zeg ik tot de jongens. Dit zeg ik ook tot de ouderen onder u die met hetzelfde probleem kampen. Ik doe het in een geest van liefde. Ik weet dat de Heer blij is als we reine en deugdzame taal gebruiken, want Hij heeft zelf het goede voorbeeld gegeven. Zijn openbaringen zijn vervat in positieve, opbouwende woorden die ons aanmoedigen om het goede te doen en in waarheid voorwaarts te gaan.

    ‘Vloek niet. Gebruik geen godslasterlijke taal. Vermijd zogenaamde schuine moppen. Vermijd gesprekken waarin herhaaldelijk smerige woorden worden gebruikt. Je zult er gelukkiger door zijn en je voorbeeld zal anderen kracht geven.’ Ensign, november 1987, p. 48.)

Jarom 1:11. ‘Geloven in Hem die nog moest komen alsof Hij er reeds was’

  • Christus in GetsemaneWare profeten die vóór de geboorte van Jezus Christus leefden, zoals Jarom, hebben over zijn komst en zijn verzoening geschreven alsof die al hadden plaatsgevonden. Koning Benjamin heeft gezegd: ‘De Here God heeft zijn heilige profeten onder alle mensenkinderen gezonden om deze dingen bekend te maken aan alle geslacht, natie en taal, opdat daardoor wie ook geloven dat Christus zal komen, vergeving van hun zonden kunnen ontvangen en zich met buitengewoon grote vreugde verheugen, alsof Hij reeds onder hen was gekomen’ (Mosiah 3:13; cursivering toegevoegd). Abinadi heeft gezegd: ‘Indien Christus niet in de wereld was gekomen — om over toekomstige dingen te spreken alsof zij reeds hebben plaatsgevonden — dan had er geen verlossing kunnen zijn’ (Mosiah 16:6; cursivering toegevoegd).

Omni 1:12–17. Drie afzonderlijke bevolkingsgroepen in het verslag

  • In dit korte verslag lezen we over drie groepen mensen die de Heer naar het land van belofte op het westelijk halfrond heeft gebracht. De eerste groep die genoemd wordt, is die van Lehi met zijn gezelschap. Het Boek van Mormon is grotendeels een verslag van hen en hun nakomelingen.

    Het Boek van Mormon maakt ook gewag van een tweede groep, het volk van Zarahemla, bestaande uit nakomelingen van Mulek die zich bij de Nephieten aansloten (zie Mosiah 25:2). Mulek was een zoon van koning Sedekia en trok uit Jeruzalem weg naar Amerika nadat Babylon Jeruzalem rond 587 v.C. had verwoest (zie Omni 1:15). Het volk van Zarahemla had geen kronieken en was daarmee het levende bewijs van de woorden die de Geest tegen Nephi sprak: dat een natie in ongeloof zou verkommeren (zie 1 Nephi 4:13). De Mulekieten verenigden zich later met de Nephieten onder koning Mosiah (zie Omni 1:19).

    De derde groep bestond uit de Jaredieten, die naar het land van belofte kwamen in de tijd van de toren van Babel die in Genesis 11 wordt genoemd. De oorspronkelijke groep Jaredieten groeide uit tot een groot volk. Uiteindelijk zorgde het voor zijn eigen ondergang in een grote burgeroorlog ergens tussen 600 en 300 v.C.. Alleen Coriantumr, hun laatste koning, en Ether, een profeet van de Heer, waren overgebleven (zie Ether 15:29–34). Ether voltooide de kroniek en Coriantumr zwierf kennelijk rond tot hij op het volk van Zarahemla stuitte, waarna hij ‘negen manen lang’ onder hen woonde (Omni 1:21) voordat hij stierf. Moroni geeft in het boek Ether een verslag van de Jaredieten, verder is er niet veel bekend over dat volk.

Omni 1:23–25. Koning Benjamin ontving de kleine platen

  • Vanaf 1 Nephi tot en met Omni hielden de profeten de kleine platen en de koningen de grote platen bij (zie Jarom 1:14). Daar kwam later verandering in. Amaleki gaf de kleine platen aan koning Benjamin; de kleine platen waren op dat moment vol (zie Omni 1:30). Vanaf de tijd van koning Benjamin werd het religieuze en het historische verslag op de grote platen bijgehouden. De kleine platen werden pas na 130 v.C. toegevoegd. Mosiah tot en met 4 Nephi bestaat uit Mormons samenvatting van de grote platen.

Omni 1:26. ‘Biedt Hem uw gehele ziel als offerande aan’

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft over de offerande van onszelf aan de Heer gezegd: Aldus is een echt persoonlijk offer nooit het leggen van een dier op een altaar geweest, maar de bereidheid om het dier in onszelf op het altaar te leggen en het te laten verteren!’ (Zie De Ster, juli 1995, p. 62.)

    Ouderling Maxwell heeft later over datzelfde onderwerp gezegd: ‘Als u uw wil aan die van de Heer onderwerpt, geeft u Hem het enige wat u Hem kunt geven dat echt van uzelf is.’ (Liahona, mei 2004, p. 46.)

Woorden van Mormon. Een overbrugging van de kleine naar de grote platen van Nephi

  • Mormon maakt een samenvatting van de platenDe Nephieten hielden onder meer de kleine en grote platen van Nephi bij (zie 1 Nephi 9:2). De grote platen bevatten voornamelijk de wereldse geschiedenis van het volk, de kleine platen de gewijde geschiedenis (zie 1 Nephi 9:2–4). De boeken 1 Nephi tot en met Omni zijn afkomstig van de kleine platen van Nephi. De boeken Mosiah tot en met 4 Nephi bestaan uit de samenvatting die Mormon van de grote platen heeft gemaakt (zie de toelichting bij 1 Nephi 9:1–5 op pagina 23).

Woorden van Mormon 1:7. ‘De Heer weet (…) alle dingen die komen zullen’

  • Nephi maakte de kleine platen pas dertig jaar nadat Lehi met zijn gezelschap Jeruzalem had verlaten (zie 2 Nephi 5:28–31). Hij begreep niet waarom hij het gebod had gekregen een tweede set kronieken te maken, maar hij vertrouwde erop dat het ‘met een wijs doel’ in het bestel van de Heer was (1 Nephi 9:5). Bijna duizend jaar later getuigde Mormon in soortgelijke woorden als die van Nephi dat hij naast zijn samenvatting van de grote platen van Nephi de kleine platen van Nephi toevoegde ‘met een wijs oogmerk’ (Woorden van Mormon 1:7).

    Joseph Smith begon de vertaling van het Boek van Mormon met Mormons samenvatting van de grote platen van Nephi. Hij had 116 manuscriptpagina’s voltooid toen Martin Harris bij Joseph begon aan te dringen hem het manuscript mee te geven zodat hij het aan familieleden kon laten zien. Joseph vroeg God drie verschillende keren of Martin het manuscript kon meenemen, wat hem uiteindelijk werd toegestaan. Het manuscript viel in handen van goddeloze mensen (zie LV 10:8) en staat sindsdien bekend als het verloren manuscript, ofwel de verloren 116 pagina’s.

    Het verlies van het manuscript maakt duidelijk waarom de Heer Nephi geboden had het verslag op de kleine platen bij te houden en waarom Mormon de inspiratie kreeg die aan de kronieken toe te voegen. Joseph Smith kreeg de boodschap het gedeelte dat hij al had vertaald niet opnieuw te vertalen, maar te vervangen door de vertaling van de kleine platen van Nephi (zie LV 10:30, 38–45). De vertaling van de 116 pagina’s beslaat de periode van 600–130 v.C. — vanaf de tijd van Lehi tot aan de tijd van koning Benjamin. De kleine platen beslaan eveneens de periode van 600–130 v.C. — van Lehi tot koning Benjamin. De Heer had in zijn alwetendheid gezorgd dat het tweede verslag, op de kleine platen, precies dezelfde tijdsperiode besloeg als die op de gestolen 116 pagina’s. Zo kwam de Heer zijn verbond met Enos na dat Hij de verslagen zou bewaren (zie Enos 1:16).

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat het gedeelte van het Boek van Mormon dat afkomstig is van de kleine platen, meer informatie bevat dan wat met de 116 pagina’s verloren is gegaan:

    ‘In het Boek van Mormon komt minstens zes keer de uitdrukking ‘met een wijs doel [of oogmerk]’ voor in verband met het maken, bijhouden en bewaren van de kleine platen van Nephi (zie 1 Nephi 9:5; Woorden van Mormon 1:7; Alma 37:2, 12, 14, 18). U en ik weten dat het wijze doel — het meest voor de hand liggende doel — was het verlies van de eerder genoemde 116 manuscriptpagina’s goed te maken.

    ‘Maar het komt mij voor dat er een nog wijzer doel mee wordt beoogd. (…) De sleutel tot dat wijzere oogmerk is te vinden in Leer en Verbonden 10:45. De Heer geeft Joseph instructies (…) en Hij zegt: “Zie, er staan vele dingen op de [kleine] platen van Nephi gegraveerd die meer zicht op mijn evangelie werpen” (cursivering toegevoegd).

    ‘Het was dus duidelijk niet (…) een ruilhandeltje of voor wat hoort wat — lever 116 manuscriptpagina’s in en je krijgt er 142 pagina’s gedrukte tekst voor terug. Bepaald niet. We hebben meer teruggekregen dan we zijn kwijtgeraakt. En vanaf het begin was bekend dat dit het geval zou zijn. Het was met een wijzer doel. We weten niet precies wat we op de 116 pagina’s hebben gemist. We weten wel dat we op de kleine platen de persoonlijke verklaring van drie belangrijke getuigen [Nephi, Jakob en Jesaja] hebben, drie van de voornaamste leerstellige stemmen die in het Boek van Mormon getuigen dat Jezus de Christus is. (…)

    ‘Ik denk zelfs dat men terecht kan stellen dat het enige doel van de kleine platen was die drie getuigen een stem te geven.’ (‘A Standard unto My People’ [CES-symposium over het Boek van Mormon, 9 augustus 1994], pp. 9–10; zie LDS.org: gospel library/additional addresses/CES addresses.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft getuigd van de voorkennis van God en dat ons geloof in Hem erdoor wordt versterkt:

    ‘Naast het bestaan van God zijn er maar weinig leerstellingen die fundamenteler zijn dan de waarheid dat God alwetend is. (…)

    ‘(…) God bezit volmaakte goddelijke eigenschappen, waarvan kennis er één is: “(…) aangezien God zonder de kennis van alle dingen niet in staat zou zijn om enig gedeelte van zijn schepselen te redden; want door zijn kennis van alle dingen, vanaf het begin tot het einde, is Hij in staat om die kennis aan zijn schepselen door te geven, waardoor zij deel kunnen hebben aan het eeuwige leven. En als de mensen er niet van overtuigd waren dat God alle kennis bezit, zou het onmogelijk voor hen zijn om geloof in Hem te oefenen.” (Lecture 4, elfde alinea.) (…)

    ‘God, die zowel begin als einde kent, weet dus ook alles daartussenin.’ (All These Things Shall Give Thee Experience [1979], pp. 6–7.)

Woorden van Mormon 1:10–11. Amaleki overhandigde de platen aan koning Benjamin

  • De platen die Amaleki aan koning Benjamin overhandigde, waren de kleine platen. De grote platen werden voortdurend bijgehouden en doorgegeven van de ene kroniekschrijver op de andere tot 385 n.C., toen Mormon de grote platen ontving en er een samenvatting van maakte. Hij graveerde zijn samenvatting op de gouden platen ofwel de platen van Mormon.

  • Raadpleeg ‘Nephitische kroniekschrijvers’ in het aanhangsel (pagina 431) voor een overzicht van de verschillende kroniekschrijvers met de bijbehorende tijdsperioden.

Stof tot nadenken

  • Waarom is bidden noodzakelijk om de zegeningen van de verzoening te ervaren?

  • De taal van het volk van Zarahemla was verbasterd omdat zij geen kronieken hadden. Hoe kunnen verslagen en taal ons helpen met onze geestelijke groei?

  • Welke voorbeelden van de voorkennis van God hebt u in uw eigen leven meegemaakt? (Zie de toelichting bij Woorden van Mormon 1:7 op pagina 138.)

Voorgestelde opdrachten

  • Beschrijf in het kort de ‘worsteling’ die u hebt gehad voor het aangezicht van God waardoor u geestelijk bent gegroeid (zie de toelichting bij Enos 1:2 op pagina 130). Lees die geestelijke ervaringen zo nu en dan door en bedenk dan hoe de Heer u heeft geleid.

  • Lees en bespreek met een vriend of vriendin welke ‘scherpe’ raadgevingen wij van hedendaagse profeten hebben ontvangen die ons voor geestelijk gevaar waarschuwen (zie de toelichting bij Enos 1:23; Woorden van Mormon 1:17 op pagina 136).

  • Bereid op basis van het verhaal van de 116 verloren pagina’s een korte les voor over de alwetendheid van God en zijn vermogen om zijn doeleinden te volbrengen.