Instituut
Hoofdstuk 4: 1 Nephi 12–15


Hoofdstuk 4

1 Nephi 12–15

Inleiding

President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd dat onze hemelse Vader graag gehoor wil geven aan de rechtvaardige verlangens van ons hart: ‘Er is geen enkele boodschap die vaker en op meer manieren in de Schriften voorkomt dan: “Vraag, en gij zult ontvangen.”’ (Zie De Ster, januari 1992, p. 19.) Nephi paste de uitnodiging toe en vroeg naar de dingen ‘die [zijn] vader had gezien, en (…) geloofde dat de Heer bij machte was ze (…) bekend te maken’ (1 Nephi 11:1). Nephi’s rechtvaardige verlangens werden beloond. Hij schreef niet alleen over het visioen van Lehi, maar schetste ook een panoramisch vergezicht van deze wereld tot aan het einde der tijden (zie 1 Nephi 14:18–30). Dit visioen heeft raakvlakken met het visioen van Johannes in het boek Openbaring in het Nieuwe Testament. Let bij de studie van het visioen van Nephi op specifieke profetieën die in de loop van de geschiedenis zijn uitgekomen of nog zullen uitkomen — met name de gevolgen van de afval, de latere herstelling van het evangelie en de uiteindelijke overwinning van het goede.

Toelichting

1 Nephi 12:11. ‘Wit gemaakt in het bloed van het Lam’

  • Wit is een symbool van reinheid, rechtschapenheid en heiligheid. We moeten volkomen rein zijn als we op de Heiland willen lijken. Witte klederen symboliseren dat iemand in reinheid is gehuld, of dat reinheid een eigenschap is van die persoon. Die reinheid is alleen mogelijk dankzij het zoenoffer van Jezus Christus, waarbij Hij zijn bloed heeft vergoten voor onze zonden.

  • President John TaylorPresident John Taylor (1808–1887) heeft gezegd dat er meer bij komt kijken dan alleen het lidmaatschap in de kerk van de Heer als we waardig voor onze Vader in de hemel willen staan: ‘Er is iets dat verder gaat dan wij soms denken, en dat is dat het tot niets leidt als we beweren dat we volgelingen van de Heer zijn, als we beweren dat we het evangelie hebben ontvangen en ons erdoor laten leiden, tenzij we onze klederen hebben gewassen en ze in het bloed van het Lam wit hebben gemaakt. Het is niet voldoende om met het Zion van God verenigd te zijn, want het Zion van God moet bestaan uit mensen die zuiver van hart zijn, rein leven en vlekkeloos voor God staan, en daar moeten we wel naartoe werken. Zover zijn we nog niet, maar we moeten er wel toe komen voordat we heerlijkheid en verhoging kunnen beërven; een schijn van godsvrucht is slechts weinig waard (…). Het is niet voldoende om het evangelie te aanvaarden (…), met het volk van God om te gaan, de kerkdiensten bij te wonen, aan het avondmaal deel te nemen en zonder al te veel moeilijkheden door het leven te gaan; want als ons hart niet op de juiste plaats zit, als we niet rein van hart voor God staan, als we geen zuiver hart en geweten hebben, God niet vrezen en zijn geboden niet onderhouden, zullen we, tenzij we ons bekeren, niet kunnen deelnemen aan de zegeningen die Hij heeft beloofd, en waarvan de profeten hebben getuigd.’ (Leringen van kerkpresidenten: John Taylor [2001], p. 114.)

1 Nephi 12–14. Overzicht

  • De belangrijke gebeurtenissen die uitmondden in de vestiging van Gods koninkrijk op aarde, worden in het volgende visuele overzicht weergegeven:

    Chart of Sequence of Events

    Reeks gebeurtenissen die uitmondde in de vestiging van Gods koninkrijk

    Nephites’ last battle

    Nephitische volk vernietigd (zie 1 Nephi 12:19–23)

    Nephitische verslagen bewaard gebleven (zie 1 Nephi 13:35, 40)

    Columbus

    Land van belofte ontdekt door andere volken (zie 1 Nephi 13:12)

    Land van belofte bevolkt door andere volken (zie 1 Nephi 13:13–16)

    Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog

    © Comstock.com

    Internationale oorlog in het land van belofte (Onafhankelijkheidsoorlog; zie 1 Nephi 13:16–19)

    De andere volken die naar de Heer luisteren, zullen ‘onder het huis Israëls worden gerekend’ (Herstelling van het evangelie; zie 1 Nephi 14:1–2)

    Joseph Smith and Oliver Cowdery translating

    Nieuwe Schriftuur komt tevoorschijn (zie 1 Nephi 13:35–40; 14:7)

    De kerk van Christus hersteld (zie 1 Nephi 14:10–17)

1 Nephi 13:1–9. De grote en gruwelijke kerk

  • ‘Wat het koninkrijk Gods betreft: de duivel bouwt zijn koninkrijk altijd op hetzelfde moment op als tegenpool van God.’ (Joseph Smith, History of the Church, deel 6, p. 364.)

  • Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de grote en gruwelijke kerk als volgt omschreven: ‘De namen kerk van de duivel en grote en gruwelijke kerk zijn aanduidingen voor alle (…) organisaties van elke naam of aard — politiek, filosofisch, onderwijskundig, economisch, maatschappelijk, burgerlijk of godsdienstig — die tot doel hebben de mens weg te leiden van God en zijn wetten, en dus ook van het eeuwig heil in het koninkrijk van God.’ (Mormon Doctrine, 2de editie [1966], pp. 137–138.)

  • Iemand heeft uitgelegd dat de grote en gruwelijke kerk meerdere entiteiten omvat:

    ‘In feite voldoet vanuit historisch oogpunt geen enkele kerk, geloofsrichting of groep gelovigen op zich aan alle kenmerken van de grote en gruwelijke kerk: zij moet onder de andere volken zijn opgericht; zij moet betrokken zijn geweest bij de bewerking en verspreiding van de Schriften; zij moet de heiligen Gods hebben gedood, waaronder de apostelen en profeten; zij moet samenspannen met overheden en hun politiemacht gebruiken om haar religieuze opvattingen door te drukken; zij moet heerschappij over de hele aarde hebben; zij moet grote rijkdom en seksuele immoraliteit nastreven; en zij moet standhouden tot nagenoeg het einde van de wereld. Geen enkel kerkgenootschap of systeem van geloofsopvattingen voldoet volledig aan deze beschrijving. De rol van Babylon is en wordt echter door vele verschillende instellingen, ideologieën en kerken in vele verschillende tijdperken vervuld. (…)

    ‘Kunnen we dan één historische entiteit aanwijzen die in het vroege christendom de grote en gruwelijke kerk is geweest? Een dergelijke entiteit moet in de tweede helft van de eerste eeuw zijn ontstaan en veel van haar activiteiten tegen het midden van de tweede eeuw hebben uitgevoerd.

    ‘Deze periode kan wel de blinde vlek in de christelijke geschiedenis worden genoemd, omdat voor deze periode de minste historische bronnen bewaard zijn gebleven. Wat het christendom van het Nieuwe Testament betreft, daarvoor beschikken we over goede bronnen. Daarna gaat het licht als het ware uit, en horen we flarden van een grote strijd. Wanneer het licht ongeveer honderd jaar later weer aangaat, zien we dat de meubels zijn verplaatst en dat het christendom heel anders is geworden dan het oorspronkelijk was.’ (Stephen E. Robinson, ‘Warring against the Saints of God’, Ensign, januari 1988, pp. 38–39.)

1 Nephi 13:12. ‘Een man onder de andere volken’

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd dat deze man onder de andere volken Christoffel Columbus was:

    ‘God inspireerde “een man onder de andere volken” (1 Nephi 13:12), die door de Geest Gods werd geleid om het land Amerika opnieuw te ontdekken en dit rijke nieuwe land onder de aandacht van de mensen in Europa te brengen. Die man was natuurlijk Christoffel Columbus, die getuigde dat hij geïnspireerd werd in wat hij deed.

    Christoffel Columbus aan dek

    © 1992 Robert Barrett

    ‘“Onze Heer,” zei Columbus, “heeft mijn verstand ontsloten, me de zee op gestuurd en me een sterk verlangen gegeven voor mijn daden. Wie van mijn plannen hoorden, noemden ze dwaas, bespotten mij en lachten mij uit. Maar wie kan eraan twijfelen dat de Heilige Geest me geïnspireerd heeft?” (Jacob Wasserman, Columbus, Don Quixote of the Seas, pp. 19–20.)’ (The Teachings of Ezra Taft Benson [1988], p. 577.)

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft met lof over Columbus gezegd dat hij door de Heer werd geïnspireerd: ‘Vele critici hebben zich negatief over [Christoffel Columbus] uitgelaten. Ik beweer ook niet dat er geen anderen vóór hem naar dit westelijk halfrond zijn gekomen. Maar hij was het die in geloof op zoek ging naar een nieuwe weg naar China en daarbij Amerika ontdekte. Het was een gigantische onderneming om westwaarts over een onbekende zee te varen, verder dan iemand uit zijn tijd ooit gedaan had. Hij was het die, ondanks de vrees voor het onbekende en het geklaag en de op handen zijnde muiterij van zijn bemanning, met vele gebeden tot de Almachtige om leiding verder voer. In zijn rapporten aan het Spaanse koningshuis zei Columbus herhaaldelijk dat zijn reis voor de eer van God en de verspreiding van het christelijke geloof was. Terecht eren we hem wegens zijn onwrikbare kracht bij onzekerheid en gevaar.’ (Zie De Ster, januari 1993, p. 46.)

1 Nephi 13:12–19. De hand van de Heer in de geschiedenis van de Verenigde Staten van Amerika

  • President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft de vestiging van de Verenigde Staten van Amerika gekoppeld aan de herstelling van het evangelie: ‘De Almachtige heeft deze grote Amerikaanse natie door de kracht van zijn almachtige hand voortgebracht, opdat in de laatste dagen het koninkrijk Gods op aarde zou kunnen worden gevestigd. Als de Heer niet de weg had bereid door het fundament te leggen voor deze roemrijke natie, zou het niet mogelijk zijn geweest (onder de strenge wetten en onverdraagzaamheid van de monarchale regeringen in de wereld) het fundament te leggen voor de komst van zijn grote koninkrijk. De Heer heeft dat gedaan.’ (Gospel Doctrine, 5de editie [1939], p. 409.)

  • Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat God de grondleggers van Amerika heeft geïnspireerd om een nieuwe natie met godsdienstvrijheid voor iedereen te vestigen, ter voorbereiding op de herstelling van het evangelie: ‘Meer dan een eeuw later [na de ontdekking van Amerika] lieten de stichters van een nieuwe natie op het Amerikaanse vasteland zich leiden door dergelijke godsdienstige gevoelens. Onder Gods hand garandeerden zij met een geïnspireerde grondwettelijke verklaring van rechten iedere burger godsdienstvrijheid. Veertien jaar later, op 23 december 1805, werd de profeet Joseph Smith geboren. De voorbereiding naderde zijn voltooiing in afwachting van de herstelling.’ (Liahona, november 2005, p. 90.)

1 Nephi 13:20–29. Duidelijke en waardevolle waarheden uit de Bijbel weggenomen

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de betekenis van ‘duidelijk en waardevol’ als volgt uitgelegd: ‘Elementen (…) die in de Bijbel ontbreken, waren “duidelijk en uitermate waardevol”. Ze waren duidelijk door hun eenvoud en klaarheid, gemakkelijk “te begrijpen (…) voor de mensen (…)”. Ze waren waardevol door hun zuiverheid en grote waarde, hun heilbrengende betekenis en eeuwige belang voor de mensenkinderen.’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 5.)

  • Een leerkracht heeft eens de volgende verklaring geopperd voor de veranderingen in de Schriften:

    ‘Kennelijk zijn de oorspronkelijke manuscripten van de Bijbel al heel vroeg verdwenen. Dat lijkt vooral te gelden voor het Nieuwe Testament. Sir Frederic Kenyon, een van de grootste tekstdeskundigen van de vroege twintigste eeuw, heeft daarover het volgende gezegd: “De originelen van de verschillende boeken zijn reeds lang verdwenen. Ze moeten in de vroege begintijd van de kerk zijn verdwenen, want geen enkele christelijke schrijver verwijst ernaar.” Kenyons opmerking is vooral voor ons van belang omdat er dus eeuwenlang geen oorspronkelijk manuscript van de Bijbel voorhanden is geweest als richtsnoer voor de lezer. Zelfs in de eerste decennia van de oorspronkelijke christelijke kerk hebben de oorspronkelijke teksten kennelijk ontbroken. (…)

    ‘De engel [in 1 Nephi 13:21–29] maakt duidelijk dat hij het niet heeft over subtiele vergissingen van hand en oog, waardoor enkele letters of woorden verkeerd komen te staan — de onbedoelde fouten van kopiisten. Hij schrijft deze veranderingen onomwonden toe aan het opzettelijke werk van sluwe mensen [zie 1 Nephi 13:27–28]. (…)

    ‘Bij het lezen van de woorden van de engel komen we erachter dat de wereld nooit een volledige Bijbel heeft gehad, want die is drastisch — met dramatische gevolgen — verbasterd voordat de verspreiding ervan heeft plaatsgevonden. Uiteraard zijn er naast de grove opzettelijke aantastingen van de bijbeltekst in de vroegchristelijke periode ook voortdurend geleidelijke en relatief kleine veranderingen ten opzichte van de manuscripttekst opgetreden wegens fouten van hand en oog, waar de geleerden zich op richten. Er is dus sprake van twee processen: (1) een omvangrijke, plotselinge en opzettelijke aantasting van de tekst en (2) een geleidelijke opeenstapeling van varianten als natuurlijk gevolg van kopiëren en vertalen.’ (Robert J. Matthews, A Bible! A Bible! [1990], pp. 74–75.)

    Afbeelding van een bijbelJoseph Smith heeft gezegd dat ‘veel belangrijke punten aangaande het heil der mensen uit de Bijbel zijn verwijderd of vóór de publicatie verloren zijn gegaan’. (History of the Church, deel 1, p. 245.) Hij heeft ook gezegd dat de Bijbel juist was ‘zoals die door de oorspronkelijke schrijvers is opgeschreven’, maar dat ‘onwetende vertalers, achteloze kopiisten of samenspannende en verdorven geestelijken veel fouten hebben gemaakt’. (History of the Church, deel 6, p. 57.)

1 Nephi 13:32–40. Duidelijke en waardevolle dingen hersteld

  • President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft uitgelegd dat de standaardwerken van de kerk het voornaamste middel vormen om verloren waarheden te herstellen:

    ‘De apostel Johannes zag in een visioen de tijd dat er, als onderdeel van de herstelling van het evangelie, een engel naar de aarde zou komen. Die engel was Moroni, die aan de profeet Joseph Smith is verschenen. Hij vertelde Joseph waar de gouden platen met de oude kronieken verborgen lagen. Joseph Smith vertaalde de kronieken op deze platen met de gave en macht van God, waarna het Boek van Mormon werd gepubliceerd. Deze kroniek gaat over twee volken die eeuwen geleden in Amerika hebben gewoond. Over deze volken was, voordat het Boek van Mormon het levenslicht zag, weinig bekend. Belangrijker evenwel is dat het Boek van Mormon eveneens een testament van Jezus Christus is. De waarheid omtrent de val, de verzoening, de opstanding en het hiernamaals wordt in het boek rechtgezet.

    ‘Vóór de herstelling hadden de hemelen eeuwenlang gezwegen. Maar toen er weer profeten en apostelen op aarde waren, gingen de hemelen open en kwamen er weer visioenen en openbaringen. Veel van de openbaringen aan de profeet Joseph Smith zijn opgenomen in een boek dat we de Leer en Verbonden noemen. Dit boek geeft veel inzicht in beginselen en verordeningen, en is een waardevolle bron voor de organisatie van de priesterschap. Bovendien hebben we nog een schriftuurlijk boek, dat de Parel van grote waarde wordt genoemd. Het bevat het boek Mozes, waarvan de inhoud aan de profeet Joseph Smith is geopenbaard, en het boek Abraham, dat is vertaald vanaf een aangekochte Egyptische papyrusrol. Hieruit komen we niet alleen veel te weten over Mozes, Abraham, Henoch en andere profeten, maar ook meer bijzonderheden over de schepping. We komen te weten dat alle profeten vanaf het begin der tijd in het evangelie van Jezus Christus zijn onderwezen — zelfs vanaf de tijd van Adam.’ (Liahona, mei 2006, pp. 67–68.)

  • De Bijbelvertaling van Joseph Smith draagt ook bij aan de herstelling van vele duidelijke en waardevolle waarheden. De Bijbelvertaling van Joseph Smith (BJS) is ‘een herziening of vertaling van de King Jamesbijbel, waarmee Joseph Smith in juni 1830 begon. Hij beschouwde dit werk, dat hem door God was opgedragen, als onderdeel van zijn roeping als profeet. (…)

    ‘Door de Bijbelvertaling van Joseph Smith zijn verschillende duidelijke en waardevolle zaken die uit de Bijbel verloren waren gegaan, teruggeplaatst (1 Nephi 13). Hoewel het niet de officiële Bijbel van de kerk is, biedt deze vertaling vele interessante inzichten, waardoor zij van grote waarde is voor een beter begrip van de Bijbel. Deze vertaling is tevens een getuigenis van de goddelijke roeping en bediening van de profeet Joseph Smith.’ (Gids bij de Schriften, ‘Bijbelvertaling van Joseph Smith (BJS)’; zie ook 2 Nephi 3:11; History of the Church, deel 1, p. 238.)

    De kerk van de Heer kent voortdurende openbaring, zodat de duidelijke en waardevolle leerstellingen en beginselen van het evangelie steeds aan de mensen in de wereld bekend worden gemaakt. De conferentieverslagen en andere geïnspireerde geschriften van de apostelen en profeten van de Heer zijn essentieel om de duidelijke en waardevolle waarheden van het evangelie beter te begrijpen.

1 Nephi 14:7. ‘Een groot en wonderbaar werk’

  • De Schriften beschrijven de herstelling van het evangelie en de organisatie van de kerk als ‘een groot en wonderbaar werk’ (1 Nephi 14:7; 3 Nephi 21:9). In deze context betekent het woord groot van grote betekenis en wonderbaar wonderbaarlijk en prachtig. Werk duidt hier op een daad of zaak met een eeuwige strekking.

    Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat de kerk een tweeledig belang heeft: ‘Deze kerk, het grandioze organisatorische lichaam van Christus, is een wonderbaar werk en een wonder, niet alleen vanwege wat ze doet voor de getrouwen, maar ook vanwege wat de getrouwen doen voor haar. Het leven dat u leidt, staat centraal in dat wonder. U bent het bewijs voor dat wonder.’ (Zie De Ster, januari 1995, p. 28.)

1 Nephi 14:14. Gewapend met gerechtigheid en macht

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat rechtschapenheid het volk van de Heer macht zal geven: ‘Laten wij daarom naar onszelf kijken. De Schriften stellen de kerk een versnelde zifting en een versnelde geestelijke en numerieke groei in het vooruitzicht — dit alles zal voorafgaan aan de tijd dat het volk van God zal zijn “gewapend met gerechtigheid” — niet met wapens — en dat de heerlijkheid des Heren over hen zal worden uitgestort (1 Nephi 14:14; zie ook 1 Petrus 4:17; LV 112:25). De Heer is vastbesloten een beproefd en rein volk te hebben (zie LV 100:16; 101:4; 136:31), en “er is niets wat de Heer, uw God, in zijn hart zal voornemen om te doen, of Hij zal het doen” (Abraham 3:17).’ (Zie De Ster, juli 1988, p. 6.)

  • Ouderling Maxwell heeft verder uitgelegd dat we alleen door het naleven van onze verbonden op die belofte aanspraak kunnen maken: ‘Broeders en zusters, (…) [er] staat de kerkleden nog iets bijzonders te wachten. Nephi heeft dat gezien. Op zekere dag, zei hij, zal Jezus’ verbondsvolk, “op het gehele oppervlak der aarde (…) verspreid”, zijn “gewapend met gerechtigheid en met de macht Gods in grote heerlijkheid” (1 Nephi 14:14). Dat zal gebeuren, maar alleen wanneer meer leden heiliger worden en zich heiliger gaan gedragen.’ (Zie De Ster, januari 1992, p. 30.)

1 Nephi 14:18–30. Het verslag van Johannes de Openbaarder

  • Vss. 18–30 in 1 Nephi 14 verwijzen naar het boek Openbaring, het laatste boek in het Nieuwe Testament, geschreven door de apostel Johannes. Nephi zag de gebeurtenissen van onze tijd, maar mocht ze niet opschrijven omdat dat de taak van Johannes was. Vers 26 zou kunnen slaan op het gedeelte van het Boek van Mormon dat verzegeld was. (Zie 2 Nephi 27:7; 3 Nephi 26:7–11; Ether 4:7 voor meer informatie over het verzegelde gedeelte.)

1 Nephi 15:2–11. ‘Hun hart was verstokt’

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uiteengezet hoe een verstokt hart onze spiritualiteit aantast:

    ‘Nephi probeerde zijn broers ervan te doordringen dat ze de betekenis konden weten van de profetische woorden van hun vader, “die moeilijk te begrijpen waren, tenzij een mens navraag doet bij de Heer” (1 Nephi 15:3). Nephi vertelde hen dat indien zij hun hart niet zouden verstokken en de geboden des Heren zouden onderhouden en de Heer in geloof zouden vragen, “deze dingen u zeker worden bekendgemaakt” (1 Nephi 15:11).

    ‘Als we ons hart verstokken, voortdurende openbaring in de wind slaan en onze kennis beperken tot wat we verstandelijk en door studie uit de precieze taal van de huidige Schrifturen tot ons kunnen nemen, blijft ons begrip beperkt tot wat Alma “een kleiner deel van het woord” noemt (Alma 12:11). Als we naar openbaring en inspiratie zoeken en die aanvaarden om ons begrip van de Schriften te vergroten, vervullen we de geïnspireerde belofte van Nephi dat aan hen die ijverig zoeken “de verborgenheden Gods (…) door de macht van de Heilige Geest [zullen] worden ontvouwd” (1 Nephi 10:19).’ (‘Scripture Reading and Revelation’, Ensign, januari 1995, p. 7.)

    Zendelingen in het opleidingscentrum
  • De profeet Joseph Smith heeft gezegd dat niet alleen Laman en Lemuël de dingen konden weten die Nephi en zijn vader wisten, maar dat dit beginsel ook op ons van toepassing is: ‘Als we allen zouden kunnen samenkomen in volmaakt geloof en één van hart en één van zin, dan zou de sluier net zo goed vandaag als volgende week of op enig ander tijdstip vaneen kunnen scheuren.’ (Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith [1976], p. 9.)

    ‘God heeft niets aan Joseph geopenbaard wat Hij niet ook aan de Twaalf bekend zal maken, en zelfs de minste heilige mag alles weten als hij in staat is om die kennis te verdragen.’ (History of the Church deel 3, p. 380.)

1 Nephi 15:12–13. De Joden en de andere volken

  • In het Boek van Mormon lezen we vaak over de Joden en de andere volken. Het is soms moeilijk te begrijpen tot wie de tekst is gericht. Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft licht geworpen op deze kwestie: ‘Zowel Lehi als Nephi delen alle mensen in twee groepen in: de Joden en de andere volken. De Joden waren inwoners van het koninkrijk Juda of hun nakomelingen; alle andere mensen werden tot de andere volken gerekend. Wij zijn dus de andere volken van wie de Schriften spreken. Wij hebben de volheid van het evangelie ontvangen. En wij zullen het naar de Lamanieten brengen, die Joden zijn, omdat hun voorvaderen uit Jeruzalem en uit het koninkrijk Juda afkomstig waren.’ (A New Witness for the Articles of Faith [1985], p. 556.)

    Ouderling McConkie heeft ook één persoon uit de andere volken genoemd die een grote rol zou spelen bij de herstelling: ‘Joseph Smith (…) was degene uit de andere volken door wie het Boek van Mormon is voortgekomen, en de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (…) zijn de andere volken die het eeuwig heil aan de Lamanieten en aan de Joden brengen.’ (The Millennial Messiah [1982], p 233.)

1 Nephi 15:13–16. De herstelling van het evangelie in de laatste dagen

  • President Gordon B. Hinckley heeft het volgende gezegd over het belang van de herstelling in de geschiedenis: ‘Broeders en zusters, beseft u wat wij hebben? Beseft u welke plaats wij innemen in het grote schouwspel van de geschiedenis van de mensheid? Dit is het brandpunt van alles wat er is gebeurd. Dit is het tijdperk van wederoprichting. Dit is de tijd van de herstelling. Dit is de tijd waarin mensen uit de hele wereld naar de berg van het huis des Heren gaan om te onderzoeken, zijn wegen te leren en zijn paden te bewandelen. Dit is de optelsom van alle eeuwen sinds de geboorte van Christus tot aan deze geweldige tijd.’ (Liahona, januari 2000, p 89.)

1 Nephi 15:12–20. De vergadering van Israël

1 Nephi 15:24. Het woord van God en brandende pijlen

  • President Ezra Taft Benson heeft gesproken over de zegeningen van het woord van God dat we bezitten. Het voert ons niet alleen tot grote zegeningen, maar geeft ons ook de kracht om in tijden van verzoeking pal te staan: ‘Lehi zag in zijn droom een roede van ijzer die door de misten van duisternis heen voerde. Hij zag dat de mensen, als ze die roede van ijzer vasthielden, de vuile rivieren konden vermijden, de verboden paden konden omzeilen en de vreemde wegen, die tot vernietiging leiden, niet hoefden te betreden. Later verklaarde zijn zoon Nephi de symboliek van de roede van ijzer heel duidelijk. Toen Laman en Lemuël vroegen: “Wat betekent de roede van ijzer?” antwoordde Nephi “dat die het woord Gods was; en [let op deze belofte] wie ook naar het woord Gods luisterden en zich eraan vasthielden, zouden nimmer verloren gaan; evenmin konden de verzoekingen en brandende pijlen van de tegenstander hen overweldigen en verblinden om hen weg te voeren naar de ondergang.” (1 Nephi 15:23–24; cursivering toegevoegd.) Niet alleen zal het woord Gods ons tot de vrucht voeren die boven alle andere vruchten begerenswaardig is, maar in en door het woord Gods vinden wij de kracht om verzoekingen te weerstaan en de kracht om het werk van Satan en zijn dienstknechten te verijdelen.’ (‘The Power of the Word’, Ensign, mei 1986, p. 80.)

1 Nephi 15:32–35. ‘Naar hun werken (…) geoordeeld’

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft gezegd dat onze daden bepalen wie we zijn. Wat we door onze werken worden, behelst het oordeel dat we zullen ontvangen:

    ‘In veel teksten in de Bijbel en andere Schriftuur staat dat er een laatste oordeel zal zijn waarbij alle mensen beloond zullen worden naar hun daden of werken of de verlangens van hun hart. Maar andere teksten voegen hieraan toe dat wij geoordeeld zullen worden naar de staat waarin wij ons bevinden.

    ‘De profeet Nephi beschrijft het laatste oordeel in termen van wat wij zijn geworden: “En indien hun werken vuilheid waren geweest, moesten zij zelf wel vuil zijn; en indien zij vuil waren, moest het wel zo zijn dat zij niet in het koninkrijk Gods konden wonen” (1 Nephi 15:33; cursivering toegevoegd). Moroni verklaart: “Dan komt de tijd dat hij die vuil is, nog steeds vuil zal zijn; en hij die rechtvaardig is, nog steeds rechtvaardig zal zijn” (Mormon 9:14; cursivering toegevoegd; zie ook Openbaring 22:11–12; 2 Nephi 9:16; LV 88:35). Datzelfde geldt voor “zelfzuchtig” of “ongehoorzaam” of enige andere eigenschap die niet in overeenstemming is met de vereisten van God. Over de “staat” van de goddelozen bij het laatste oordeel, legt Alma uit dat als we zijn veroordeeld door onze woorden, onze werken en onze gedachten, wij “niet vlekkeloos [zullen] worden bevonden; (…) en in die vreselijke toestand zullen wij niet naar onze God durven opzien” (Alma 12:14).

    ‘Uit dergelijke leringen kunnen we afleiden dat het laatste oordeel niet slechts een optelsom van onze goede en slechte daden is — wat we hebben gedaan. Het is een erkenning van de uiteindelijke uitwerking van onze daden en gedachten — wat we zijn geworden. Het is niet genoeg als iemand alleen maar plichtmatig doet wat hij moet doen. De geboden, verordeningen en verbonden van het evangelie zijn geen lijst van stortingen op de een of andere hemelse bankrekening. Het evangelie van Jezus Christus is een plan dat ons leert hoe we kunnen worden wat onze hemelse Vader van ons verwacht.’ (Liahona, januari 2001, p. 40.)

1 Nephi 15:34–35. De uiteindelijke toestand van zielen

  • Er bestaat een duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad, licht en duisternis, het koninkrijk van God en het koninkrijk van de duivel. De hel is de plaats die is bereid voor de onreinen die Satan volgen. De rechtvaardigen die God hebben gevolgd, wonen in vrede en heerlijkheid in Gods koninkrijk. Maar hoe kan de uiteindelijke toestand van alle mensen slechts in twee groepen zijn verdeeld — zij die ‘in het koninkrijk Gods (…) wonen’ en zij die ‘worden uitgeworpen’? (1 Nephi 15:35.)

    De wederkomst van Christus

    De sleutel tot het antwoord op die vraag staat in Leer en Verbonden 76:43, waarin het werk van Jezus Christus als volgt wordt samengevat: ‘[Hij] die de Vader verheerlijkt, en alle werken van zijn handen redt, behalve die zonen des verderfs die de Zoon verloochenen nadat de Vader Hem heeft geopenbaard.’ De uiteindelijke toestand omvat dus de groep mensen die zijn gered en de groep mensen die niet zijn gered, ofwel de zonen des verderfs. Mensen die zijn verlost, zijn degenen die een graad van heerlijkheid beërven. In Leer en Verbonden 76 worden drie graden van heerlijkheid genoemd — celestiaal, terrestriaal en telestiaal — met informatie over wie in aanmerking komt voor welke plek in Gods koninkrijk. In alle drie graden van heerlijkheid is dus sprake van verlossing in het koninkrijk van God, terwijl zij die daarvoor niet in aanmerking komen zonen des verderfs zijn.

Stof tot nadenken

  • Hoe kunt u Nephi’s voorbeeld gebruiken om navraag te doen bij de Heer zodat u zelf meer plaats in kunt ruimen voor inspiratie en openbaring?

  • Op welke manieren heeft de Heer de herstelling van het evangelie in deze bedeling voorbereid?

  • Hoe zou u de term ‘brandende pijlen van de tegenstander’ definiëren? Van welke brandende pijlen hebt u zelf last? Wat kunt u doen om de brandende pijlen die uw geestelijke vooruitgang belemmeren beter te weerstaan?

Voorgestelde opdrachten

  • Schrijf een korte verhandeling over een van de volgende vragen:

    1. Op welke manieren gaat u voorwaarts naar de boom des levens?

    2. Wat houdt de ‘grote en gruwelijke kerk’ in?

    3. Wat is het verband tussen 1 Nephi 13 en het achtste geloofsartikel?