Instituut
Hoofdstuk 25: Alma 8–12


Hoofdstuk 25

Alma 8–12

Inleiding

Uit Alma’s prediking in de stad Ammonihah blijkt dat God zijn dienstknechten steunt die Hem trouw gehoorzamen, zelfs in tijden van grote moeilijkheden of persoonlijke offers (zie 1 Nephi 1:20). Na zijn eerste poging om in een goddeloze stad te prediken, werd Alma door een engel bezocht. Die verzekerde hem dat God hem had aanvaard. Hij zei dat Alma naar Ammonihah moest terugkeren. Daar had een man, Amulek, aanwijzingen van een engel gekregen dat hij Alma moest ontvangen. Later wisten beide mannen onder inspiratie de woordenstrijd met bekwame wetgeleerden aan te gaan, die voor hun eigen gewin onrust stookten. De belevenissen van Alma en Amulek strekken ons tot voorbeeld in deze tijd. Ook al moet u moeilijkheden onder ogen zien, onze hemelse Vader zegent u met de nodige geruststelling, inspiratie en hulp als u Hem wilt gehoorzamen.

Daarnaast zien we in deze hoofdstukken de kracht van ‘een onvervalst getuigenis’ (Alma 4:19) tegen de tegenstanders van het werk van de Heer in werking. Let op de invloed die de leer van de opstanding en het laatste oordeel hadden op Zeëzrom. Overdenk hoe die leer uw hart en getuigenis en dat van de mensen om u heen kan raken.

Toelichting

Alma 8:10. ‘Machtig gebed’

  • De woorden ‘machtig gebed’ duiden op een krachtige communicatie vol geloof met God. Ouderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verteld hoe we de kracht van onze gebeden kunnen evalueren en verbeteren:

    Biddende vrouw

    ‘Hebt u zich wel eens afgevraagd hoe doeltreffend uw gebeden zijn? Hoe dicht voelt u zich bij uw hemelse Vader? Hebt u het gevoel dat uw gebeden verhoord worden? Vindt u dat de tijd die u in gebed doorbrengt uw ziel verrijkt en verheft? Is er ruimte voor verbetering?

    ‘Er kunnen veel redenen zijn waarom onze gebeden niet zo krachtig zijn. Soms worden ze routine. Onze gebeden worden nietszeggend als we telkens weer dezelfde woorden op dezelfde manier uitspreken totdat het meer opzeggen dan communiceren wordt. Dat is wat de Heiland “ijdele herhaling” noemt (Matteüs 6:7, naar de King Jamesvertaling). Dergelijke gebeden worden volgens Hem niet verhoord. (…)

    ‘Klinken en voelen uw gebeden soms hetzelfde? Hebt u wel eens een gebed mechanisch opgezegd en kwamen de woorden uit uw mond als uit een machine? Verveelt u zich wel eens bij het bidden?

    ‘Gebeden die niet veel van uw eigen aandacht vergen, verdienen de aandacht van onze hemelse Vader ook niet echt. Als u merkt dat u met uw gebeden in een vaste routine vervalt, blijf er dan eens bij stilstaan en denk erover na. Mediteer eens een tijdje over dingen waar u werkelijk dankbaar voor bent.’ (‘Improving Our Prayers’, Brigham Young University 2002–2003 Speeches [2003], p. 160.)

Alma 8:10–16. De Heer zal ons helpen als wij getrouw zijn

  • Nadat Alma met opmerkelijk succes het evangelie in andere steden had gepredikt, werd hij beschimpt, bespuwd en uit de stad Ammonihah geworpen. Toen troostte de engel Alma en zei dat zijn inspanningen voor de Heer aannemelijk waren en dat Alma moest terugkeren en wederom tot het volk prediken (zie Alma 8:15–16). President Thomas S. Monson heeft gezegd tot hen die soms het gevoel hebben dat ze tekortschieten of gefaald hebben:

    ‘“Doe uw plicht; doe uw best. Laat dan aan de Heer de rest.” [Henry Wadsworth Longfellow, “The Legend Beautiful”]

    ‘Als iemand zich te zwak voelt om de opwaartse of neerwaartse koers van zijn leven te veranderen, als iemand door de angst om te falen niet in staat is om het beter te doen, dan is er geen verzekering die meer troost biedt dan de volgende woorden van de Heer: “Mijn genade is genoeg voor alle mensen die zich voor mijn aangezicht verootmoedigen; want indien zij zich voor mijn aangezicht verootmoedigen en geloof hebben in Mij, zal Ik zwakke dingen sterk voor hen laten worden” [Ether 12:27].

    ‘Overal waar mensen hun priesterschapsroeping grootmaken, doen zich wonderen voor. Als geloof twijfel vervangt, als onzelfzuchtige dienstbaarheid zelfzuchtige wedijver verdrijft, worden Gods doeleinden door zijn macht tot stand gebracht.’ (Zie Liahona, januari 2000, p. 59.)

Alma 8:18. Alma keerde ‘met spoed’ terug

  • Nadat Alma de boodschap van de engel had gehoord, keerde hij ‘met spoed’ naar Ammonihah terug. President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd dat prompte gehoorzaamheid aan de Heer noodzakelijk is voor ons geestelijk welzijn:

    ‘Hoeveel geloof we nu ook hebben om God gehoorzaam te zijn, we zullen dat geloof voortdurend moeten versterken en het constant moeten vernieuwen. We kunnen dat doen door ons nu voor te nemen om meteen te gehoorzamen en vastberadener te zijn in onze volharding. Leren om meteen te beginnen en consequent te zijn, zijn de sleutels tot onze geestelijke voorbereiding. (…)

    ‘Onze liefdevolle Vader en zijn geliefde Zoon hebben ons alle mogelijke hulp gegeven om voor onze levenstoets te slagen. Maar we moeten ons voornemen om gehoorzaam te zijn en dat dan ook zijn. Het geloof waarmee we de toets van onze gehoorzaamheid doorstaan, bouwen we in de loop der tijd en door onze dagelijkse keuzes op. We kunnen ons nu voornemen om meteen te doen wat God van ons vraagt.’ (Liahona, november 2005, pp. 38, 40.)

Alma 8:26. Vasten

  • Alma vastte om zijn gemoed en ziel voor te bereiden op de prediking aan de inwoners van Ammonihah. Met vasten geven we de Heer vaak de ernst van ons verzoek aan. President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft gezegd: ‘Soms is het goed om te vasten als duidelijk bewijs van onze oprechtheid. (…) Als we vasten, verootmoedigen we ons, waardoor we ons beter afstemmen op God en zijn heilige doeleinden.’ (Liahona, juli 2002, p. 67.)

  • Ouderling Joseph B. Wirthlin heeft enkele zegeningen genoemd als we ons vasten met gebed gepaard laten gaan:

    ‘Vasten, gekoppeld aan machtig gebed, heeft kracht. Onze geest kan erdoor vervuld worden van de openbaringen van de Geest. Het kan ons kracht geven in momenten van verleiding.

    ‘Door vasten en gebed kunnen wij moed en vertrouwen ontwikkelen. Het kan ons karakter sterken en onze zelfbeheersing en discipline vergroten. Als we vasten, hebben onze rechtschapen gebeden en verzoeken vaak grotere kracht. Ons getuigenis wordt sterker. We worden geestelijk en emotioneel rijper, en heiligen onze ziel. Elke keer dat we vasten, leren we onze begeerten en lusten beter te beteugelen. (…)

    Man laat voedsel staan

    © 1994 Steve Bunderson

    ‘Vasten in de juiste geest en zoals de Heer dat wil, zal ons geestelijk activeren, onze zelfbeheersing versterken, ons huis vullen met vrede, ons hart verlichten met vreugde, ons sterk maken tegen verleiding, ons voorbereiden op tijden van tegenspoed en de vensters van de hemel openen.’ (Liahona, juli 2001, pp. 89, 91.)

Alma 9:14–23. Grote zegeningen gaan gepaard met grote verantwoordelijkheid

  • Alma waarschuwde de mensen dat hoewel de Lamanieten in die tijd een goddeloos volk waren, de Heer hen op de dag des oordeels meer welwillend zou zijn dan het volk van Ammonihah (zie Alma 9:14). De Lamanieten volgden de onjuiste overleveringen van hun voorvaderen, terwijl de Nephieten in het algemeen en het volk van Ammonihah in het bijzonder een ‘hoogbegunstigd volk des Heren [waren] geweest; (…) boven iedere andere natie, geslacht taal of volk’ (Alma 9:20). Grote zegeningen gaan gepaard met grote verantwoordelijkheid.

    Zuster Sheri L. Dew, voormalig raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, heeft gezegd: ‘“Van hem aan wie veel is gegeven, wordt veel geëist” (LV 82:3). En de vereisten die aan een discipel worden gesteld, zijn vaak hoog. Maar kunnen we niet verwachten dat de reis naar het eeuwige leven veeleisend is? Soms rationaliseren we onze betrokkenheid bij de wereld en onze achteloze houding ten opzichte van onze geestelijke groei door elkaar wijs te maken dat het evangelie niet zo veeleisend hoeft te zijn. Maar de gedragsnormen van de Heer zullen altijd hoger en veeleisender zijn dan die van de wereld. Want de beloning van de Heer zal ook oneindig veel groter zijn — waaronder ware vreugde, vrede en eeuwig heil.’ (‘Wij zijn godlievende vrouwen’, Liahona, januari 2000, p. 119.)

Alma 10:2–3. Lehi, ‘een afstammeling (…) van Manasse’

  • Lehi’s afstamming van Manasse is een gedeeltelijke vervulling van een belofte aan Jozef van weleer. Kort voor zijn dood vertelde Jozef van Egypte over de beloften die de Heer hem aangaande zijn nageslacht had gedaan:

    ‘Ik heb een belofte van de Heer verkregen dat de Here God (…) een rechtvaardige tak uit mijn lendenen zal verwekken. (…)

    ‘En het zal geschieden dat zij wederom worden verstrooid; en een tak zal worden afgebroken en zal naar een ver land worden gevoerd; niettemin zal er aan hen worden gedacht in de verbonden des Heren, wanneer de Messias komt. (…)

    ‘Aldus zegt de Here God van mijn vaderen tot mij: (…)

    Lehi predikt

    daarom zal de vrucht van uw lendenen schrijven; en de vrucht van de lendenen van Juda zal schrijven; en hetgeen geschreven zal worden door de vrucht van uw lendenen, en ook hetgeen geschreven zal worden door de vrucht van de lendenen van Juda, zal samengroeien teneinde valse leerstellingen teniet te doen en twisten te weerleggen en vrede te vestigen onder de vrucht van uw lendenen en hen tot de kennis van hun vaderen te brengen in de laatste dagen; en ook tot de kennis van mijn verbonden, zegt de Heer.’ (BJS, Genesis 50:24–25, 27, 31; zie ook 2 Nephi 3:5, 12.)

  • Vóór hun vlucht naar de wildernis woonden Lehi en Ismaël, beiden afstammelingen van Jozef, met hun familie in Jeruzalem, dat tot het koninkrijk Juda behoorde. Eén schrijver heeft een verklaring geopperd waarom de voorouders van Lehi, die van Jozef afstamden, in Jeruzalem woonden, een stad die voornamelijk bevolkt was door afstammelingen van Juda: ‘Sommige lezers van het Boek van Mormon hebben zich afgevraagd hoe het mogelijk was dat er in 600 v.C. nog afstammelingen van Jozef in Jeruzalem woonden, terwijl de meeste leden van de stammen Efraïm en Manasse rond 721 v.C. door de Assyriërs gevankelijk waren weggevoerd. Een tekst in 2 Kronieken kan wel eens de verklaring zijn. Daar staat dat in ongeveer 941 v.C. Asa, de koning van het land, geheel Juda en Benjamin te Jeruzalem bijeenriep, “met degenen die bij hen verblijf hielden uit Efraïm [en] Manasse” (2 Kronieken 15:9). Onder “degenen die bij hen verblijf hielden uit Efraïm [en] Manasse” die zich in ongeveer 941 v.C. in Jeruzalem vergaderden, bevonden zich wellicht de voorvaders van Lehi en Ismaël.’ (Daniel H. Ludlow, A Companion to Your Study of the Book of Mormon [1976], p. 199.)

Alma 10:22–23. ‘De gebeden der rechtvaardigen’

  • Let op de invloed die de gebeden van de rechtvaardigen op een natie hadden. Het was ook dankzij de gebeden van de rechtvaardigen dat de Nephieten later in de tijd van opperbevelhebber Moroni en in de tijd van Samuël de Lamaniet voor de ondergang werden behoed (zie Alma 62:40; Helaman 13:12–14).

    President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft over gebeden die in onze tijd worden opgezonden, gezegd: ‘Er zijn vele oprechte en getrouwe mensen die alle geboden onderhouden en die de wereld door hun levenswijze en gebeden voor de ondergang behoeden.’ (Ensign, juni 1971, p. 16.) Nadat de rechtvaardigen omgebracht of uit Ammonihah verdreven waren, werd de stad niet langer beschermd door de gebeden der rechtvaardigen en werd ‘iedere levende ziel der Ammonihahieten (…) vernietigd’ (Alma 16:9).

Alma 11:22. ‘Zes onti zilver’

  • Een onti had de hoogste geldwaarde in de Nephitische samenleving. Het Nephitische geldstelsel wordt mogelijk in Alma 11 vermeld om de omvang van het bedrag aan te geven waarmee Zeëzrom Amulek probeerde om te kopen om ‘het bestaan van een opperwezen [te] verloochenen’ (Alma 11:22). Een kleine rekensom leert ons dat zes onti zilver gelijk stond aan het loon voor 42 dagen arbeid van een rechter onder het volk van Ammonihah (zie Alma 11:3, 11–13).

Alma 11:40. Voor wie is de verzoening bedoeld?

  • Alma 11:40 wordt weleens verkeerd begrepen — sommige mensen denken dat Amulek leerde dat Christus’ lijden alleen is bedoeld voor wie geloven en zich bekeren. Dat is niet juist. In de Schriften staat dat de Heiland ‘de pijnen van alle mensen, ja, de pijnen van ieder levend schepsel, van zowel mannen als vrouwen als kinderen’ doorstaat (2 Nephi 9:21; zie ook Mosiah 4:7). Als de mensheid zich echter niet wil bekeren, zegt de Heiland dat zijn bloed hen niet zal reinigen (zie LV 29:17). Amulek wilde klaarblijkelijk overbrengen dat de verzoening deels onbenut zou blijven als de goddelozen zich niet willen bekeren — niet dat de Heiland alleen heeft geleden voor wie zich willen bekeren.

Alma 11:41–45. De opstanding

  • De herrezen ChristusDe opstanding is ‘de hereniging na de dood van het geestelijke lichaam met het fysieke lichaam van vlees en beenderen. Na de opstanding zullen geest en lichaam nooit meer gescheiden worden.’ (Gids bij de Schriften, ‘Opstanding’.) Kennis van de opstanding geeft meer betekenis aan de sterfelijkheid.

    Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de ‘levende hoop’ beschreven die mensen ten deel valt die in die heilige waarheid geloven en daarop vertrouwen, plus de invloed ervan op het dagelijkse leven:

    ‘De “levende hoop” die we krijgen door de opstanding is onze overtuiging dat de dood niet het einde is van onze identiteit maar slechts een noodzakelijke stap in de bestemde overgang van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid. Die hoop verandert het hele zicht op het sterfelijk leven. (…)

    ‘De zekerheid van een opstanding geeft ons de kracht en het perspectief om door te gaan als wij en al onze dierbaren in het sterfelijk leven voor moeilijkheden komen te staan, zoals lichamelijke, geestelijke of emotionele gebreken die wij bij onze geboorte hebben meegekregen of tijdens ons leven hebben opgelopen. Door de opstanding weten we dat die sterfelijke gebreken slechts tijdelijk zijn!

    ‘De zekerheid van een opstanding geeft ons ook een krachtige prikkel om tijdens ons sterfelijk leven de geboden van God na te leven. (…)

    ‘(…) Bovendien, als onze zonden uit het sterfelijk leven niet gereinigd zijn en niet door bekering en vergeving zijn uitgewist (zie Alma 5:21; 2 Nephi 9:45–46; LV 58:42), zullen we herrijzen met een “levendige herinnering” (Alma 11:43) en een “volmaakte kennis (…) van al onze schuld en onze onreinheid” (2 Nephi 9:14; zie ook Alma 5:18). De ernst van die realiteit wordt beklemtoond in veel teksten waarin staat dat de opstanding onmiddellijk gevolgd wordt door het laatste oordeel. (Zie 2 Nephi 9:15, 22; Mosiah 26:25; Alma 11:43–44; 42:23; Mormon 7:6; 9:13–14.) Werkelijk, “dit leven is de tijd voor de mens om zich erop voor te bereiden God te ontmoeten” (Alma 34:32scripture mastery). (…)

    ‘De zekerheid omtrent de opstanding die tot onsterfelijkheid leidt, geeft ons ook de moed om onze eigen dood onder ogen te zien — ook een dood die we voortijdig kunnen noemen. (…)

    ‘Door de zekerheid van de onsterfelijkheid kunnen we beter omgaan met de dood van een van onze dierbaren. (…) Wij behoren God allemaal te loven voor de zekerheid van de opstanding, waardoor onze sterfelijke scheiding tijdelijk wordt en we de hoop en de kracht krijgen om door te gaan.’ (Liahona, juli 2000, pp. 18–19.)

  • Toen ouderling Sterling W. Sill (1903–1994) als zeventiger werkzaam was, heeft hij enkele zegeningen van de opstanding genoemd. Hij zei dat een herrezen lichaam ‘onvoorstelbaar prachtig is, met verfijnde zintuigen, een sterkere opmerkzaamheid en een veel groter vermogen tot liefde, begrip en geluk.’ (Ensign, november 1976, p. 48.)

  • President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft ook uitgelegd wat de opstanding voor ons lichaam betekent: ‘Niemand hoeft zich zorgen te maken over hoe mensen er in de opstanding uitzien. De dood is een zuiveringsproces wat het lichaam betreft. Wij gaan ervan uit dat ouderdomsverschijnselen zullen verdwijnen en dat het lichaam tot de volle mannelijke en vrouwelijke vitaliteit hersteld wordt. Kinderen herrijzen als kinderen, want in het graf vindt geen groei plaats. Kinderen blijven groeien tot ze de volle wasdom van hun geest bereiken.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 4, p. 185.)

Alma 12:9. Wat zijn de ‘verborgenheden Gods’?

  • President Joseph Fielding SmithPresident Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd dat de verborgenheden Gods gewoonweg de goddelijke beginselen van het evangelie zijn die we voor ons heil nodig hebben maar die de wereld niet begrijpt: ‘De Heer heeft beloofd dat Hij zijn verborgenheden zal openbaren aan wie Hem trouw dienen. (…) Het evangelie is zo eenvoudig dat zelfs een kind dat de jaren van verantwoordelijkheid heeft, het kan begrijpen. Er zijn zeker beginselen die we in dit leven niet kunnen doorgronden, maar als de volheid is aangebroken, zullen we inzien dat alles duidelijk, redelijk en door ons te bevatten is. De “eenvoudige” beginselen van het evangelie, zoals de doop en de verzoening, zijn verborgenheden voor wie de leiding van de Geest van de Heer ontberen.’ (Church History and Modern Revelation, 2 delen [1953], deel 1, p. 43.)

    De verborgenheden Gods leren kennen is iets anders dan het ongepast najagen van ‘verborgenheden’ of dingen die God niet heeft geopenbaard. Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de betekenis van dergelijke verborgenheden gezegd: ‘Het woord verborgenheden heeft in de omgangstaal in niet-schriftuurlijke zin ook een beperkte en afgebakende betekenis. Daarbij gaat het om leringen van speculatieve aard, dingen die de Heer in deze tijd niet duidelijk heeft geopenbaard. Die dingen worden bedoeld als de ouderlingen de raad krijgen om de verborgenheden met rust te laten.’ (Mormon Doctrine, 2de editie [1966], p. 524.)

Alma 12:10–12. Wij ontvangen ‘een kleiner deel van het woord’ als we ons hart verstokken

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft gezegd dat we door het verwerpen van openbaringen door de Heilige Geest ons vermogen om te leren beperken: ‘Wij leren en verkondigen de verborgenheden Gods door openbaring van zijn Heilige Geest. Als we ons hart tegen openbaring verstokken en ons begrip beperken tot wat we door studie en ons verstand kunnen verkrijgen, worden we volgens Alma beperkt tot “een kleiner deel van het woord”.’ (The Lord’s Way [1991], p. 42.)

Alma 12:12–14. Naar onze woorden, werken en gedachten geoordeeld

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft gezegd dat het oordeel meer is dan een beoordeling van onze daden in de sterfelijkheid, en dat het er meer om gaat wie en wat we als gevolg van onze daden zijn geworden:

    ‘De profeet Nephi beschrijft het laatste oordeel in termen van wat wij zijn geworden: “En indien hun werken vuilheid waren geweest, moesten zij zelf wel vuil zijn; en indien zij vuil waren, moest het wel zo zijn dat zij niet in het koninkrijk Gods konden wonen” (1 Nephi 15:33; cursivering toegevoegd). Moroni verklaart: “Dan komt de tijd dat hij die vuil is, nog steeds vuil zal zijn; en hij die rechtvaardig is, nog steeds rechtvaardig zal zijn.” (Mormon 9:14; cursivering toegevoegd; zie ook Openbaring 22:11–12; 2 Nephi 9:16; LV 88:35.) Datzelfde geldt voor “zelfzuchtig” of “ongehoorzaam” of enige andere eigenschap die niet in overeenstemming is met de vereisten van God. Over de “staat” van de goddelozen bij het laatste oordeel, legt Alma uit dat als we zijn veroordeeld door onze woorden, onze werken en onze gedachten, wij “niet vlekkeloos [zullen] worden bevonden; (…) en in die vreselijke toestand zullen wij niet naar onze God durven opzien” (Alma 12:14).

    ‘Uit dergelijke leringen kunnen we afleiden dat het laatste oordeel niet slechts een optelsom van onze goede en slechte daden is — wat we hebben gedaan. Het is een erkenning van de uiteindelijke uitwerking van onze daden en gedachten — wat we zijn geworden. Het is niet genoeg als iemand alleen maar plichtmatig doet wat hij moet doen. De geboden, verordeningen en verbonden van het evangelie zijn geen lijst van stortingen op de een of andere hemelse bankrekening. Het evangelie van Jezus Christus is een plan dat ons leert hoe we kunnen worden wat onze hemelse Vader van ons verwacht.’ (Liahona, januari 2001, p. 40.)

Alma 12:15–18. ‘Een tweede dood, die een geestelijke dood is’

Alma 12:21. Cherubs

Alma 12:24. ‘Proefstaat’

  • De term proefstaat of proeftijd wordt als uitdrukking alleen door Alma in het Boek van Mormon gebruikt (zie Alma 42:4, 10, 13). Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over die proeftijd gezegd: ‘Het voornaamste doel van het aardse leven is onze geest, die al bestond voordat de aarde geschapen was, de kans te geven zich te verenigen met ons lichaam, om zo een proeftijd met enorme mogelijkheden door te maken. Door het samenspel van die twee kunnen wij groeien, ons ontwikkelen en tot rijpheid komen op een manier die alleen mogelijk is als geest en lichaam verenigd zijn. In deze fase van ons bestaan maken wij met ons lichaam een zogenaamde proeftijd door en ondervinden wij een zekere mate van tegenspoed. In deze periode leren wij en worden wij beproefd om te zien of wij eeuwige zegeningen waardig zijn. Het zijn allemaal facetten van een goddelijk plan dat onze Vader voor zijn kinderen heeft ontworpen.’ (Ensign, mei 1989, p. 14.)

Alma 12:32. Geboden na kennis van het plan

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd dat kennis van Gods plan antwoorden op moeilijke vragen biedt. Hij heeft tot de leerkrachten van de jongeren gezegd:

    ‘Jonge mensen vragen zich af “waarom?” — waarom moeten we sommige dingen doen en waarom moeten we andere dingen laten? Kennis van het plan van geluk, al is het maar in grote lijnen, kan antwoord geven op het “waarom”. (…)

    ‘De meeste lastige vragen waar we in de kerk tegenwoordig mee te maken hebben — abortus en noem maar op, wie wel en niet het priesterschap dragen enzovoort — zijn niet goed te beantwoorden zonder enige kennis van het plan als achtergrond.

    ‘Alma zei het volgende in mijn huidige lievelingstekst (die zo nu en dan verandert): “Daarom gaf God hun geboden, na hun het verlossingsplan te hebben bekendgemaakt” (Alma 12:32; cursivering toegevoegd). (…)

    ‘(…) Als u [leerlingen] antwoord op een “waarom” wilt geven, volg dan dat patroon: “Daarom gaf God hun geboden, na hun het verlossingsplan te hebben bekendgemaakt.”’ (‘The Great Plan of Happiness’ [CES-symposium over de Leer en Verbonden, 10 augustus 1993], p. 3; zie LDS.org onder gospel library/additional addresses/CES addresses.)

Stof tot nadenken

  • In Alma 8:18 staat dat Alma ‘met spoed’ naar Ammonihah terugkeerde. In Genesis 22:3 lezen we dat Abraham “des morgens vroeg” opstond om Isaak naar de berg mee te nemen. Hoe kunt u deze verzen op uzelf toepassen als u een ingeving van God krijgt?

  • Lees Alma 10:6. Wat zou Amulek hebben bedoeld toen hij zei: ‘Ik werd menigmaal geroepen, maar wilde niet luisteren’?

Voorgestelde opdrachten

  • Alma 9:8–14 geeft het belang van gedenken aan. Maak een lijstje van betekenisvolle geestelijke ervaringen die u hebt gehad. U kunt ook uw ouders en grootouders vragen naar hun bijzondere geestelijke ervaringen en daar ook een lijstje van maken. Welke zegeningen kunt u genieten als u de lijstjes geregeld doorneemt en aanvult?

  • Alma 11–12 bevat een uitgebreide uiteenzetting over de opstanding. Schrijf op basis van die hoofdstukken een korte verhandeling over de kernpunten van de opstanding en de invloed van uw kennis van de opstanding en het oordeel op uw leven.