Hoofdstuk 49
Mormon 7–9
Inleiding
Door uw studie van Mormons laatste getuigenis en de eerste woorden van Moroni krijgt u meer inzicht in de rol en het doel van het Boek van Mormon. Moroni zei: ‘Ziet, ik spreek tot u, alsof gij aanwezig waart, hoewel gij het niet zijt. Maar zie, Jezus Christus heeft u aan mij getoond en ik ken uw werken’ (Mormon 8:35). Moroni wist de Nephitische kroniek met een profetische blik te voltooien en was zich terdege bewust van de toenemende goddeloosheid en de grote geestelijke zegeningen in de bedeling van de volheid der tijden. In een periode van grote moeilijkheden zijn sommigen geneigd het geloof vaarwel te zeggen. Moroni’s woorden leren ons echter wonderen en openbaringen te zien als bewijs dat ‘God dezelfde is gisteren, heden en voor eeuwig’ (zie Mormon 9:9). Hoewel de geestelijke en sociale toestand in de wereld voortdurend verandert en verslechtert, kan Gods verbondsvolk het volste vertrouwen hebben dat Hij altijd dezelfde is.
Toelichting
Mormon 7. Raad aan het overblijfsel van Israël in de laatste dagen
-
Zijn laatste woorden richtte Mormon tot de nakomelingen van de Lamanieten en hij verzekerde hun dat ze een ‘overblijfsel van het huis Israëls’ zijn (zie Mormon 7:1). Ook al waren de Lamanieten zijn aardse vijanden, hij toonde met zijn liefde voor hen zijn geestelijke rijpheid en het belang van alle zegeningen van het evangelie. Laat Mormons laatste getuigenis en raad op u inwerken alsof hij u direct aanspreekt. Hij leerde wat u moet weten (zie Mormon 7:1–7) en wat u moet doen (zie Mormon 7:8–9) om ‘het voorbeeld (…) van onze Heiland’ te volgen, opdat ‘het wel met u [zal] zijn op de dag des oordeels’ (Mormon 7:10).
Mormon 7:2. ‘Weet dat gij van het huis Israëls zijt’
-
Mormons boodschap aan het overblijfsel van de Lamanieten is ook bestemd voor alle leden van het huis Israëls (zie de toelichting bij Helaman 3:30 op pagina 276).
Mormon 7:2, 5. Mormons laatste smeekbede om in Christus te geloven
-
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft zijn gedachten geuit over Mormons aangrijpende smeekbede aan de mensen in de laatste dagen om in Christus te geloven:
‘Met de dood voor ogen richtte Mormon zich in een monoloog door tijd en ruimte heen tot allen, in het bijzonder tot het “overblijfsel van het huis Israëls”, die op een dag zijn majestueuze kroniek zouden lezen. Die mensen uit een andere tijd en plaats moesten weten wat de mensen om hem heen vergeten waren — allen moeten “geloven in Jezus Christus, dat Hij de Zoon van God is”, dat Hij na zijn kruisiging in Jeruzalem “door de macht van de Vader wederom is opgestaan, waardoor Hij de overwinning heeft behaald op het graf; en in Hem is ook de prikkel des doods verzwolgen” [Mormon 7:2, 5]. (…)
‘“Gelooft in Christus”, vooral in het licht van die tragische maar onnodige gevolgen, was Mormons laatste smeekbede en zijn enige hoop. Dat is het ultieme doel van het hele boek dat in de laatste dagen tevoorschijn zou komen en zijn naam zou dragen.’ (Christ and the New Covenant [1997], pp. 321–322.)
Mormon 7:8–9. Het Boek van Mormon en de Bijbel bekrachtigen elkaar
-
De Bijbel getuigt van het Boek van Mormon, en het Boek van Mormon getuigt van de Bijbel. Mormon verklaarde: ‘Deze [het Boek van Mormon] wordt geschreven met de bedoeling dat gij die [de Bijbel] zult geloven; en indien gij die [de Bijbel] gelooft, zult gij ook deze [het Boek van Mormon] geloven’ (Mormon 7:9).
President Brigham Young (1801–1877) heeft verklaard dat iemand die beweert echt in de Bijbel te geloven, niet anders dan in het Boek van Mormon moet geloven als hij het Boek van Mormon en de leringen erin oprecht heeft bestudeerd:
‘Geen mens kan zeggen dat dit boek (president Brigham Young legde hierbij zijn hand op de Bijbel) waar is, het woord des Heren is, de weg is, de wegwijzer is, en een handboek waardoor wij Gods wil leren kennen, en tegelijkertijd beweren dat het Boek van Mormon niet waar is; als hij het voorrecht heeft gehad het te lezen of het te horen lezen, en de leerstellingen ervan te leren kennen. Er is niemand op aarde die het voorrecht heeft gehad om het evangelie van Jezus Christus uit deze twee boeken te leren die kan zeggen dat het ene waar is en het andere niet.’ (Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe [1954], p. 459.)
-
Het Boek van Mormon heeft onder meer als doel de wereld te bewijzen dat de Bijbel waar is (zie LV 20:11). Wie het Boek van Mormon leest, krijgt een sterker getuigenis van de Bijbel. President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gesproken over zijn liefde voor de Bijbel en het Boek van Mormon en dat beide getuigen dat Jezus de Christus is:
‘Ik houd van de Bijbel, van zowel het Oude als het Nieuwe Testament. De Bijbel is een grote bron van waarheid. (…)
‘(…) Dat heilige boek is van onschatbare waarde voor het mensdom. Zo was het een bijbeltekst die de profeet Joseph Smith inspireerde om naar een bos bij zijn huis te gaan en in gebed neer te knielen. Het heerlijke visioen dat daarop volgde, luidde de herstelling in van de volheid van het evangelie van Jezus Christus op aarde. Dat visioen zette ook de gebeurtenissen in gang waarmee nieuwe Schriftuur [het Boek van Mormon] tot stand is gekomen, die hand in hand met de Bijbel gaat om tot een goddeloze wereld te getuigen dat Jezus de Christus is, dat God leeft en zijn kinderen liefheeft en nog steeds nauw betrokken is bij hun verlossing en verhoging.’ (Ensign, november 1986, p. 78.)
Mormon 8:1–6. Moroni
-
Moroni maakte de dood van zijn vader, Mormon, mee, en ook de ondergang van de gehele Nephitische natie. Niettemin werd zijn leven gespaard en heeft hij zijn aardse zending getrouw vervuld. De Heer wees Moroni aan om het slotstuk van ‘het droeve verhaal van de vernietiging’ van de Nephieten op te schrijven (Mormon 8:3).
Vóór zijn dood schreef Moroni het laatste deel van zijn vaders boek (Mormon 8–9), maakte hij een samenvatting van het verslag van de Jaredieten (het boek Ether), schreef hij het visioen van de broeder van Jared in het verzegelde gedeelte van de platen op (zie Ether 4:4–5) en maakte hij bovendien zijn eigen verslag (het boek Moroni). Verder zet Moroni’s zending zich ook in onze bedeling voort. In een hedendaagse openbaring staat dat Moroni ‘de sleutels van de kroniek van het hout van Efraïm’ draagt (LV 27:5). De opgestane Moroni werkte met de profeet Joseph Smith en gaf hem diverse keren instructies over zijn rol bij de herstelling van de volheid van het evangelie, waaronder het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon. (Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:30–60; History of the Church, deel 1, pp. 9–19.) Moroni’s rol blijkt onder meer uit de plaatsing van een beeld van Moroni op de spits van de meeste tempels die de kerk heeft.
-
Mormon 8:1–6 onthult de omstandigheden waaronder Moroni leefde en helpt de lezers inzien hoe belangrijk zijn boodschap is. Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons aangespoord om ons in de positie te verplaatsen van hen die de woorden in de Schriften lang geleden hebben opgeschreven. Ouderling Perry haalde Brigham Young aan:
‘“Leest u de Schriften, broeders en zusters, alsof u ze duizend, tweeduizend of vijfduizend jaar geleden zelf schreef? Leest u ze alsof u in de schoenen stond van de mensen die ze geschreven hebben? Als u dat zo niet voelt, dan hebt u daartoe alsnog het voorrecht, zodat u net zo vertrouwd zult raken met de geest en de betekenis van het geschreven woord van God als u bent met uw dagelijkse handel en wandel.” (Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe [Salt Lake City: Deseret Book Co., 1941], p. 128.) (…)
‘(…) Laten wij Brigham Youngs advies ter harte nemen en ons voorstellen dat we in de schoenen staan van Moroni, de laatste grote profeet van de Nephieten. De opdracht die zijn vader hem gaf om het verslag, dat aan zijn zorg was toevertrouwd, te voltooien, was bijzonder moeilijk. Hij moet wel geschokt zijn geweest toen hij de volledige vernietiging van zijn volk beschreef.
‘Hij moet zich gedreven hebben gevoeld om te beschrijven hoe zijn volk door de Lamanieten was opgejaagd totdat zij allen waren vernietigd. In zijn eenzaamheid vertelt hij dat zijn vader zich onder de gesneuvelden bevond. Wanneer Moroni het volgende schrijft, voelen wij aan dat hij alleen nog maar leeft om het verslag te voltooien: “Daarom zal ik schrijven en de kronieken in de aarde verbergen; en waar ik heen ga, doet er niet toe” (Mormon 8:4).
‘Hij heeft alleen maar het geloof dat de Heer hem lang genoeg in leven zal houden om het verslag te voltooien, en dat het eens gevonden zal worden door iemand die daartoe door de Heer is gekozen. Hij beseft dat het verslag een stem tot waarschuwing zal zijn voor toekomstige generaties over de gevolgen als een volk zoals het zijne zich van de leringen van de Heer afkeert. Uit het diepst van zijn hart roept Moroni tot hen die uiteindelijk het verslag zullen ontvangen. Hij wil de lezers van zijn verslag het hartzeer en de ellende besparen die het gevolg zijn van ongehoorzaamheid.
‘Eerst schrijft hij aan de leden van de kerk en vervolgens aan hen die het evangelie van Jezus Christus niet aanhangen. Moroni’s laatste woorden tot de leden van de kerk zijn geschreven als een stem tot waarschuwing. Hij schrijft als iemand die de geschiedenis van zijn volk zich in de toekomst ziet herhalen.’ (Zie De Ster, januari 1993, p. 13.)
Mormon 8:14–18. ‘Wie die aan het licht brengt, hem zal God zegenen’
-
Mormon 8:16 verwijst naar de profeet Joseph Smith, die was gekozen om het Boek van Mormon tot de wereld te brengen (zie LV 3:5–10). Veel van de vroegere profeten wisten van Joseph Smith en baden voor zijn succes bij de vertaling en publicatie van de gouden platen ter vervulling van Gods doeleinden (zie Mormon 8:22, 24–25; LV 10:46). President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gesproken over de rol die Joseph Smith heeft gespeeld om het Boek van Mormon tevoorschijn te brengen:
‘De waarheid is simpelweg dat hij een profeet van God was — niets meer en zeker niets minder!
‘De Schriften zijn niet zozeer van Joseph Smith tot ons gekomen dan wel door hem. Hij was een kanaal waardoor de openbaringen werden gegeven. (…)
‘De profeet Joseph Smith was een ongeschoolde boerenjongen. Uit sommige vroege brieven blijkt dat hij af en toe moeite had met de spelling, grammatica en woordkeuze.
‘Dat de openbaringen in deze vorm door hem op schrift gesteld zijn, kan niet minder dan een wonder genoemd worden.’ (Ensign, mei 1974, p. 94.)
Mormon 8:19–20. ‘Mij komt het oordeel toe’
-
Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de uitdrukking ‘Mij komt het oordeel toe’ gezegd: ‘Ik spreek over het laatste oordeel. Dat is die toekomstige gebeurtenis waarbij wij allemaal voor de rechterstoel van Christus zullen staan om naar onze werken geoordeeld te worden (zie 1 Nephi 15:33; 3 Nephi 27:15; Mormon 3:20; LV 19:3). (…) Ik geloof dat de schriftuurlijke opdracht “oordeelt niet” duidelijk slaat op dat laatste oordeel. In het Boek van Mormon staat: “De mens zal niet (…) oordelen; want Mij komt het oordeel toe, zegt de Heer” (Mormon 8:20).’ (‘“Judge Not” and Judging’, Ensign, augustus 1999, p. 7.)
Mormon 8:31. Verontreinigingen in de laatste dagen
-
Mormon 8:31 verwijst naar ‘grote verontreinigingen’ in onze tijd. Ouderling Joe J. Christensen heeft als lid van het Presidium der Zeventig opgemerkt dat de genoemde grote verontreinigingen niet zozeer met het fysieke milieu te maken hebben, maar met name geestelijk van aard zijn:
‘We horen en lezen tegenwoordig veel over ons vervuilde milieu — zure regen, luchtvervuiling, gifafval. Maar (…) er is nog een andere vorm van vervuiling die veel gevaarlijker is — die ligt op het morele en geestelijke vlak.
‘Ouderling Boyd K. Packer heeft onlangs op een algemene conferentie gezegd: “Als we het morele milieu onderzoeken, zien we de vervuilingsindex omhoog schieten.” (Zie De Ster, juli 1992, p. 61.) De apostel Paulus had al voorzien “dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen” (2 Timoteüs 3:1). En de profeet Moroni verklaarde met betrekking tot die laatste dagen: “Ja, het zal komen ten dage dat er grote verontreinigingen op het oppervlak der aarde zijn” (Mormon 8:31).
‘Helaas komt die grote verontreiniging misschien wel het duidelijkst tot uiting in de massamedia: films, televisie en popmuziek. In dat verband heeft VS-senator Robert D. Byrd gezegd: “Als wij in dit land doorgaan met het rondstrooien van beelden van moord, geweld, drugsmisbruik, (…) ontaarding [en] pornografie (…) voor de ogen van miljoenen kinderen, jaar in jaar uit, dag in dag uit, moeten we niet raar opkijken dat de fundamenten van onze samenleving wegrotten alsof die met lepra besmet zijn.” (Michael Medved, Hollywood vs. America [New York: Harper Perennial, 1992], p. 194.)
‘(…) Het merendeel van de media lijkt de oorlog verklaard te hebben aan alles waaraan de meerderheid van het publiek de meeste waarde hecht: gezin, godsdienst en vaderlandslievendheid. Het huwelijk wordt naar beneden gehaald, terwijl voorechtelijke en buitenechtelijke relaties aangemoedigd en geromantiseerd worden. Godslastering en de grofste schuttingwoorden vliegen alle luisteraars om de oren. (…) Men doet een mensenleven als onbelangrijk voor door voortdurend beelden van geweld en moord te laten zien.’ (Zie De Ster, januari 1994, p. 10.)
Mormon 8:34–35. Geschreven voor ons in deze tijd
-
President Ezra Taft Benson heeft gezegd dat onze studie van het Boek van Mormon gepaard moet gaan met het besef dat Moroni onze tijd zag en met het oog op ons schreef:
‘We moeten het Boek van Mormon het middelpunt van onze schriftstudie maken, [omdat] het voor onze tijd is geschreven. De Nephieten hadden het boek niet, noch de Lamanieten vanouds. Het is voor ons bedoeld. Mormon schreef aan het eind van de Nephitische beschaving. Onder de inspiratie van God, die alles vanaf het begin overziet, vatte hij eeuwen aan kronieken samen, en koos hij verhalen, toespraken en gebeurtenissen uit die voor ons het nuttigst zouden zijn.
‘De belangrijkste schrijvers in het Boek van Mormon hebben getuigd dat zij voor toekomende geslachten schreven. (…)
‘Mormon zei zelf: “Ja, ik spreek tot u, overblijfsel van het huis Israëls” (Mormon 7:1). En Moroni, de laatste geïnspireerde geschiedschrijver, zag werkelijk onze tijd. (…)
‘Als zij onze tijd hebben gezien en hebben uitgekozen wat voor ons de meeste waarde heeft, geeft dat dan niet aan hoe wij het Boek van Mormon moeten bestuderen? We behoren ons voortdurend af te vragen: “Waarom heeft de Heer Mormon (of Moroni of Alma) geïnspireerd om dit in zijn kroniek op te nemen? Welke les kan ik hieruit leren die mij in deze tijd helpt?”
‘En er zijn vele voorbeelden waaruit blijkt hoe die vraag zal worden beantwoord.’ (Ensign, november 1986, p. 6.)
Mormon 9:1–6. Ellendig in Gods tegenwoordigheid
-
President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft uitgelegd waarom de onboetvaardigen zich ellendig voelen in de tegenwoordigheid van Jezus Christus:
‘Zonder bekering is er geen heil mogelijk. Iemand kan het koninkrijk van God niet in zijn zonden binnengaan. Het zou vreemd zijn als iemand in zijn zonden in de tegenwoordigheid van de Vader zou komen en in Gods tegenwoordigheid wonen. (…)
‘Ik denk dat er veel geweldige mensen op aarde zijn, waarvan misschien velen — althans sommigen — in de kerk, die denken dat ze in dit leven kunnen doen wat ze willen, de geboden van de Heer overtreden, en uiteindelijk in zijn tegenwoordigheid zullen komen. Zij denken zich wel een keer te gaan bekeren, desnoods in het hiernamaals.
‘Laten zij deze woorden van Moroni ter harte nemen: “Denkt gij in het besef van uw schuld bij Hem [Christus] te zullen wonen? Denkt gij gelukkig te kunnen zijn wanneer gij bij dat heilige Wezen woont als uw ziel wordt gekweld door het besef dat gij zijn wetten steeds geschonden hebt?” [Mormon 9:3.]’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, pp. 195–196.)
Mormon 9:3–6. ‘Besef van uw schuld’
-
President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft uitgelegd waarom iemand die gezondigd heeft, zich schuldig voelt en de noodzaak tot bekering ervaart:
‘Bij bekering komt een diep besef van onze schuld kijken, en dat schuldbesef kan gepaard gaan met geestelijke en soms zelfs lichamelijke kwelling. Voor mensen die overtreden en met zichzelf willen voortleven, staan twee mogelijkheden open. De ene optie is hun geweten sussen of hun gevoeligheid dempen met kalmerende middelen zodat ze hun overtredingen kunnen voortzetten. Wie dit pad kiest, raakt uiteindelijk verhard en verliest zijn of haar verlangen tot bekering. De andere optie is van schuldbesef tot volledig berouw te komen, en vervolgens tot bekering en uiteindelijke vergeving.
‘Onthoud dat vergeving nooit zonder bekering mogelijk is. En van bekering is pas sprake als iemand zijn ziel heeft blootgelegd en zijn daden zonder smoesjes of goedpraterij heeft toegegeven. Hij moet aan zichzelf toegeven dat hij gezondigd heeft, zonder de overtreding in enige mate te bagatelliseren of de ernst ervan goed te praten of weg te wuiven. Hij moet de omvang van zijn zonde eerlijk onder ogen zien. Diegenen die besluiten het probleem onder ogen te zien en hun leven te veranderen, vinden bekering aanvankelijk weliswaar de moeilijker manier, maar als ze de vruchten ervan smaken, vinden ze het een oneindig aantrekkelijker weg.’ (‘The Gospel of Repentance’, Ensign, oktober 1982, p. 4.)
Mormon 9:7–8. Openbaringen en de Schriften
-
Ouderling Dallin H. Oaks heeft de samenhang tussen de Schriften en persoonlijke openbaring uitgelegd:
‘Wat [heiligen der laatste dagen] anders maakt dan de meeste andere christenen wat betreft de manier waarop we de Bijbel en andere Schriftuur lezen en gebruiken, is ons geloof in voortdurende openbaring. Voor ons zijn de Schriften niet de ultieme kennisbron, maar wat aan de ultieme bron voorafgaat. De ultieme kennis komt door openbaring. Met Moroni verklaren wij dat wie openbaring verloochent, “het evangelie van Christus niet” kent (Mormon 9:8).
‘Het woord des Heren in de Schriften is als een lamp voor onze voeten (zie Psalmen 119:105) en openbaring is als een geweldige versterker van het licht uit die lamp. Wij moedigen iedereen aan om de Schriften en de profetische leringen in verband daarmee zorgvuldig te bestuderen en gebedsvol naar persoonlijke openbaring te zoeken om de betekenis voor zichzelf te leren kennen.’ (‘Scripture Reading and Revelation’, Ensign, januari 1995, p. 7.)
Mormon 9:9–10. God is ‘gisteren, heden en voor eeuwig’ dezelfde
-
Moroni verklaarde dat God een onveranderlijk wezen en ‘dezelfde is gisteren, heden en voor eeuwig’ (Mormon 9:9). In hedendaagse openbaring staat dat het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon bewijst dat God in deze tijd nog steeds ‘mensen inspireert en hen tot zijn heilige werk roept’ zoals Hij dat vroeger deed, ‘waardoor Hij aantoont dat Hij dezelfde God is, gisteren, heden en voor eeuwig’ (LV 20:11–12).
In Lectures on Faith staat dat we, als we volmaakt geloof in God willen hebben, Gods ‘karakter, volmaaktheden en eigenschappen’ goed moeten begrijpen ([1985], p. 38). Een van Gods eigenschappen is dat Hij niet verandert: ‘[God] verandert niet, en in Hem is er geen zweem van ommekeer; Hij is van eeuwigheid tot in eeuwigheid dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig; en zijn gang is één eeuwige ronde, zonder enige afwijking.’ (Lectures on Faith, p. 41.) Denk na over de zegen van de wetenschap dat God zijn heilige werk in deze tijd voortzet en altijd dezelfde blijft, gisteren, heden en voor eeuwig.
-
Moroni waarschuwde ons dat er mensen zijn die zich ‘een god heb[ben] voorgesteld die verandert’ (Mormon 9:10). Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat we niet in een God kunnen geloven die verandert of steeds nieuwe waarheden leert:
‘De alwetendheid van God is door sommige oprechte heiligen der laatste dagen met een kanttekening in het licht van “eeuwige vooruitgang” geplaatst. Sommigen hebben onterecht verondersteld dat Gods vooruitgang te maken heeft met de toenemende kennis die Hij zou opdoen. (…)
‘(…) God ontleent zijn grote en voortdurende vreugde en heerlijkheid aan de uitbreiding en vervolmaking van zijn scheppingen, en niet aan nieuwe intellectuele ervaringen.
‘Er is dan ook een groot verschil tussen een alwetende God en de verkeerde opvatting dat God als een soort wetenschappelijk onderzoeker nog meer kennis van waarheden probeert te verwerven. Als dat zo was, zou God op elk moment iets nieuws kunnen ontdekken waardoor Hij bepaalde waarheden die Hem bekend zijn, moet bijstellen, afschrijven of herzien. Profetie zou niet meer dan een voorspelling zijn. De uitgangspunten voor de planning van onze verlossing zouden herzien moeten worden. Maar gelukkig voor ons is zijn heilsplan voortdurend in werking — niet voortdurend in verandering.’ (All These Things Shall Give Thee Experience [1979], pp. 14–15.)
Mormon 9:10–26. Wonderen
-
Let op de bewijzen die Moroni geeft en die getuigen van Gods wonderen — de schepping van hemel en aarde (zie Mormon 9:17), de schepping van de mens (zie vers 17) en de schriftuurlijke getuigenissen van de wonderen van Jezus en de apostelen (zie vers 18). De ‘God van wonderen’ die Moroni beschrijft, bestaat nog steeds. Ouderling Dallin H. Oaks heeft getuigd dat er in onze tijd veel wonderen gebeuren en voorkomen in de ware kerk van Jezus Christus:
‘Er gebeuren in het werk van onze kerk en in het leven van onze leden dagelijks vele wonderen. Velen van u hebben wonderen gezien, misschien wel meer dan u beseft.
‘Een wonder is wel omschreven als “een zegenrijke gebeurtenis door een goddelijke macht die stervelingen niet begrijpen en zelf niet na kunnen doen” [Daniel H. Ludlow, samenstellers, Encyclopedia of Mormonism 5 delen (1992), deel 2, p. 908]. Het idee dat gebeurtenissen door goddelijke macht tot stand komen, wordt door de meeste ongelovige mensen en zelfs door sommige gelovige mensen verworpen. (…)
‘(…) Wonderen door de macht van het priesterschap komen altijd in de ware kerk van Jezus Christus voor. In het Boek van Mormon staat: “Aldus heeft God een middel verschaft waardoor de mens, door geloof, grote wonderen kan verrichten” (Mosiah 8:18). Dat verschafte “middel” is de macht van het priesterschap (zie Jakobus 5:14–15; LV 42:43–48), en die macht verricht wonderen door geloof (zie Ether 12:12; Moroni 7:37).’ (‘Miracles’, Ensign, juni 2001, pp. 6, 8.)
-
Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) heeft gezegd waarom wonderen soms ophouden:
‘Waarom houden tekenen en wonderen in bepaalde tijden op? Waarom zijn ze niet altijd en onder alle volken te vinden? Hadden de mensen vroeger aanspraak op grotere zegeningen dan wij die nu op dezelfde aarde wonen als zij destijds? Moroni geeft het antwoord: “De reden dat” een God van gaven en wonderen “ophoudt wonderen te doen onder de mensenkinderen” en zijn gaven over hen uitstort, “is omdat zij verkommeren in ongeloof en afwijken van de rechte weg en de God op wie zij behoren te vertrouwen, niet kennen.” Zij aanbidden valse goden die zij in hun geloofsbelijdenissen omschrijven en wandelen niet langer op hetzelfde pad dat de heiligen van weleer bewandelden.
‘De mens is veranderd, niet God; Hij is voor eeuwig dezelfde. Alle mensen die hetzelfde geloof hebben en dezelfde wet naleven, zullen dezelfde zegeningen oogsten.’ (A New Witness for the Articles of Faith [1985], p. 367.)
Mormon 9:32–34. Moroni schreef in Hervormd Egyptisch
-
Moroni vermeldde dat hij in minstens twee talen kon schrijven: Hebreeuws en Egyptisch (zie Mormon 9:32–34). Hij merkte op dat als de ‘platen groot genoeg waren geweest’, hij in het Hebreeuws had geschreven; de kroniekschrijvers gebruikten echter ‘Hervormd Egyptisch’ wegens ruimtegebrek (vss. 32–33). Eerder in het Boek van Mormon maken zowel Nephi als koning Benjamin melding dat zij Egyptisch gebruikten. Nephi merkte op dat hij ‘de taal der Egyptenaren’ gebruikte bij het graveren van de kleine platen (1 Nephi 1:2). Toen Koning Benjamin zijn zonen het belang van de koperen platen uitlegde, merkte hij op dat Lehi de kroniek kon lezen ‘daar hij onderwezen was in de taal der Egyptenaren’ (Mosiah 1:4). Daaruit blijkt dat Lehi het evangelie en Egyptisch aan ‘zijn kinderen [leerde], waardoor zij ze hun kinderen konden leren’ (Mosiah 1:4). Die werkwijze werd klaarblijkelijk door de daaropvolgende generaties kroniekschrijvers aangehouden, tot Moroni de taal van zijn vader leerde. Moroni’s opmerking dat hij in ‘Hervormd Egyptisch’ schreef (Mormon 9:32), duidt er echter op dat het taalgebruik in de loop van de duizend jaar vanaf de tijd van Lehi was aangepast. Dat kan verklaren waarom Moroni de opmerking plaatste dat ‘geen ander volk onze taal kent’, maar dat God middelen had bereid voor de uiteindelijke uitleg en vertaling van de kroniek (Mormon 9:34).
Stof tot nadenken
-
Wat kunt u leren van de manier waarop Mormon anderen, inclusief zijn vijanden, liefhad? (Zie Mormon 7.)
-
Moroni bracht vele jaren alleen door, toch schonken zijn geloof en getuigenis hem gemoedsrust. Hoe kan uw getuigenis u helpen als u zich alleen voelt in de wereld?
-
Wat zijn enkele ‘geestelijke verontreinigingen’ die u tegenwoordig in de wereld ziet? Hoe kunt u besmetting ermee vermijden?
-
Wat voor wonderen hebt u zoal gezien in uw leven?
Voorgestelde opdrachten
-
Bestudeer de volgende teksten en let op profetieën over de verschijning van het Boek van Mormon:
Geschiedenis van Joseph Smith 1:52–53
U kunt een tekstenreeks van deze verzen maken door Jesaja 29:4 op te slaan en ‘ga naar 2 Nephi 3:19–20’ te schrijven in de kantlijn van de bladzijde naast Jesaja 29:4. Sla vervolgens 2 Nephi 3:19–20 op en schrijf ‘ga naar 2 Nephi 26:16’ in de kantlijn naast 2 Nephi 3:19–20. Herhaal dit proces met de andere verzen. Als u bij Geschiedenis van Joseph Smith 1:52–53 bent, schrijf dan ‘ga naar Jesaja 29:4’ in de kantlijn, waarmee de tekstenreeks compleet is.
-
Bereid een toespraak van vijf tot acht minuten voor over de zegeningen van de aanvaarding van het Boek van Mormon. U kunt bij de voorbereidingen van uw toespraak eventueel de volgende vragen en bronnen gebruiken:
Zegeningen van de aanvaarding van het Boek van Mormon
-
Mormon 8:12. Welke zegen krijgen de mensen die het Boek van Mormon niet verwerpen of bekritiseren?
-
Mormon 8:17. Waarom is het belangrijk om het Boek van Mormon niet wegens vermeende fouten te veroordelen?
-
Leer en Verbonden 20:8–15. Welke waarheden leren we zoal kennen als we het Boek van Mormon aanvaarden?
-
Uit uw eigen ervaring: Welke zegeningen hebt u zoal ontvangen door uw aanvaarding van het Boek van Mormon?
-
President Ezra Taft Benson: ‘Ik zegen u met een groeiend begrip van het Boek van Mormon. Ik beloof u dat, als u dagelijks wilt proeven van het boek, en de daarin vervatte geboden wilt naleven, God vanaf dit moment ons, kinderen van Zion en de kerk, zal overspoelen met zegeningen die ons tot op heden onbekend waren.’ (Ensign, mei 1986, p. 78.)
-