Hoofdstuk 36
Helaman 5–9
Inleiding
Op dit cruciale punt in de geschiedenis van de Nephieten waren de goddelozen talrijker dan de rechtvaardigen. Hun wetten waren zo verdorven geworden, dat er niet veel goeds uit voortkwam. Net als zijn overgrootvader Alma trad Nephi af als opperrechter en wijdde hij zich volledig toe aan het werk van de Heer (zie Alma 4:15–20). In die periode van geestelijke duisternis werd het volk ‘rijp voor vernietiging’ (Helaman 5:2). Nephi en zijn broer Lehi spanden zich ijverig in om de toenemende goddeloosheid in te dammen, en brachten velen tot de Heer terug.
Toelichting
Helaman 5:2. ‘De stem van het volk’
-
Toen het volk 62 jaar daarvoor om een koning vroeg, gaf Mosiah het volk de raad om te kiezen voor een regering door ‘de stem van het volk’ (Mosiah 29:26). Hij merkte op dat het niet gebruikelijk is dat de meerderheid van het volk voor ongerechtigheid kiest. Een regering door de stem van het volk had de voorkeur boven een koninkrijk waarin een onrechtvaardige koning het volk tot de ondergang kon leiden. In die periode vóór de komst van de Heiland waren de Nephieten ‘die het kwade verkozen [echter] talrijker (…) dan zij die het goede verkozen’ (Helaman 5:2). Met de heersende verdorvenheid ging de waarschuwing van Mosiah in vervulling dat dan ‘de tijd daar [is] dat de oordelen Gods u zullen treffen; ja, dan is de tijd daar dat Hij u met grote verwoesting zal bezoeken’ (Mosiah 29:27). Die waarschuwing werd bewaarheid door de vernietiging die aan de verschijning van de Heiland voorafging (zie 3 Nephi 8–11).
De Heer heeft verklaard dat dit beginsel ook in deze tijd opgaat: ‘Wanneer echter de goddelozen heersen, treurt het volk’ (LV 98:9).
Helaman 5:5–7. ‘Wanneer gij aan uw naam denkt’
-
Helaman had zijn zonen op een bijzondere wijze zijn erfgoed meegegeven — hij had ze naar hun edele voorouders genoemd om zijn zonen aan hun goede werken te herinneren. Ouderling Carlos E. Asay (1926–1999) van het Presidium der Zeventig heeft toegelicht wat dat voor Nephi en Lehi betekende:
‘Hoewel niet alle nakomelingen van Adam een betekenisvolle naam hebben gekregen, is dat voor velen wel het geval en heeft dat hun leven beïnvloed. Het heeft het leven beïnvloed van Helamans zonen, Nephi en Lehi. (…) [Zie Helaman 5:5–7.]
‘Uit de kronieken blijkt dat Nephi en Lehi leefden naar het voorbeeld van hun voorouders of naamgenoten, en hun naam eer aandeden.’ (Family Pecan Trees: Planting a Legacy of Faith at Home [1992], pp. 66–67.)
-
President George Albert Smith (1870–1951) heeft een hedendaags voorbeeld gegeven van de enorme invloed die een goede naam op iemand kan hebben:
‘Op zekere dag (…) verloor ik het bewustzijn en dacht ik dat ik naar de andere kant van de sluier was gegaan. Ik stond met mijn rug naar een groot, prachtig meer. Voor mij lag een groot bos. (…)
‘Ik begon de omgeving te verkennen en vond al snel een pad tussen de bomen dat maar weinig gebruikt leek te worden: het was grotendeels door gras overwoekerd. Ik volgde het pad, en toen ik na een tijdje een behoorlijke afstand door het bos had afgelegd, zag ik een man mijn richting op komen. Ik zag dat hij een grote man was, en ik ging sneller lopen omdat ik hem als mijn grootvader herkende. Toen hij nog leefde, woog hij ruim honderddertig kilo. Daaruit blijkt wel hoe groot hij was. Ik weet nog hoe blij ik was om hem te zien. Ik was naar hem vernoemd en was daar altijd trots op geweest.
‘Toen mijn grootvader enkele stappen bij me vandaan was, bleef hij staan. Dat was voor mij een reden om ook stil te staan. En toen — en ik wil dat de jongens en meisjes en de jongeren dit nooit zullen vergeten — keek hij me ernstig aan en zei:
‘“Ik wil graag weten wat je met mijn naam hebt gedaan.”
‘Alles wat ik ooit gedaan had, ging als een film door mijn gedachten heen — letterlijk alles. Al snel bereikte deze heldere terugblik het moment dat ik daar stond. Mijn hele leven was afgespeeld. Ik glimlachte, keek mijn grootvader aan en zei:
‘“Ik heb nooit iets met uw naam gedaan waarvoor u zich hoeft te schamen.”
‘Hij kwam dichterbij en nam me in zijn armen. En toen hij dat deed, werd ik me weer bewust van mijn aardse omgeving. Mijn kussen was nat alsof er water op gegoten was — nat van de tranen van dankbaarheid dat ik zijn vraag zonder schaamte had kunnen beantwoorden.
‘Ik heb hier vaak over nagedacht, en ik kan u verzekeren dat ik er sindsdien meer dan ooit naar heb gestreefd om die naam hoog te houden. Daarom wil ik tot de jongens en meisjes, tot de jongemannen en jongevrouwen, tot de jongeren in de kerk en in de hele wereld zeggen: Eer je vader en je moeder. Eer de naam die je draagt, want de dag komt dat je het voorrecht en de plicht hebt om verslag uit te brengen aan hen (en aan je hemelse Vader) over wat je met hun naam hebt gedaan.’ (‘Your Good Name’, Improvement Era, maart 1947, p. 139.)
Helaman 5:9. ‘Geen andere weg of ander middel (…) waardoor de mens kan worden gered’
-
Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft aan de hand van Helaman 5:9 uitgelegd dat alleen de wonderbaarlijke verzoening ons heil mogelijk maakt.
‘Volledige bekering is absoluut noodzakelijk om de verzoening haar volledige wonder in uw leven tot stand te laten brengen. Als u de verzoening begrijpt, zult u inzien dat God geen naijverig wezen is dat ervan geniet hen te vervolgen die een misstap begaan. Hij is een absoluut volmaakte, medelevende, begrijpende, geduldige en vergevensgezinde Vader. Hij is bereid te pleiten, te adviseren, te versterken, op te bouwen en aan te moedigen. Hij heeft ons allen zo lief dat Hij bereid was om zijn volmaakte, zondeloze en volkomen gehoorzame Zoon onbeschrijfelijke kwelling en pijn te laten ondergaan en Hem Zichzelf als offerande voor allen te laten geven [zie Helaman 5:9]. Door die verzoening kunnen wij in een wereld leven waar absolute gerechtigheid heerst, zodat er orde is in de wereld. Maar die gerechtigheid wordt gematigd door barmhartigheid, die we kunnen verkrijgen door gehoorzaamheid aan de leringen van Jezus Christus.
‘Wie van ons heeft het wonder van bekering niet nodig? Of uw leven nu licht bezoedeld of ernstig mismaakt is door fouten, de beginselen van herstel zijn gelijk. De aard en duur van de behandelingen worden afgestemd op de omstandigheden. Ons doel moet beslist vergeving zijn. De enige weg naar dat doel is bekering. Want er staat geschreven:
‘“Er [is] geen andere weg of ander middel (…) waardoor de mens kan worden gered, dan alleen door het zoenbloed van Jezus Christus.”’ (Zie De Ster, juli 1995, p. 69.)
Helaman 5:9–14. Gedenken
-
President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft uitgelegd welke belangrijke rol ons geheugen speelt bij onze spiritualiteit: ‘Weet u wat het belangrijkste woord in het woordenboek is? Dat zou wel eens gedenken kunnen zijn. Omdat we allemaal verbonden hebben gesloten — u weet wat u moet doen en hoe u dat moet doen — is het van het grootste belang dat we die gedenken. Daarom woont iedereen elke zondag de avondmaalsdienst bij — om van het avondmaal te nemen en naar het gebed van de priesters te luisteren, om “Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden die Hij hun heeft gegeven”. Niemand mag ooit vergeten om de avondmaalsdienst bij te wonen. Gedenken is het woord. Gedenken is de boodschap.’ (‘Circles of Exaltation’ [toespraak voor CES-leerkrachten, 28 juni 1968], p. 5.)
Helaman 5:12. Een vast fundament
-
Ouderling Bruce C. Hafen van de Zeventig heeft de noodzaak van een vast fundament voor onze veiligheid en overleving uiteengezet:
‘Iemand heeft ooit gezegd dat je het verschil tussen een spinnenwebdraad en een sterke kabelvezel pas merkt als je eraan trekt. Dat geldt ook voor ons getuigenis: er wordt vaak hard aan getrokken. Dat hoeft niet de dood van een dierbare te zijn. We hoeven op dit moment wellicht ook niets op te geven wat ons erg dierbaar is, hoewel dat moment wel kan aanbreken. Er wordt vaak hard aan ons getrokken in de vorm van verleidingen, waardoor we beseffen dat een oppervlakkige beleving van het evangelie ons niet in staat stelt de volle kracht van de machten der duisternis te weerstaan. Ons zendingsterrein bestaat misschien uit ziekte en teleurstelling, terwijl we naar ongekende mogelijkheden hadden uitgekeken. Of misschien zijn er te veel vragen waarop onze beperkte kennis eenvoudigweg geen antwoord biedt, en worden we geplaagd door de zekerheid die anderen lijken uit te stralen.
‘Op die momenten moet ons getuigenis sterker zijn dan de spinnenwebdraden van een oppervlakkig geloof. Ons getuigenis moet dan als kabelvezels zijn, sterk genoeg om de pijlen van onze tegenstander te weerstaan. Op de momenten dat er aan ons wordt getrokken en we beproefd worden, moeten we zijn gebouwd “op de rots van onze Verlosser, die Christus is, de Zoon Gods (…) zodat, wanneer de duivel zijn krachtige winden zendt, ja zijn pijlen in de wervelwind, (…) en zijn hevige storm u [zal] striemen, die geen macht over u zullen hebben (…), wegens de rots waarop gij zijt gebouwd” (Helaman 5:12).’ (The Believing Heart, 2e editie [1990], pp. 21–22.)
Helaman 5:12. De hevige storm van Satan zal u ‘striemen’
-
President Spencer W. Kimball heeft de hedendaagse stormen beschreven die Satan op de kinderen van onze hemelse Vader in deze tijd doet neerkomen:
‘Ook wij worden geconfronteerd met machtige, vernietigende krachten die door de boze worden ontketend. Wij allen worden bedreigd door golven van zonde, goddeloosheid, onzedelijkheid, ontaarding, dwingelandij, bedrog, samenzwering en oneerlijkheid. Ze komen met grote kracht en snelheid op ons af en zullen ons vernietigen als we niet waakzaam zijn.
Maar er klinkt luid en duidelijk een waarschuwing voor ons, en het betaamt ons op onze hoede te zijn en ernaar te luisteren. Ter wille van ons eeuwige leven moeten we voor het kwade vluchten, dat wij zonder hulp niet kunnen weerstaan. We moeten naar hogere grond vluchten of ons ergens aan vastklampen om niet meegesleurd te worden. Het evangelie van Jezus Christus is het houvast waaraan wij ons tot ons behoud moeten vastklampen. Dat vormt onze bescherming tegen alle krachten die de boze tegen ons kan aanwenden. Een geïnspireerde profeet uit het Boek van Mormon gaf zijn volk deze raad: ‘Bedenkt, het is op de rots van onze Verlosser, die Christus is, de Zoon Gods, dat gij uw fundament moet bouwen; zodat, wanneer de duivel zijn krachtige winden zendt, ja, zijn pijlen in de wervelwind, ja, wanneer al zijn hagel en zijn hevige storm u zullen striemen, die geen macht over u zullen hebben om u neer te sleuren in de afgrond van ellende en eindeloos wee” (Helaman 5:12).’ (Ensign, november 1978, p. 6.)
Helaman 5:35–41. Aminadab en een ‘wolk van duisternis’
-
In het verslag staat dat Aminadab ‘van geboorte Nephiet was, die eens tot de kerk van God had behoord, maar zich van hen had afgescheiden’ (Helaman 5:35). Uit zijn reacties in Helaman 5:35 blijkt dat hij nog steeds wist hoe men zich kon bekeren en tot de Heer wenden. Ouderling F. Burton Howard van de Zeventig heeft de volgende uitleg gegeven:
‘Om de weg terug te vinden moet men, zoals Aminadab [zich herinnerde], zich bekeren en bidden totdat twijfel en duisternis verdwijnen en belangrijke dingen weer zichtbaar worden. (…)
‘(…) Het is mogelijk om terug te keren. Het is mogelijk voor wie gestopt zijn met bidden, weer te gaan bidden. Het is mogelijk voor wie verdwaald zijn, door de duisternis de weg terug te vinden en naar huis te komen.
‘En wanneer zij dat doen, zullen zij net als ik weten dat het bij de Heer meer gaat om wat iemand is dan wat hij was, en om waar hij nu is dan waar hij is geweest.’ (Ensign, november 1986, pp. 77–78.)
Helaman 5:50–52; 6:1–8. Een grote verandering
-
De zending van Nephi en Lehi had een krachtige uitwerking op de Lamanieten. Na hun succesvolle zending was er voor het eerst in de geschiedenis voor het merendeel van de Lamanieten sprake van het volgende:
-
Het merendeel der Lamanieten had zich tot het evangelie bekeerd (zie Helaman 5:50).
-
De Lamanieten deden afstand van hun wapens, haat en valse overleveringen (zie Helaman 5:51).
-
Zij gaven het land dat zij in bezit hadden, vrijwillig aan de Nephieten terug (zie Helaman 5:52).
-
Het merendeel der Lamanieten werd rechtvaardiger dan de Nephieten (zie Helaman 6:1).
-
De Lamanieten begonnen het evangelie aan de Nephieten te verkondigen (zie Helaman 6:4).
-
Er was vrede in het gehele land (zie Helaman 6:7).
-
De Lamanieten en Nephieten gingen onbelemmerd met elkaar om en bedreven vrije handel onder elkaar (zie Helaman 6:8).
-
Helaman 6:17. Het hart op rijkdommen zetten
-
President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd dat wereldsgezindheid inspiratie en spiritualiteit in de weg staat: ‘We vergeten God door onze ijdelheid. Een beetje welvaart en vrede, of zelfs een kleine positieve wending, kan ons een gevoel van onafhankelijkheid geven. We kunnen al snel het gevoel krijgen dat we ons leven onder controle hebben, dat we er zelf die positieve wending aan hebben gegeven, en niet God, die met ons communiceert door de stille, zachte stem van de Geest. Hoogmoed veroorzaakt zoveel lawaai in ons binnenste dat de zachte stem van de Geest moeilijk te horen is. En al gauw, in onze ijdelheid, willen we er zelfs niet meer naar luisteren. We kunnen al snel denken dat we Hem niet nodig hebben.’ (Liahona, januari 2002, p. 17.)
Helaman 6:18–40. Het kwaad van geheime verenigingen
-
In Helaman 6 worden enkele aspecten van geheime verenigingen beschreven, bijvoorbeeld hoe ze werken, waar ze op uit zijn en hoe ze macht verkrijgen:
-
Zij zijn uit op macht en gewin, en roemen daarin (zie Helaman 6:17; Ether 8:22; Mozes 5:31).
-
Geheime verenigingen kunnen alleen gedijen als er goddeloosheid heerst (zie Helaman 6:21, 31, 38).
-
Geheime verenigingen werken in het geheim. De schending van geheimen is een halsmisdaad (zie Helaman 5:22; 6:22; Mozes 5:29, 50).
-
Geheime verenigingen maken gebruik van formele verbonden (zie Helaman 6:22; Mozes 5:30–31).
-
Zij wenden moord, geweld, bedreigingen, plunderingen, kwade praktijken, hoererijen en vleierijen aan om macht en gewin te verkrijgen (zie Helaman 2:4–5; 6:17, 23).
-
Geheime verenigingen hanteren wetten die tegen de wetten van het land indruisen (zie Helaman 6:23).
-
Satan is de grote samenzweerder en aanstichter (zie Helaman 6:26–30).
-
Wie tot een geheime vereniging behoren, worden door de leden ervan en volgens hun eigen wetten berecht — niet volgens de wetten van het land (zie Helaman 6:23–24).
-
Zij streven zo snel mogelijk naar macht in de regering (zie Helaman 2:5; 6:39).
-
Wie ertoe behoren zijn er op uit om anderen de vrijheid te ontnemen, maar die voor zichzelf te behouden (zie Ether 8:25; Mozes 5:28–33).
-
Geheime verenigingen bewerken de ondergang van volkeren (zie Alma 37:21, 26, 29; Helaman 2:13; Ether 8:21–22).
-
Geheime verenigingen zijn een gruwel in Gods ogen (zie 3 Nephi 9:9; Ether 8:18).
-
Helaman 8:14–15. ‘De koperen slang’
-
Als getuigenis tegen goddeloosheid en als getuigenis van Christus haalde Nephi een gebeurtenis uit het Oude Testament aan waarbij de kinderen van Israël door ‘vurige vliegende slangen’ werden geplaagd (1 Nephi 17:41; Numeri 21:6–9). De moeilijkheden van de Israëlieten werden voorafgegaan door kwaadsprekerij over God en zijn profeet (zie Numeri 21:5), net zoals de corrupte rechters in de tijd van Nephi zich daarmee bezighielden. De verhoging van een koperen slang door Mozes was een zinnebeeld (een symbolische aanduiding) van de kruisiging van Christus. De mensen die naar de koperen slang opkeken, werden genezen.
Nephi onderstreept met dit verhaal dat we met geloof ‘naar de Zoon Gods’ moeten opkijken en daardoor zullen leven (zie Helaman 8:15; zie ook Johannes 3:14–15). Door het zoenoffer van Christus is het dodelijke gif van Satan overwonnen voor iedereen die zich bekeert. Vervolgens herinnerde hij het volk eraan dat alle profeten van Christus hadden getuigd (zie Helaman 8:16–23).
-
Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de symboliek van de koperen slang zoals die in het Boek van Mormon is aangehaald, verder toegelicht:
‘Het gaat hier om goddelijk bewuste en serieuze symboliek. Zonder deze nodige uiteenzetting biedt de gebeurtenis met de vurige slangen in het Oude Testament niet het volledige geestelijke inzicht dat ons duidelijk “tot nut en lering” kan strekken. (1 Nephi 19:23.) De symbolische nadruk in deze episode ligt op de noodzaak en eenvoud van de weg van de Here Jezus. Ironisch genoeg kwamen velen in de tijd van Mozes toch om. De belofte voor de toekomst luidt als volgt: “En zovelen als er opkeken naar die slang zouden leven, en zo ook zouden zovelen als er met geloof en met een verslagen geest opkeken naar de Zoon Gods leven, ja, volgens dat leven dat eeuwig is.” (Helaman 8:15. Zie ook 1 Nephi 17:41; Alma 37:46.)
‘Nu is de analogie dus bevestigd en uitgebreid door de duidelijke en waardevolle dingen die ons in “deze laatste kronieken” zijn gegeven.
‘Het hele gebeuren verwijst naar de noodzaak om tot Jezus Christus op te zien als onze Heer, eveneens een eenvoudige maar essentiële vereiste. Dat is duidelijk en waardevol in elke tijd!’ (Plain and Precious Things [1983], p. 22).
Helaman 9:36–41. De alwetendheid van God
-
Toen de mensen zagen dat Nephi geheime en verborgen dingen wist, wilden sommigen hem tot God uitroepen. Dat is begrijpelijk in het licht van de algemene erkenning van bepaalde eigenschappen van God. Ouderling Neal A. Maxwell heeft verklaard dat alwetendheid een van de eigenschappen van God is:
‘De Heer sprak in een openbaring voor John Whitmer over iets in diens hart wat alleen de Heer en John Whitmer bekend was, wat getuigde van Gods alwetendheid betreffende de behoeften van die persoon. (LV 15:3.)
‘Paulus zei tot de heiligen in Korinte: “De Here weet, dat de overleggingen der wijzen vruchteloos zijn.” (1 Korintiërs 3:20.) In de periode vlak voor de zondvloed zag God niet alleen de goddeloosheid van de mensen op aarde, maar Hij zag ook “al wat de overleggingen van [hun] hart voortbrachten”. (Genesis 6:5.) Hij weet “wat in uw geest opkomt”. (Ezechiël 11:5.) Jezus zei zelf dat voordat we bidden “God uw Vader weet, wat gij van node hebt”. (Matteüs 6:8.) Ook Nephi heeft gezegd: “God (…) weet alle dingen, en er is niets of Hij weet het.” (2 Nephi 9:20.)
‘Alwetendheid is dus een van de eigenschappen van de levende God. In Helaman 9:41 lezen we: “Als hij geen god was, kon hij niet met alle dingen bekend zijn.” “En nu, zie, u hebt een getuigenis ontvangen; want als Ik u dingen heb verteld die geen mens weet, hebt u dan niet een getuigenis ontvangen?” (LV 6:24.)’ (Things As They Really Are [1978], p. 22.)
Stof tot nadenken
-
Helaman gebruikte de voorbeelden van hun voorouders, Lehi en Nephi, om zijn zonen Nephi en Lehi te sterken. Wie in uw familie heeft een goede invloed op u gehad? Waarom hadden zij zo’n grote invloed op u?
-
Wat voor indruk hebt u anderen gegeven van uw geslachtsnaam door het leven dat u tot dusver hebt geleid?
-
Op welke fundamenten bouwt u uw leven zoal? Moet u daarin iets veranderen? Welk fundament is voor u het belangrijkst?
-
Welke beletsels voor spiritualiteit in de tijd van Nephi zijn met onze hedendaagse beletsels te vergelijken?
Voorgestelde opdrachten
-
Duik in uw familiegeschiedenis en zoek op wie de eerste generatie bekeerlingen in uw familie waren. Praat met uw familieleden en verzamel de verhalen over hun geloof en bekering om uw eigen geschiedenis te schrijven.
-
Bespreek met een vriend of familielid hoe u beter de geboden kunt onderhouden, de beginselen van het evangelie naleven en dicht bij uw Vader in de hemel blijven in een wereld waarin de goddeloosheid toeneemt.