Hoofdstuk 46
3 Nephi 27–30
Inleiding
Toen zijn bediening onder de Nephieten ten einde liep, legde de Heiland uit wat zijn evangelie inhield. Dit tekstblok in 3 Nephi 27–30 bevat tevens meer informatie over mensen die van gedaante veranderd en opgenomen zijn (de drie Nephitische discipelen) dan ergens anders in de Schriften. Door uw studie van hoofdstuk 28 kunt u beter begrijpen waarom de Heer ervoor kiest sommige van zijn sterfelijke dienstknechten van gedaante te veranderen en op te nemen. Ten slotte eindigt 3 Nephi met Mormons beschrijving van de rol van het Boek van Mormon bij de vergadering van Israël in de laatste dagen en de waarschuwing van de Heer (bij monde van Mormon) aan de andere volken in de laatste dagen om zich te bekeren en tot Hem te komen. Dit is een goede gelegenheid om u opnieuw voor te nemen om het Boek van Mormon meer te gaan gebruiken in uw eigen leven en om anderen uit te nodigen tot Christus te komen.
Toelichting
3 Nephi 27:3–8. Zeg ons ‘met welke naam wij deze kerk moeten aanduiden’
-
Als we lid van de Kerk van Jezus Christus worden, nemen we zijn naam op ons omdat het zijn kerk betreft. In de eerste conferentietoespraak van president Gordon B. Hinckley (1910–2008) als president van de kerk sprak hij van de heilige samenhang tussen de kerk, de naam van de kerk en de bijbehorende verantwoordelijkheden:
‘Deze kerk hoort niet toe aan de president ervan. De Heer Jezus Christus staat aan het hoofd; ieder van ons heeft zijn naam op zich genomen. Bij deze zaak zijn we allemaal samen betrokken. Wij mogen onze hemelse Vader bijstaan in zijn werk en zijn heerlijkheid om “de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen” (Mozes 1:39). Uw verantwoordelijkheid is op uw terrein even groot als de mijne op mijn terrein. Geen enkele kerkroeping is klein of onbelangrijk. Bij de uitoefening van onze plicht beïnvloeden wij allemaal het leven van anderen. Tot ieder van ons heeft de Heer met betrekking tot onze eigen taak gezegd:
‘“Welnu, wees getrouw; handel in het ambt waartoe Ik u heb aangewezen; kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën” (zie LV 81:5).
‘“En door die dingen te doen zult gij het grootste goed doen aan uw medemensen, en zult gij de heerlijkheid bevorderen van Hem die uw Heer is” (LV 81:4).’ (Zie De Ster, juli 1995, p. 64–65.)
-
Ouderling James E. Talmage (1862–1933) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de logica van de Heer beschreven in zijn antwoord op de vraag met welke naam zijn kerk aangeduid moet worden: ‘U weet wel dat nadat Christus zijn kerk had gevestigd onder de oorspronkelijke inwoners van dit werelddeel, toen Hij als herrezen persoon aan hen verscheen, en nadat Hij twaalf mannen had gekozen en geordend om de aangelegenheden van de kerk te besturen, er enige woordenstrijd was over de naam die de kerk moest dragen. De Twaalf waren de edelmoedige belofte van de Heer indachtig: als zij Hem, verenigd in hart en doel, zouden aanroepen, zou Hij hen zeker horen. Aldus baden en vastten zij en vertoonde Hij Zich wederom aan hen en verscheen in hun midden, waar zij bijeenvergaderd waren, en vroeg hen wat zij verlangden. Zij zeiden: “Heer, wij zouden willen dat Gij ons zegt met welke naam wij deze kerk moeten aanduiden.” Zijn antwoord kwam op het volgende neer: Waarom was er enige onduidelijkheid over een kwestie die zo voor de hand ligt? Van wie is de kerk? Is het de kerk van Mozes? Zo ja, duidt de kerk dan aan als de kerk van Mozes; of als de kerk van iemand anders is, noem die dan de kerk van die persoon; maar als het mijn kerk is, zoals jullie zeggen, duidt die dan met mijn naam aan.’ (Conference Report, april 1922, p. 70.)
3 Nephi 27:5–6. ‘De naam van Christus (…) op u (…) nemen’
-
Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de relatie tussen de naam van Christus op ons nemen en de wet van gehoorzaamheid en het gezelschap van de Heilige Geest toegelicht:
‘Als we ons laten dopen, nemen we de heilige naam van Jezus Christus op ons. Zijn naam op ons nemen is een van de belangrijkste gebeurtenissen in ons leven. Toch maken we dat soms mee zonder het helemaal te begrijpen.
‘Hoeveel van onze kinderen — hoeveel van ons — begrijpen echt dat we, toen we ons lieten dopen, niet alleen de naam van Christus maar ook de wet van gehoorzaamheid op ons namen?
‘Elke week beloven we in de avondmaalsdienst als we ons doopverbond hernieuwen dat we het verlossende offer van onze Heiland zullen gedenken. We beloven dat we zullen doen wat de Heiland gedaan heeft — onze Vader gehoorzamen en altijd zijn geboden onderhouden. De zegening die we daarvoor terugkrijgen is dat we zijn Geest altijd bij ons zullen hebben.’ (Liahona, januari 2001, p. 8.)
3 Nephi 27:13–22. ‘Dit is het evangelie dat Ik u heb gegeven’
-
Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat de eenvoud van het evangelie precies de reden is dat sommige mensen het moeilijk kunnen aanvaarden:
In het Boek van Mormon staat de volgende uitspraak van de Heer: “Zie, (…) dit is het evangelie dat Ik u heb gegeven”, waarna Hij zijn evangelie uiteenzet. (Zie 3 Nephi 27:13–18.) Het is een eenvoudig verhaal van een wereld waarnaar een Heiland is gestuurd die men kan aannemen of verwerpen, maar die niettemin de Messias is.
‘Dat eenvoudige verhaal is uiteraard nou net datgene wat de wereld niet kan aannemen. Het is zelfs zo eenvoudig dat sommigen inwendig misschien aanstoot nemen aan de zogeheten eenvoud van het evangelie. (…)
‘(…) Er zijn mensen die sommige geloofspunten en waarden met ons gemeenschappelijk hebben, maar voor wie de herstelling van het evangelie een struikelblok is waar ze zich niet overheen kunnen zetten. Maar voor de meeste mensen is onze godsdienst “dwaasheid”.’ (For the Power Is in Them [1970], pp. 47–48.)
De Heiland heeft zijn evangelie zelf omschreven als geloof, bekering, doop en de Heilige Geest (zie 3 Nephi 27:19–20) en volharding tot het einde (zie vers 16). Hij verklaarde eveneens dat het evangelie zijn komst in de wereld inhield om de wil van de Vader te doen en ‘aan het kruis [te] worden verhoogd’ (vss. 13–14).
3 Nephi 27:24–26. De Heer zal de wereld oordelen uit de boeken
-
‘Dit volk zal geoordeeld worden uit de boeken die geschreven zijn en die geschreven zullen worden, want daaruit zullen hun werken de mensen bekend zijn.
‘En zie, alle dingen worden vanwege de Vader opgeschreven’ (3 Nephi 27:25–26).
President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft gesproken over de rol die geschreven verslagen bij het oordeel zullen spelen:
‘De Heer houdt ook een verslag bij en daaruit zal de hele wereld geoordeeld worden. En u, dragers van het heilige priesterschap — u, apostelen, presidenten, bisschoppen en hogepriesters in Zion — zullen als rechters van het volk optreden. U wordt dan ook geacht de norm te stellen waaraan zij dienen te voldoen en erop toe te zien dat zij overeenkomstig de geest van het evangelie leven, hun plichten nakomen en de geboden van de Heer onderhouden. U zult een verslag van hun daden bijhouden. U houdt bij wanneer zij zich laten dopen, wanneer zij bevestigd zijn en wanneer zij door handoplegging de gave van de Heilige Geest ontvangen. U houdt bij wanneer zij tot Zion komen, hun lidmaatschap in de kerk. U houdt bij of zij hun plichten als priester, leraar of diaken, als ouderling, hogepriester of zeventiger vervullen. U schrijft hun werken op, zoals de Heer hier zegt. U schrijft hun tienden op (…) ; maar wij zullen de mensen oordelen, nadat wij ze eerst hun plicht hebben voorgehouden. Daartoe moeten de leidinggevenden het goede voorbeeld geven.’ (Gospel Doctrine, 5de editie [1939], p. 157.)
3 Nephi 27:27. ‘Wat voor mannen behoort gij (…) te zijn?’
-
Ouderling John M. Madsen van de Zeventig heeft vooral het woordje behoort beklemtoond in de leringen van de Heer om te worden zoals Hij is. Ouderling Madsen heeft de woorden van de Heer omschreven als niet slechts een uitnodiging, maar als een vereiste van onze verbonden:
‘Uiteindelijk moeten wij en de gehele mensheid om Hem te ontvangen en te leren kennen, doen wat Moroni ons aanspoort te doen: “Komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem” (Moroni 10:32; cursivering toegevoegd). Met andere woorden: we moeten tot Christus komen en ernaar streven te “worden” zoals Hij is. (Zie Dallin H. Oaks, Liahona, januari 2001, pp. 40–42.)
‘De herrezen Heer heeft gezegd: “Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn? Voorwaar, Ik zeg u, zoals Ik ben” (3 Nephi 27:27). Om zijn antwoord “Zoals Ik ben” goed te begrijpen is het essentieel dat we de betekenis van het woord behoort in zijn vraag “Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn?” begrijpen. Het woord behoren betekent onder meer: “vereist worden”. De heilige Schriften, zowel de oude als de hedendaagse, bevestigen dat het noodzakelijk is dat wij zijn, zoals Hij zegt, “Zoals Ik ben.” (3 Nephi 27:27; zie ook 3 Nephi 12:48; Matteüs 5:48; 1 Johannes 3:2; Moroni 7:48.)’ (Liahona, juli 2002, p. 88.)
3 Nephi 28:1–6. Verlangens en bediening van Johannes de Geliefde
-
De profeet Joseph Smith (1805–1844) en Oliver Cowdery ontvingen door middel van de Urim en Tummim een specifieke openbaring over de omstandigheden en daaropvolgende zegeningen inzake Johannes’ verzoek om op aarde te mogen blijven. Die informatie was afkomstig van een ‘perkament’, geschreven en verborgen door Johannes zelf, maar klaarblijkelijk verloren gegaan. In april 1829 resulteerden Josephs en Olivers specifieke vragen over deze passage in het Boek van Mormon in de openbaring die in afdeling 7 van de Leer en Verbonden is opgetekend.
3 Nephi 28:9–10, 36–40. De leer van de opneming
-
De volgende definities maken de leer van de opneming, gedaanteverandering of verheerlijking, en opstanding duidelijk. Let op het verschil tussen mensen die van gedaante veranderd en opgenomen zijn en de tijdelijke toestand van alleen een gedaanteverandering:
Opgenomen mensen. ‘Mensen die een verandering ondergaan zodat zij geen pijn meer ervaren en de dood pas ondergaan bij hun opstanding tot de onsterfelijkheid.’ (Gids bij de Schriften, ‘Opgenomen mensen’.)
‘Veel mensen hebben verondersteld dat de leer van de opneming een leer was waarbij iemand rechtstreeks in de tegenwoordigheid van God terugkeerde, in een eeuwige volheid, maar dat is niet juist. Hun woonplaats is een terrestriale heerlijkheid, een plaats voor mensen die als dienende engelen veel planeten kunnen bedienen. Zij hebben nog niet dezelfde volheid ontvangen als de mensen die uit de dood zijn herrezen.’ (Joseph Smith, History of the Church, deel 4, p. 210.)
Gedaanteverandering. ‘De toestand van mensen die een tijdelijke fysieke verandering hebben ondergaan — dat wil zeggen: verheven naar een hoger geestelijk niveau — om de tegenwoordigheid en heerlijkheid van hemelse personen te kunnen verdragen.’ (Gids bij de Schriften, ‘Gedaanteverandering’.)
Opstanding. ‘De hereniging na de dood van het geestelijke lichaam met het fysieke lichaam van vlees en beenderen. Na de opstanding zullen geest en lichaam nooit meer gescheiden worden en zal de persoon onsterfelijk zijn.’ (Gids bij de Schriften, ‘Opstanding’.)
3 Nephi 29:1–4. Verbonden met de kinderen Israëls
-
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de rol van het Boek van Mormon bij de vervulling van Gods verbond met betrekking tot Israël geschreven:
‘Mormon besloot zijn beschrijving van deze majestueuze episode [het bezoek van de Heiland aan de Nephieten] (…) met zijn getuigenis dat ten tijde dat het verslag van [Jezus Christus’] bezoek tot de andere volken komt (in de vorm van het Boek van Mormon), allen kunnen weten dat het verbond met en de beloften aan Israël in de laatste dagen “reeds in vervulling begin[nen] te gaan”. (…)
‘God houdt Zich aan het verbond met zijn gehele verbondsvolk. Niemand zal in staat zijn om “de rechterhand des Heren naar links [te] wenden” in deze aangelegenheid. En de oproep aan de andere volken, waarvan het opgetekende bezoek van Christus aan de Nephieten in het Boek van Mormon de ultieme verklaring in deze laatste dagen is, is dat zij op hetzelfde verbond en dezelfde beloften aanspraak kunnen maken.’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 308.)
3 Nephi 29:4–8. De woorden van de Heer niet versmaden
-
In 3 Nephi 29 waarschuwen de woorden versmaden en uitfluiten de lezers van het Boek van Mormon in de laatste dagen om de verbonden van de Heer met Israël niet lichtvaardig te behandelen. Versmaden betekent onder meer met verachting afwijzen en uitfluiten is een teken van verachting of afkeuring. Die termen geven aan dat in de tijd waarin het Boek van Mormon tevoorschijn komt, er een uitgesproken gebrek aan begrip, geloof en eerbied zal heersen voor zowel de realiteit van de wederkomst als het werk van de Heer met betrekking tot de vergadering van Israël (in het bijzonder de stam van Juda).
3 Nephi 30:2. Wendt u af van uw goddeloze werken
-
Toen het bezoek van de Heiland aan de Nephieten ten einde liep, kwam Mormon terug op een van de hoofdthema’s van de instructies van de Heer aan het volk — dat de andere volken de leringen van de Heer in de laatste dagen zullen verwerpen en tot hun ondergang snel in goddeloosheid zullen toenemen (zie 3 Nephi 16:10; 21:14–21). De geschriften in 3 Nephi lijken veel indruk op Mormon te hebben gemaakt. In zijn getuigenis aan het eind herhaalt Mormon de leringen en profetieën van de Heiland waarin de goddeloosheden, gruwelen, hoererijen, leugens en listen in de laatste dagen worden veroordeeld. In de laatste verzen van 3 Nephi draagt Mormon het enige redmiddel tegen die destructieve omstandigheden aan — kom tot Jezus Christus en oefen geloof in Hem, bekeer u van uw zonden, laat u dopen en word vervuld met de Heilige Geest, ‘zodat gij zult worden gerekend onder mijn volk, dat van het huis Israëls is’ (3 Nephi 30:2).
Stof tot nadenken
-
Waarom is het belangrijk dat de Kerk van Jezus Christus de naam van de Heiland draagt?
-
Hoe kunt u de naam van de Heiland nog vollediger op u nemen?
-
Welke verschillen zijn er tussen opneming en gedaanteverandering? Welke overeenkomsten zijn er tussen beide? Welk verschil is er tussen opneming en gedaanteverandering ten opzichte van de opstanding?
-
Mormon heeft enkele goddeloze wegen genoemd. Hoe komen die in onze tijd tot uiting?
Voorgestelde opdrachten
-
Maak een lijst met enkele eigenschappen van de Heiland die u het belangrijkst acht. Ga bij uzelf na in hoeverre u die eigenschappen bezit en stel een plan op om volgens zijn opdracht te zijn ‘zoals Ik ben’ (3 Nephi 27:27).
-
Lees 3 Nephi 27:5 en de avondmaalsgebeden (zie Moroni 4:3; 5:2). Let op de genoemde beginselen die u de betekenis van Christus’ naam op u nemen beter doen begrijpen.