Hoofdstuk 2
1 Nephi 1–5
Inleiding
In 1995 hebben het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen verklaard dat ‘het gezin centraal staat in het plan van de Schepper voor de eeuwige bestemming van zijn kinderen.’ Zij verklaarden: ‘De kans op een gelukkig gezinsleven is het grootst als de leringen van de Heer Jezus Christus eraan ten grondslag liggen’ (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, De Ster, januari 1995, p. 102). Nephi schreef over het gezin van Lehi en Sariah, zijn ouders. Deze ‘goede ouders’ (1 Nephi 1:1) probeerden zelfs in moeilijke tijden met de leringen van de Heer hun kinderen op te voeden en leiding te geven. Vader Lehi had visioenen uit de hemel, maar werd ook met de dood bedreigd. De zoons vluchtten met hun ouders uit Jeruzalem, maar kregen kort daarna de gevaarlijke en moeilijke taak om terug te gaan en de koperen platen te gaan halen. De trouwe zoons steunden hun ouders en volgden de Heer, terwijl de andere zoons opstandig waren. Als u deze eerste hoofdstukken in het Boek van Mormon leest, zult u zien dat het gezin de Heer wilde volgen. Overweeg hoe u hun voorbeeld kunt volgen.
Toelichting
Het Eerste boek Nephi: zijn regering en zijn bediening
-
De inleiding van 1 Nephi is een samenvatting van het boek en maakt deel uit van de oorspronkelijke tekst. Alle inleidingen in het Boek van Mormon maken deel uit van de oorspronkelijke kroniek die de profeet Joseph Smith in handen kreeg, met inbegrip van de invoegsels die aan de verschillende hoofdstukken voorafgaan (zie bijvoorbeeld Mosiah 9 en Alma 21). De korte samenvattingen voorafgaand aan elk hoofdstuk zijn latere toevoegingen om de lezer meer inzicht te geven in het hoofdstuk.
-
Als samensteller van het Boek van Mormon stond Mormon voor de moeilijke taak om te beslissen wat hij in de beknopte kroniek moest opnemen. Hij liet zich daarbij door ten minste twee richtlijnen leiden. Ten eerste had de Heer Mormon verteld om ‘de dingen op te schrijven die […] geboden zijn’ (3 Nephi 26:12). Ten tweede zag Mormon onze tijd en de heersende omstandigheden (zie Mormon 8:34–35). Daaruit begrijpen wij dat wanneer Mormon redactionele beslissingen nam hij zich door deze twee factoren liet leiden.
Het kan leerzaam zijn om de lengte van de boeken in het Boek van Mormon te vergelijken met de tijdvakken die ze beslaan. Zie het schema ‘Het Boek van Mormon: pagina’s en tijdvakken’ in het aanhangsel (p. 434).
1 Nephi 1:1. Veel ellende, niettemin ten zeerste begunstigd
-
Nephi schreef over ‘veel ellende’, maar maakte ook gewag van de vele zegeningen des Heren. In zijn kroniek schrijft hij over de vele beproevingen die hij en de anderen in het gezin doorstonden, zonder dat zij ondankbaar werden en de Heer vergaten. Nephi voelde zich ten zeerste begunstigd omdat hij veel kennis over de goedheid Gods had verkregen (zie 1 Nephi 2:16) En omdat hij op Gods kracht vertrouwde, werd hij gesteund (zie 2 Nephi 4:19–26). Begrip van Gods plan plaatste de beproevingen van Nephi in context (zie Boyd K. Packer, ‘Conversation with Teachers’ [an evening with President Boyd K. Packer, 29 februari 2008], p. 7, www.ldsces.org).
Dat staat in contrast met Laman en Lemuël, alsmede vele anderen in het Boek van Mormon, die vaak ellende te verduren kregen om hen te herinneren aan de zegeningen van de Heer. Dit beginsel wordt helaas bevestigd door de profeet Mormon: ‘En aldus zien wij dat, tenzij de Heer zijn volk met vele benauwingen kastijdt, ja, tenzij Hij hen met de dood en met verschrikking en met hongersnood en met allerlei pestilentie bezoekt, zij niet aan Hem denken’ (Helaman 12:3).
1 Nephi 1:2. ‘De taal der Egyptenaren’
-
In vers 2 van 1 Nephi 1 staat dat Lehi en Nephi ‘de taal der Egyptenaren’ gebruikten om hun geschiedenis op gouden platen op te tekenen. Vierhonderdzeventig jaar later leerde koning Benjamin zijn zoons ‘de taal der Egyptenaren’, die niet alleen de taal op de gouden platen was, maar ook de taal op de koperen platen (Mosiah 1:1–4). De term ‘Hervormd-Egyptisch’ komt alleen in Mormon 9:32 in het Boek van Mormon voor. Hervormd-Egyptisch lijkt een term te zijn die een verandering in de taal van Lehi en Nephi weerspiegelt. In Mormon 9:32–33 geeft Moroni aan dat in zijn tijd, ongeveer duizend jaar na de tijd van Lehi and Nephi, zowel het Egyptisch als het Hebreeuws veranderd was ten opzichte van de tijd van Lehi en Nephi.
1 Nephi 1:4. Profeten waarschuwen het volk
-
Het Babylonische wereldrijk lijfde het koninkrijk Juda ongeveer in 605 v.C. in, toen Jojakim koning van Juda was. Jojakim kwam in opstand tegen Babylon. Daarop werd Jeruzalem door Babylonische troepen belegerd. Jojakim werd gedood of gevangengenomen. Sedekia, de oom van Jojakim, werd door Babylon op de troon gezet. Dat was een tijd van grote goddeloosheid onder het volk van Juda — onzedelijkheid en verderf heersten alom. Dat was de situatie in de tijd van Lehi. Kort nadat Lehi uit het gebied was vertrokken, probeerde ook Sedekia tegen Babylon in opstand te komen. Dat had in ongeveer 587 v.C. een nog veel grotere vernietiging van Jeruzalem tot gevolg. Velen mensen werden gedood en de rest van de Joden werd naar Babylon afgevoerd, waar ze zeventig jaar zouden blijven. Dat was een vervulling van de profetieën van Lehi dat Juda vernietigd zou worden als het zich niet bekeerde.
-
Nephi heeft gezegd dat er ‘vele profeten’ onder het volk kwamen. We weten dat Jeremia, Obadja, Nahum, Habakuk en Sefanja tijdgenoten van elkaar waren die in het koninkrijk Juda predikten. In Jeremia 35:15 staat een soortgelijke opmerking over de vele profeten die de Heer stuurde om het volk te waarschuwen (zie ook 2 Kronieken 36:15–16).
1 Nephi 1:16–17. Twee stel platen
-
Nephi schreef zijn kroniek ongeveer dertig jaar nadat Lehi’s gezin uit Jeruzalem vertrok en naar het beloofde land reisde (zie 1 Nephi 19:1–5; 2 Nephi 5:28–31). De kroniek begint met een samenvatting van zijn vaders kroniek, die 1 Nephi 1–8 beslaat. Mormons samenvatting van Lehi’s kroniek stond op de 116 verloren manuscriptbladen. Het was een vertaling van een deel van de platen, het ‘boek Lehi’ genaamd (zie LV 10, inleiding; 10:42, voetnoot a; toelichting op 1 Nephi 19:1–6 op p. 43).
1 Nephi 1:20. ‘Tedere barmhartigheden des Heren’
-
Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de ‘tedere barmhartigheden des Heren’ omschreven:
‘Ik getuig dat de tedere barmhartigheden des Heren echt zijn, en dat zij niet willekeurig of slechts bij toeval plaatsvinden. Vaak is de timing van de tedere barmhartigheden een hulpmiddel om ze zowel te onderscheiden als te erkennen.
“… De tedere barmhartigheden des Heren [zijn] de persoonlijke en geïndividualiseerde zegeningen, kracht, bescherming, zekerheid, leiding, tedere zorg, troost, steun en gaven van de Geest die we van en door de Heer Jezus Christus ontvangen. De Heer past inderdaad “zijn barmhartigheden (…) aan de omstandigheden der mensenkinderen” aan (LV 46:15).
“… De Heiland komt onder meer door middel van zijn overvloedige en tedere barmhartigheden bij eenieder van ons. Als u en ik bijvoorbeeld problemen en beproevingen hebben, kunnen de gave van geloof en een gepast vertrouwen dat onze eigen vermogens te boven gaat, twee voorbeelden van de tedere barmhartigheden des Heren zijn. Ook bekering, vergeving van zonden, en gemoedsrust zijn voorbeelden van de tedere barmhartigheden des Heren. En de volharding en vastberadenheid waardoor wij in staat worden gesteld om opgewekt lichamelijke beperkingen en geestelijke problemen te doorstaan, zijn ook voorbeelden van de tedere barmhartigheden des Heren’ (Conference Report, Apr. 2005, p. 105; of Liahona, mei 2005, pp. 99–100).
Uit 1 Nephi 1:20 leren we dat Nephi ons in de rest van zijn geschriften wil laten zien hoe de Heer de rechtvaardigen zal verlossen. Let op dit thema dat herhaaldelijk in 1 Nephi terugkomt.
1 Nephi 2:5–10. Lehi reisde van Jeruzalem naar de kuststreek van de Rode Zee
-
De afstand van Jeruzalem naar de Rode Zee is ongeveer 290 kilometer door heet, droog land, dat in oude tijden was vergeven van rovers. Lehi en zijn gezin reisden ‘drie dagen’ voorbij dit punt (zie 1 Nephi 2:5–6). Dat houdt in dat ze minstens twaalf tot veertien dagen hebben gedaan over hun reis van Jeruzalem naar hun tijdelijke verblijfplaats in het dal Lemuël. (Zie de kaart ‘Mogelijke route van Lehi’s familie’ in het aanhangsel, p. 433.)
1 Nephi 2:6–10. De Heer dank betuigen
-
Dat Lehi de leiding en bescherming van de Heer waardeerde, komt tot uiting in het eerste wat hij deed nadat hij zijn tent had opgezet: ‘En het geschiedde dat hij een altaar van stenen bouwde en de Heer een offer bracht en de Heer, onze God, dank betuigde’ (1 Nephi 2:7). Dit is het eerste van verschillende voorbeelden in het Boek van Mormon waarin getrouwe volgelingen van Christus offeranden en brandoffers brachten om God hun dank te betuigen (zie 1 Nephi 7:22; Mosiah 2:3–4).
Nadat Lehi zijn offer had gebracht, leerde hij zijn zoons hoe belangrijk het is om standvastig de geboden van de Heer na te leven. Indien Gods kinderen Hem willen behagen, zullen zij Hem oprecht moeten danken en gehoorzamen. De Heer heeft verklaard: ‘En in niets geeft de mens God aanstoot, ofwel tegen niemand is zijn verbolgenheid ontbrand, dan alleen tegen hen die niet in alle dingen zijn hand belijden en zijn geboden niet gehoorzamen’ (LV 59:21).
Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons de raad gegeven om erop te letten dat onze gebeden vervuld zijn van nederigheid en dankbaarheid: ‘Ik hoor mensen vaak zeggen dat ze iets ‘tegen de Heer hebben gezegd’. We moeten oppassen dat we niet tegen Hem zeggen wat er moet gebeuren, maar dat we onze hemelse Vader om leiding vragen. Ons gebed moet smachtend zijn en vol dankbaarheid’ (‘Be Strong in the Lord, and in the Power of His Might’ [CES fireside for young adults, 3 maart 2002], p. 3, www.ldsces.org).
1 Nephi 2:11–15. Morren
-
Eén reden waarom Satan aanzet tot morren is om ons ervan te weerhouden de levende profeten, geïnspireerde leiders, en onze ouders te volgen. Ouderling H. Ross Workman van de Zeventig heeft uitgelegd dat ‘morren uit drie stappen bestaat. Elke stap leidt tot de volgende stap in een neergaande lijn naar ongehoorzaamheid. Ten eerste: als mensen morren beginnen ze te twijfelen. Eerst twijfelen ze zelf en planten die twijfel vervolgens in de gedachten van anderen.’ Ten tweede, wie morren beginnen ‘goed te praten dat ze niet hebben gedaan wat hun gezegd was [te doen]. (…) Ze bedenken een excuus voor hun ongehoorzaamheid.’ Hun excuses leiden tot de derde stap: ‘Laksheid in het opvolgen van het gebod.’
‘De Heer heeft zich in onze tijd tegen die houding uitgesproken: “Maar wie niets doet totdat het hem geboden wordt, en een gebod met een weifelend hart ontvangt en het traag nakomt, die is verdoemd” (LV 58:29). (…)
‘Ik vraag u om u te concentreren op dat gebod van levende profeten waarmee u de meeste moeite heeft. Betwijfelt u of dat gebod op u van toepassing is? Heeft u gemakkelijke excuses waarom u dat gebod nu niet kunt nakomen? Raakt u gefrustreerd of geïrriteerd als anderen u aan dat gebod herinneren? Bent u laks in het onderhouden ervan? Pas op voor de misleiding van de tegenstander. ‘Pas op voor morren’ (zie Liahona,, november 2001, pp. 85–86).
1 Nephi 2:20. Onderhoud de geboden en wees voorspoedig
-
Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat er in de Schriften ‘34 keer wordt beloofd dat de mensen voorspoedig in het land zullen zijn als zij de geboden van God gehoorzamen’ (Conference Report, april 1985, p. 15; of Ensign, mei 1985, p. 13). In de Schriften kan het woord voorspoed ook andere betekenissen hebben dan alleen maar financieel voordeel. Bovendien betekent voorspoed niet dat ons leven vrij zal zijn van beproevingen. Lehi en zijn getrouwe gezinsleden onderhielden de geboden, maar ze kregen toch veel beproevingen te verduren (zie 1 Nephi 15:5; 18:15–17; 2 Nephi 2:1–2).
President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft gezegd dat iemand die de geboden onderhoudt door de Heer zal worden gesteund en begunstigd: ‘De mens die dicht bij het koninkrijk van God blijft, de mens die zijn volk trouw is, de mens die zichzelf rein en onbevlekt voor de wereld houdt, is de mens die God zal aanvaarden, die God zal steunen, die wel zal varen in het land, of hij nu zijn vrijheid heeft, of gevangen zit in een gevangeniscel, het maakt geen verschil waar hij zich bevindt, want het zal hem uiteindelijk goed gaan’ (Gospel Doctrine, 5de ed. [1939], p. 257).
1 Nephi 3:7. ‘Ik zal heengaan en […] doen’
-
Over 1 Nephi 3:7 heeft ouderling Russell M. Nelson gezegd: ‘Ik heb geleerd geen vraagtekens te zetten, maar uitroeptekens te gebruiken als er een roeping komt via de geïnspireerde kanalen van het priesterschapsbestuur’ (Conference Report, april 1984, pp. 76–77; of Ensign, mei 1984, p. 52).
-
Ouderling Donald L. Staheli van de Zeventig heeft president Ezra Taft Benson (1899–1994) geciteerd om ons te leren welke macht uit gehoorzaamheid voortkomt: ‘Hoe oud we ook zijn, en in welk levensstadium wij ons ook bevinden, dagelijkse gehoorzaamheid aan de beginselen van het evangelie is de enige weg die naar eeuwig geluk voert. President Ezra Taft Benson heeft hier de volgende scherpzinnige opmerking over gemaakt: “Op het moment dat gehoorzaamheid ons niet meer irriteert, en ons voornaamste streven wordt, zal God ons begiftigen met macht.”’ (Conference Report, april 1998, p. 108; of Ensign, mei 1998, p. 82.)
-
President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium erkent de noodzaak van gebed en geloof om de geboden van de Heer te gehoorzamen:
‘Wie we ook zijn, hoe moeilijk ook de omstandigheden, toch kunnen wij weten dat wat onze Vader ons gebiedt te doen om in aanmerking te komen voor de zegeningen van het eeuwige leven voor ons niet onbereikbaar is (…)
‘We moeten wellicht met geloof bidden om te weten wat we moeten doen en we moeten bidden met het vaste voornemen om te gehoorzamen, maar we kunnen weten wat ons te doen staat en er zeker van zijn dat de weg voor ons door de Heer bereid is’ (‘The Family’ [CES fireside for young adults, 5 november 1995], p. 1, www.ldsces.org).
1 Nephi 3:15. ‘Zowaar de Heer leeft’
-
Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft deze verklaring gegeven: ‘Nephi ging een partnerschap met God aan. Als hij de platen niet in zijn bezit kreeg, had hij gefaald, en dat betekende dat God had gefaald. En omdat God niet kan falen, was het aan Nephi om de platen te bemachtigen of al doende zijn leven erbij te laten’ (Conference Report, april 1982, pp. 49–50; of Ensign, mei 1982, p. 33).
1 Nephi 4:6. ‘Door de Geest geleid’
-
Soms vergt het moed om u door de Geest te laten leiden. Er zullen tijden zijn dat de logica en de redenatie van de wereld een koers suggereren die tegen de leringen van de Heer ingaat. Ouderling John H. Groberg van de Zeventig heeft ons de volgende uitdaging gegeven:
‘Wees bereid om aanvaardbare risico’s te nemen. We leven in een tijd van intellect, logica, feiten en cijfers. Die kunnen nuttig zijn zolang ze niet ons geloof in de Heer, Jezus Christus, ondermijnen. Maar als ze ooit belangrijker worden dan geloof in Hem, dan zijn ze niet nuttig en kunnen zelfs heel schadelijk zijn. Ik weet uit eigen ervaring dat de meeste goede beslissingen die ik heb genomen, misschien niet waren genomen als ik ze louter op logica en intellect had gebaseerd.
“… Nephi was vastbesloten te doen wat God hem had geboden, ook al druiste het in tegen de logica. In de Schriften staat in 1 Nephi 4:6 dat hij op weg ging, van tevoren niet wetend wat hij moest doen. Hij wist alleen dat hij God moest gehoorzamen en de platen moest gaan halen. (…)
‘Ik vermoed dat als hij alleen naar zijn verstand had geluisterd Nephi en zijn broers nog steeds buiten de muren van Jeruzalem zouden staan. Ik vraag mij soms af of wij ons, door naar ons verstand en de logica te luisteren, en niet genoeg op God te vertrouwen, ook niet buiten de muren van zijn heilige stad bevinden’ (‘Trust in the Lord’ [CES fireside for young adults, 1 mei 1994], p. 3, www.ldsces.org).
1 Nephi 4:10. Nephi geboden Laban te doden
-
Hoe kan een rechtschapen man als Nephi het rechtvaardigen dat hij iemand anders het leven beneemt? De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft verklaard dat de Heer bepaalt wat goed en slecht is: ‘God heeft gezegd: “Gij zult niet doodslaan”, maar bij een andere gelegenheid zei Hij: “Gij zult hen volkomen met de ban slaan.” Dit is het beginsel waarop het bestuur van de hemel is gebaseerd — op openbaring die is aangepast aan de omstandigheden waarin de kinderen van het koninkrijk zich bevinden. Wat God eist, is juist, ongeacht wat het is, hoewel wij de reden wellicht pas inzien als de gebeurtenissen al lang voorbij zijn. Als we eerst het koninkrijk van God zoeken, zullen alle goede dingen ons geschonken worden. Zo verging het ook Salomo: eerst vroeg hij om wijsheid en God gaf hem die, en daarna de vervulling van elke hartenwens, zelfs dingen die als verfoeilijk kunnen worden beschouwd door allen die de orde des hemels maar gedeeltelijk begrijpen, maar die in werkelijkheid goed waren, omdat God ze schonk en ze door bijzondere openbaring bekrachtigde’ (History of the Church, deel 5, p. 135).
-
Soms hebben mensen ten onrechte het gevoel gehad dat ze er door de Geest des Heren toe werden aangezet om iets te doen wat in strijd was met de geboden van de Heer, zoals met Nephi het geval was. Tegenwoordig hoeven we niet bang te zijn dat de Heer ons ergens toe zal aanzetten wat in strijd is met de huidige geboden. President Harold B. Lee (1899–1973) heeft ons geleerd aan wie de Heer dergelijke ingevingen zal geven: ‘Als er iets veranderd moet worden in wat de Heer ons al heeft geopenbaard, zal Hij dat aan zijn profeet openbaren en aan niemand anders’ (Stand Ye in Holy Places [1974], p. 159).
-
Men dient te bedenken dat de Heer Laban minstens twee keer de kans gaf om de koperen platen af te staan zonder daarbij het leven te laten. Laban was een leugenaar, een rover, en hij had minstens twee keer geprobeerd te moorden. Zowel stelen als poging tot moord konden met de dood bestraft worden (zie Exodus 21:14; 22:2; Deuteronomium 24:7). De Heer wilde dat Lehi en zijn nakomelingen de schriftuurlijke kroniek kregen, zelfs als ‘één mens omkomt’ (1 Nephi 4:13) om dat te bewerkstelligen. De koperen platen waren niet alleen de Nephitische en Mulekitische naties tot zegen, maar bepaalde teksten kwamen ook op de gouden platen te staan (zoals de citaten uit Jesaja en de allegorie van Zenos). Het Boek van Mormon is en zal een zegen zijn voor miljoenen mensen en naties. Dat stond allemaal op het spel toen Nephi zich over Laban boog en de stem van de Geest volgde.
1 Nephi 4:30–37. De integriteit van iemands woord
-
Toen Zoram zich realiseerde dat Nephi niet zijn meester Laban was ‘begon [hij] te beven en [stond hij] op het punt […] weg te vluchten’ (1 Nephi 4:30). Zijn vrees verliet hem echter toen Nephi de dienstknecht beloofde dat hij niet hoefde te vrezen en dat hij een vrij man zou zijn als hij met Lehi’s zoons de wildernis in zou trekken. Toen Zoram een eed had gezworen dat hij bij Nephi en zijn broers zou blijven, verdween hun ‘vrees aangaande hem’ (vers 37). Zowel Zoram als Nephi laten de potentiële invloed van iemands integriteit zien.
-
Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat de noodzaak van integriteit een fundament van geestelijke kracht is: ‘Het fundament van ons karakter is integriteit. Een goed karakter versterkt uw vermogen om gehoor te geven aan de leiding van de Geest. Een rechtschapen karakter bepaalt wat u wordt. Het is belangrijker dan wat u bezit, wat u hebt geleerd of welke doelen u hebt bereikt. Het maakt u betrouwbaar. Een rechtschapen karakter verschaft het fundament voor geestelijke kracht. Het stelt u in tijden van beproeving in staat om moeilijke maar uiterst belangrijke beslissingen juist te nemen, zelfs als die overweldigend zijn’ (Conference Report, april 2003, p. 80; of Liahona, mei 2003, 77).
1 Nephi 4:33. Eedaflegging
-
Het Boek van Mormon bevat een aantal gevallen van eedaflegging. Het afleggen van een eed werd heel serieus genomen in de tijd en cultuur van Nephi. ‘Het beginsel dat een eed bindend is, namelijk dat men zich op God beroept als het hoogste gezag om de waarheid van een bewering te bevestigen, staat opgetekend in [Hebreeën 6:16]. Daar wordt de Almachtige voorgesteld als iemand die met een eed iets belooft of afzweert, d.w.z. op de stelligste en heiligste manier mogelijk. Volgens hetzelfde beginsel wordt iemands eed waarbij er beroep wordt gedaan op het hoogste gezag altijd als bindend beschouwd, zowel voor personen als voor gemeenschappen. Als gevolg van dit beginsel wordt de aanroeping van Gods naam aan de ene kant, en van afgoden aan de andere kant, in de Schriften beschouwd als toets van iemands loyaliteit’ (William Smith, red., A Dictionary of the Bible [z.d.], ‘Oath’), 467; zie ook de toelichting bij 1 Nephi 4:30–37 op p. 16).
-
Een geleerde heeft de invloed van eedaflegging in oude tijden uitgelegd:
‘Wat de westerse lezer zeer verbaast is de wonderbaarlijke invloed van Nephi’s eed op Zoram, die toen hij een paar conventionele woorden hoorde meteen handelbaar werd, terwijl bij de broers, zodra Zoram hen “bezwoer (…) ook vanaf die tijd bij ons te blijven (…) [hun] vrees aangaande hem verdween” (1 Nephi 4:35, 37).
‘De reactie van beide partijen snijdt hout als men zich realiseert dat de eed zeer heilig en onschendbaar is onder de woestijnvolkeren en hun afstammelingen: “Een Arabier zal bijna nooit zijn eed breken, zelfs niet als zijn leven op het spel staat”, want “er is niets sterker en niets heiliger dan de eed onder de nomaden”, zelfs onder de Arabieren in de steden, als die onder bijzondere voorwaarden is afgelegd. “De eedaflegging is een heilige aangelegenheid bij de bedoeïen”, schrijft een autoriteit op dit gebied. “Wee hem die valselijk zweert; zijn maatschappelijk status zal schade oplopen en zijn reputatie zal worden verwoest. Niemand zal zijn getuigenis geloven, en hij moet ook een boete betalen.”
‘Maar niet elke eed voldoet. Om volledig bindend en plechtig te zijn, moet een eed op het leven van iets zijn, al was het maar een grassprietje. De enige eed die ontzagwekkender is dan ‘op mijn leven’ of (minder gebruikelijk) ‘op het leven van mijn hoofd’ is de wa hayat Allah, ‘op het leven van God’ of ‘zowaar de Heer leeft’, het exacte Arabische equivalent van het oude Hebreeuwse hai Elohim. Tegenwoordig wordt het lichtvaardig gebruikt door het schorem in de steden, maar vanouds was het een ontzagwekkend gegeven, zoals het dat nog steeds is onder de woestijnvolkeren. “Ik bevestigde mijn antwoord op de wijze van de bedoeïen”, zegt [Charles M.] Doughty. “Op zijn leven (…) zei hij (…) ‘Nou, zweer op het leven van Ullah’ (God)! (…) antwoordde ik, en zelfs de nomaden gebruiken het op die manier, in ruimere zin, maar zij zeggen op uw leven bij kleine kwesties. Onder zowel de Arabieren als de Joden, zegt [Samuel] Rosenblatt, “is een eed zonder Gods naam geen eed”, terwijl de eed ‘op het leven van God’ zowel in de Joodse als de mohammedaanse samenlevingen veelvuldig voorkomt.”
‘We zien dus dat de enige manier waarop Nephi de zich verzettende Zoram onmiddellijk gerust kon stellen, de enige eed was waarvan niemand het in zijn hoofd zou halen om die te breken, de plechtigste van alle eden voor de Semieten: “Zowaar de Heer leeft, en zowaar ik leef!” (1 Nephi 4:32.)’ (Hugh Nibley, An Approach to the Book of Mormon, 2de uitg. [1964], pp. 104–105.)
1 Nephi 5:10–22. De platen van koper
-
De platen van koper waren een bundel met oude schriftuur. Ze waren waardevol voor Lehi’s familie en de toekomstige inwoners van Amerika, zoals de Bijbel en de Schriften die we in deze laatste dagen hebben dat voor ons zijn. Ouderling Bruce R. McConkie heeft verzen uit het Boek van Mormon gebruikt om de platen van koper en het belang ervan te omschrijven. Hij legde uit dat de platen van koper ‘“de kroniek der Joden” waren’ (1 Nephi 3:3), een kroniek met vele profetieën vanaf het begin tot en met Jeremia, van wie er ook profetieën op stonden. De wet van Mozes, de vijf boeken van Mozes, en het geslachtsregister van de Nephitische voorvaders kwamen er ook op voor. (1 Nephi 3:3, 20; 4:15–16; 5:11–14.)
‘Er stond meer op dan er nu in het Oude Testament staat. (1 Nephi 13:23.) De profetieën van Zenock, Neüm, Zenos, Jozef, de zoon van Jakob, en waarschijnlijk vele andere profeten kwamen erop voor, en veel van die geschriften voorzegden zaken die de Nephieten aangingen. (1 Nephi 19:10, 21; 2 Nephi 4:2, 15; 3 Nephi 10:17.)
‘De waarde van de koperen platen voor de Nephieten kan niet worden overschat. Dankzij de platen konden ze de taal in stand houden (1 Nephi 3:19), het grootste deel van de beschaving en de religieuze kennis van het volk waarvan zij waren afgesplitst. (1 Nephi 22:30.) Dit in tegenstelling tot de Mulekieten, die ongeveer elf jaar na Lehi zonder een kroniek zoals de koperen platen uit Jeruzalem waren vertrokken, en die spoedig in afvalligheid en ongeloof verkommerden en hun taal, beschaving en religie verloren. (Omni 14–18.)
‘De koperen platen werden van profeet op profeet en van generatie op generatie doorgegeven en door de Nephieten bewaard. (Mosiah 1:16; 28:20; 3 Nephi 1:2.) De Heer heeft beloofd dat Hij ze in de toekomst zal voortbrengen, onaangetast door de tijd en met behoud van hun oorspronkelijke glans, en de schriftuurlijke verslagen die erop staan zullen uitgaan “naar alle natie, geslacht, taal en volk”. (Alma 37:3–5; 1 Nephi 5:18–19.)’ (Mormon Doctrine, 2de uitg. [1966], p. 103.)
Stof tot nadenken
-
Waarom denkt u dat Laman en Lemuël morden? (Zie 1 Nephi 2:11–13). Waarom steunde Nephi zijn vader? (Zie de verzen 16, 19). Waarom besluit iemand om de dienstknechten van de Heer te steunen of tegen hen te morren?
-
Waaruit blijkt dat Nephi groot geloof had? Hoe zou hij dat grote geloof hebben gekregen?
Voorgestelde opdrachten
-
Denk aan de offers die het gezin van Lehi moest brengen om de koperen platen in bezit te krijgen. Vergelijk dat met de offers die gebracht moesten worden om het Boek van Mormon in onze tijd te publiceren (zie LV 135:6). Bespreek met een vriend of familielid hoe belangrijk de Schriften zijn en wat u bereid bent te doen om deze kostbare kronieken te gebruiken.