Instituut
Hoofdstuk 21: Mosiah 18–24


Hoofdstuk 21

Mosiah 18–24

Inleiding

De mensen die Alma in de wildernis volgden, verootmoedigden zich door in het woord van God te geloven, zich te bekeren en het doopverbond te aanvaarden. Maar toch werden ze lange tijd door de Lamanieten in gevangenschap gehouden. In diezelfde periode leefde ook het volk van Limhi voort onder Lamanitische heerschappij. Nadat ze zich op eigen kracht niet hadden kunnen bevrijden, verootmoedigden zij zich uiteindelijk en werden ze door God verlost. Zowel het volk van Alma als het volk van Limhi kenden knechtschap en onderdrukking, en beide groepen smaakten de zegen om door de hand van de Heer te worden bevrijd. Let op welke manieren de Heer voor uitkomst zorgt en ons in de moeilijkheden van het leven kracht en bijstand verleent. Vergelijk de omstandigheden van de twee groepen en let op de beginselen die ons helpen om met onze moeilijkheden om te gaan.

Toelichting

Mosiah 18:8. Tot het volk van de Heer toetreden door de doop

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft samengevat wat van dopelingen wordt verwacht:

    ‘Alma begon allen te dopen die verlangend waren om een verbond met Christus aan te gaan. Hij vroeg hen God te dienen en zijn geboden te onderhouden, zodat Hij zijn Geest overvloediger over hen zou kunnen uitstorten. Die nieuwe discipelen zouden hun geloof ook laten blijken door:

    ‘Tot de kudde Gods toe te treden.

    ‘Zijn volk te worden genoemd.

    ‘Elkaars lasten te dragen.

    ‘Te treuren met hen die treuren.

    ‘Hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben.

    ‘Te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen als getuige van God op te treden.

    ‘Een verbond aan te gaan om God te dienen en zijn geboden te onderhouden.

    ‘Die uitspraak van Alma bij de wateren van Mormon is nog steeds de meest complete schriftuurlijke verklaring van wat de dopeling belooft te doen en te zijn.’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 106.)

    DoopOuderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de zegeningen beschreven die het doopverbond met zich brengt: ‘Ik heb in mijn leven steeds weer bemerkt dat mensen die de zegeningen en de kracht van hun doopverbond werkelijk beseffen, of ze nu nieuwe bekeerlingen of hun hele leven al lid van de kerk zijn, grote vreugde ervaren en hun taken in het koninkrijk met aanstekelijk enthousiasme ter hand nemen.’ (‘Alma the Elder: A Role Model for Today’, in: Heroes from the Book of Mormon [1995], p. 84.)

Mosiah 18:9. ‘Te allen tijde (…) als getuige van God [optreden]’

  • Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat onze doopverbonden ons tot rechtschapenheid verplichten, ongeacht de moeilijkheden waarvoor we staan: ‘Als wij in de wateren van de doop beloven om “te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen (…) als getuige van God op te treden”, hebben we het niet alleen over de vasten-en-getuigenisdienst. Het is niet altijd even gemakkelijk of sociaal aanvaardbaar om voor waarheid en deugd te staan, maar het is wel altijd de juiste keuze. Altijd!’ (Zie De Ster, november 1997, p. 39.)

Mosiah 18:10. ‘Dat gij een verbond met Hem hebt aangegaan’

  • Zuster Bonnie D. Parkin heeft destijds als algemeen ZHV-presidente uitgelegd dat onze hemelse Vader ons helpt en begeleidt wanneer we verbonden sluiten en nakomen: ‘Verbonden — of bindende beloften tussen ons en onze hemelse Vader — zijn essentieel voor onze eeuwige vooruitgang. Stap voor stap leert Hij ons hoe we op Hem kunnen gaan lijken door ons bij zijn werk te betrekken. Bij de doop sluiten we een verbond om Hem met ons hele hart lief te hebben, en onze zusters en broeders als onszelf. In de tempel sluiten we verder verbonden om gehoorzaam, onzelfzuchtig, getrouw, eerzaam en menslievend te zijn. We beloven plechtig offers te brengen en alles wat we hebben toe te wijden. Wij sluiten onze verbonden met het gezag van het priesterschap, en als we ze naleven, worden we overvloedig gezegend. Hoe vaak denkt u eraan dat uw verbonden boven de sterfelijkheid uitstijgen en u verbinden met het goddelijke? Verbonden sluiten is de uiting van een gewillig hart; verbonden nakomen is de uiting van een getrouw hart.’ (‘Heiligheid des harten’, Liahona, november 2002, pp. 103–104.)

Mosiah 18:10. Zijn Geest hebben

  • Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat de Heilige Geest bij ons hebben uitwerking heeft op ons gedrag en ons getuigenis versterkt:

    ‘De Heilige Geest geeft ons kracht en moed om te leven volgens de manier van het koninkrijk van God en is de bron van ons getuigenis van de Vader en de Zoon. (…)

    ‘Door voor zijn koninkrijk te kiezen, onderscheiden wij ons van de wereld, zonder ons te —isoleren—. Onze kleding is fatsoenlijk, onze gedachten zijn rein, onze taal is netjes. De films en televisieprogramma’s die we bekijken, de muziek waarnaar we luisteren, de boeken, tijdschriften en kranten die we lezen, zijn opbouwend. We kiezen vrienden die achter onze eeuwige doelen staan, en we behandelen anderen vriendelijk. We mijden de ondeugden van onzedelijkheid, gokken, tabak, drank en drugs. Onze zondagse activiteiten weerspiegelen het gebod van God om de sabbatdag te gedenken en heilig te houden. We volgen het voorbeeld van Jezus Christus in de manier waarop we anderen behandelen. We leven dusdanig dat we waardig zijn om het huis van de Heer te betreden.’ (Liahona, januari 2001, pp. 8–9.)

Mosiah 18:12–18. Alma droeg het priesterschap

  • President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft uitgelegd dat Alma het gezag had om te dopen:

    ‘Wij mogen de conclusie trekken dat Alma het priesterschap droeg voordat hij, en de anderen, verstoord werden door koning Noach. Of dat zo is of niet maakt geen verschil, want in het boek Mosiah staat beslist dat hij het gezag had [zie Mosiah 18:13].

    Alma doopt in de wateren van Mormon

    ‘Als hij het gezag had om te dopen, moest hij zelf al gedoopt zijn. Toen Alma zich met Helam in het water onderdompelde, doopte hij daarmee niet zichzelf, maar deed hij dat als teken aan de Heer van zijn nederigheid en volledige bekering.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 3, p. 203.)

Mosiah 18:21. ‘Hun hart samengevoegd in eenheid en in liefde’

  • De Heer heeft in een hedendaagse openbaring gezegd: ‘Zijt één; en indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet’ (LV 38:27). President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft over de heersende verdeeldheid in onze gevallen gesproken en dat het onderhouden van de geboden voor eenheid zorgt:

    ‘Na de val werd al snel duidelijk dat het niet zo eenvoudig zou zijn om in eenheid te leven. (…)

    ‘(…) Wij hebben hoop nodig zodat we eenheid in dit leven kunnen ervaren, en er ook in de toekomende wereld voor in aanmerking kunnen komen. (…)

    ‘Om eenheid te hebben, moeten we bepaalde geboden onderhouden die met onze gevoelens te maken hebben. We moeten vergevensgezind zijn en geen kwade gevoelens koesteren tegen hen die ons beledigen’ (zie De Ster, juli 1998, pp. 74, 76).

  • Het volk van Alma leefde in eensgezindheid en liefde nadat het zich er opnieuw toe had verbonden de geboden van God na te leven. Toen ouderling C. Max Caldwell als zeventiger werkzaam was, heeft hij die toename in liefde beschreven als een toestand die we moeten ontwikkelen:

    De liefde van Jezus was onlosmakelijk verbonden met zijn leven van dienstbetoon aan en opoffering voor anderen. Christelijke liefde kunnen wij alleen ontwikkelen door de stappen te volgen die de Meester heeft voorgeschreven. (…)

    ‘Naastenliefde is niet alleen een beginsel of een gebod; evenmin is het zomaar een woord om iemands daden of houding te beschrijven. Die liefde is meer een innerlijke toestand die men moet ontwikkelen en ervaren en dan pas kan begrijpen. We bezitten die naastenliefde wanneer die deel van ons wezen gaat uitmaken. Mensen die naastenliefde bezitten, hebben de Heiland lief, hebben van zijn liefde ontvangen en hebben anderen lief zoals Hij dat doet.’ (Zie De Ster, januari 1993, p. 27.)

Mosiah 18:23. ‘De sabbatdag (…) onderhouden en (…) heiligen’

  • ‘Daar de sabbat een heilige dag is, is die voorbehouden aan gepaste en heilige bezigheden. (…) Als we op de sabbat maar wat rondhangen en verder niets doen, houden we die dag niet heilig.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], p. 143.)

    Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat de sabbat een gewijde tijd is die in gezinsverband wordt doorgebracht. Daarnaast heeft hij tien andere bezigheden genoemd van de vele dingen die geschikt zijn voor de sabbatdag: ‘Dat is de gelegenheid waarbij we samen de avondmaalsdienst bijwonen en het leven en de leringen van de Heiland en de profeten bestuderen. Andere gepaste activiteiten voor de zondag zijn: (1) persoonlijke en gezinsdagboeken bijhouden, (2) gezinsraad houden, (3) familieorganisaties in het leven roepen voor het gezin en de verdere familie, (4) persoonlijke gesprekken tussen ouder en kind houden, (5) schrijven aan familieleden en zendelingen, (6) genealogie doen, (7) familie en zieke of eenzame mensen bezoeken, (8) zendingswerk doen, (9) de kinderen een verhaal voorlezen, en (10) lofzangen zingen.’ [‘Suggestions for Individual and Family Sabbath-Day Activities’, Ensign, maart 1980, p. 76].’ (Liahona, mei 2003, p. 42.)

  • Ouderling Mark E. Petersen (1900–1984) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat we door onze heiliging van de sabbatdag uiting geven aan onze waardering voor de verzoening van Jezus Christus:

    ‘We zien duidelijk dat de sabbatsheiliging een indicatie vormt van de diepte van onze bekering.

    ‘Het al dan niet heiligen van de sabbat is een feilloze maatstaf voor onze houding ten opzichte van de Heer zelf en van zijn lijden in Getsemane, zijn dood aan het kruis en zijn opstanding uit de dood. Het is een indicatie of we werkelijk christen zijn, of dat onze bekering zo oppervlakkig is dat het herdenken van zijn zoenoffer weinig of niets voor ons betekent.’ (Ensign, mei 1975, p. 49.)

    Schriftstudie in het gezin
    Evangeliestudie in het gezin

Mosiah 18:28. ‘Zo moesten zij van hun bezit geven uit vrije wil’

  • President Marion G. Romney (1897 1988) van het Eerste Presidium heeft ons aangespoord om naastenliefde te ontwikkelen door ons volledig aan het werk van de Heer toe te wijden: ‘Sommige mensen vragen zich af: “Hoe kan ik die rechtschapen gevoelens ontwikkelen? Hoe overwin ik mijn gevoelens van tegenzin en geef ik graag? Hoe kan ik de ‘reine liefde van Christus’ verkrijgen?” Tegen die mensen wil ik zeggen: leef getrouw alle geboden na, geef van uzelf, zorg voor uw gezin, verricht uw taken in de kerk, doe zendingswerk, betaal tiende en andere bijdragen, bestudeer de Schriften — enzovoorts. Als u volledig in dienstbetoon opgaat, zal de Heer uw hart verzachten’ (Ensign, november 1981, p. 93).

Mosiah 19–24. Het volk van Limhi vergeleken met het volk van Alma

  • Toen de profeet Abinadi zich voor het eerst onder het goddeloze volk van koning Noach begaf, zei hij dat knechtschap hen wachtte als zij zich niet zouden bekeren (zie Mosiah 11:21). Toen de Heer Abinadi twee jaar later gebood hen weer op te zoeken, hadden zij zich nog steeds niet bekeerd (zie Mosiah 12:1). Aldus stond hen volgens het woord van de Heer allemaal het juk van knechtschap te wachten. Bovendien sprak de Heer bij monde van Abinadi bij diens tweede bezoek aan het volk een nog krachtiger waarschuwing uit tegen koning Noach. Velen zouden niet alleen geknecht, maar ook gedood worden. Anderen zouden met hongersnood en pestilentie worden geslagen, en vernietigd worden als zij zich nog steeds niet bekeerden (zie Mosiah 12:2–8).

    Na Abinadi’s tweede bezoek ontstond er verdeeldheid onder het volk. Alma geloofde Abinadi, en een groep mensen luisterde naar Alma, bekeerde zich en werd rechtvaardig. De meeste mensen — onder leiding van koning Noach en later zijn zoon Limhi — bekeerden zich pas veel later. Hoewel beide groepen uiteindelijk in knechtschap werden gebracht omdat ze zich na de eerste waarschuwing van de Heer niet wilden bekeren, zijn er opmerkelijke verschillen tussen de belevenissen van Alma’s groep, die zich vrijwillig bekeerde, en die van Limhi’s groep, die zich uit noodzaak bekeerde.

    Tijdsperiode

    Volk van Limhi

    Volk van Alma

    Abinadi’s tweede bezoek

    Het volk van Noach verwierp en doodde Abinadi (Mosiah 17).

    Zij volhardden in hun goddeloosheid.

    Alma geloofde Abinadi (Mosiah 17:2–4).

    Alma moest vluchten.

    Nasleep van Abinadi’s tweede bezoek

    Het volk van Noach-Limhi volhardde in goddeloosheid (Mosiah 19:2–20).

    Zij raakten verdeeld (vers 2).

    Zij begonnen te twisten (vers 3).

    Zij werden door de Lamanieten aangevallen (vss. 6–7).

    Koning Noach werd door zijn eigen volk gedood (vers 20).

    Het volk werd door de Lamanieten in knechtschap gebracht en moest vijftig procent schatting aan de Lamanieten betalen (vers 15).

    Een kleine groep mensen geloofde Alma (Mosiah 18:3–21).

    Zij trokken naar Alma toe om zijn prediking te horen (vers 4).

    Zij leerden dat zij zich moesten bekeren en geloof hebben (vers 7).

    Zij sloten een verbond met God (vss. 8–11).

    Zij ontsnapten aan de pogingen van koning Noach om hen te vernietigen (vss. 33–34).

    Twee jaar na de dood van Abinadi (Mosiah 19:29)

    Het volk van Limhi ging gebukt onder knechtschap (Mosiah 19:22–20:22).

    Zij leefden in knechtschap en betaalden vijftig procent schatting (19:22).

    De Lamanieten vielen aan (20:7).

    Zij vochten terug (20:8–11).

    Zij aanvaardden hun knechtschap (20:22).

    Het volk van Alma was voorspoedig (Mosiah 23:2–5).

    De Heer gaf hen kracht (vers 2).

    Zij bouwden een stad (vers 5).

    Een tijdsperiode na de eerste twee jaar (Mosiah 19:29)

    De omstandigheden van het knechtschap werden verzwaard (Mosiah 21:3–6).

    De Lamanieten sloegen hen op de wang en oefenden gezag over hen uit (vers 3).

    De Lamanieten legden het volk van Limhi zware lasten op en jaagden hen als dieren op (vers 3).

    Het volk morde wegens hun moeilijkheden (vers 6).

    Het volk van Limhi trok drie keer ten strijde om zich te bevrijden en werd telkens verslagen. Velen werden gedood en er was grote rouw (vss. 7–12).

    Het volk van Alma leefde in vrede en voorspoed voort (Mosiah 23:19–20).

    Zij leefden in gerechtigheid (vss. 14–15).

    Zij werden buitengewoon voorspoedig (vss. 19–20).

    Latere periode na de eerste twee jaar

    Het volk van Limhi bekeerde zich en wendde zich tot de Heer (Mosiah 21:7–14, 25–26).

    Zij werden ertoe gedrongen ootmoedig te zijn (vss. 13–14).

    Zij onderwierpen zich aan hun knechtschap en onderdrukking (vers 13).

    Zij riepen God krachtig aan (vers 14).

    Zij zonden mannen uit om hulp te zoeken in Zarahemla (vss. 25–26).

    Het volk van Alma bleef in vrede en voorspoed leven.

    Latere periode na de eerste twee jaar

    De Heer bevrijdde hen uiteindelijk uit hun knechtschap en van de Lamanieten (Mosiah 21:15–22:16).

    De Heer was traag om naar hen te luisteren, maar Hij verzachtte het hart van hun vijanden, die hun lasten verlichtten (21:15).

    Zij werden niet direct bevrijd (21:15).

    Zij werden langzamerhand voorspoediger (21:16).

    Zij hielpen anderen (21:17).

    Zij sloten een verbond om God te dienen (21:31).

    Zij schonken wijn aan de Lamanitische bewakers, die in slaap vielen (22:7, 10).

    Zij ontsnapten (22:11).

    Het volk van Alma bleef in vrede en voorspoed leven.

    Circa 120–121 v.C. (Mosiah 22; 24, inleidend overzicht van hoofdstuk)

    Het volk van Limhi kwam in het land Zarahemla aan (Mosiah 22:13).

    Een leger van de Lamanieten achtervolgde het volk van Limhi (vss. 15–16).

    Het volk van Alma maakte knechtschap en bevrijding door de Heer mee (Mosiah 23–24).

    Het leger van de Lamanieten dat het volk van Limhi achtervolgde, ontdekte het volk van Alma in het land Helam (Mosiah 23:25).

    Het volk van Alma werd in knechtschap gebracht (Mosiah 24:8–10).

    Zij bleven getrouw en volhardden met geduld (vss. 10–16).

    De Heer maakte hun lasten licht en versterkte hen (vss. 14–15).

    De Heer bevrijdde hen uit hun knechtschap en leidde hen naar het land Zarahemla (vers 20).

  • Het volk van Limhi werd ertoe gedrongen de Heer te gedenken gedurende hun knechtschap door de Lamanieten. Het volk van Alma bekeerde zich gewillig na Abinadi’s tweede waarschuwing. Limhi’s groep had dan ook meer en langer leed te verduren. Enkele jaren later legde Alma de jonge een beginsel uit dat ons meer inzicht geeft in de verschillende gevolgen die deze twee groepen hadden ondervonden: sommigen worden ‘ertoe gedrongen (…) ootmoedig te zijn, (…) want indien hij ertoe gedrongen wordt ootmoedig te zijn, zoekt een mens soms bekering’ (Alma 32:13) en ‘gezegend zijn zij die zich verootmoedigen zonder te worden gedrongen ootmoedig te zijn’ (vers 16).

Mosiah 21:13–14. Nederigheid versterkt onze afhankelijkheid van de Heer

  • Nadat het volk van Limhi er tot drie keer toe niet in was geslaagd zich door strijd van hun knechtschap te bevrijden, riepen zij uiteindelijk God ootmoedig aan opdat Hij hen zou verlossen. Door hun wederwaardigheden werden ze ertoe gedrongen de Heer te zoeken en niet op de arm van het vlees te vertrouwen (zie Alma 32:13–16; zie ook 2 Nephi 4:34).

    President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd dat nederigheid onze afhankelijkheid van de Heer versterkt: ‘Nederigheid is uiteraard geen teken van zwakte. Nederigheid betekent geen verlegenheid. Iemand kan nederig, krachtig en moedig zijn. De profeet Joseph is daar een goed voorbeeld van. Nederigheid is de erkenning dat we van een hogere macht afhankelijk zijn.’ (The Teachings of Ezra Taft Benson [1988], p. 369.)

Mosiah 21:15. ‘Hoorde de Heer hun geroep’

  • Ook al hadden velen uit de groep van Limhi hun moeilijkheden aan zichzelf te danken, de Heer was barmhartig en verhoorde hun gebeden. De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft Gods barmhartigheid beschreven als reactie op zijn verdriet over zijn fouten: ‘Ik heb nagedacht over mijn leven en betreur het en heb er zelfs tranen voor gelaten dat ik de vijand van mijn ziel in vroeger tijden heb toegestaan zoveel macht over mij te hebben. Maar God is genadig en heeft mij mijn zonden vergeven, en ik verheug mij dat Hij de Trooster heeft gestuurd aan allen die geloven en zich voor Hem verootmoedigen.’ (The Personal Writings of Joseph Smith, samengesteld door Dean C. Jessee [1984], p. 238.)

Mosiah 23:21. ‘Hij beproeft hun geduld en hun geloof’

  • Ook al hadden de volgelingen van Alma zich bekeerd en getrouwheid betoond, toch stond de Heer toe dat zij tijdelijk door de Lamanieten werden onderdrukt ter vervulling van Abinadi’s profetie (zie Mosiah 12:1–5) en ter beproeving van hun geduld en geloof. Ouderling Orson F. Whitney (1855 1931) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat we uit alles wat we meemaken waardevolle lessen kunnen leren: ‘Geen enkele vorm van verdriet, pijn of beproeving die wij doormaken, is verspild. Ze dragen bij tot onze vorming, tot de ontwikkeling van eigenschappen als geduld, geloof, standvastigheid en nederigheid. Alles wat wij lijden en alles wat wij ondergaan, vooral als wij het geduldig verdragen, vormt ons karakter, reinigt onze ziel, en maakt ons zachter en barmhartiger, geschikter voor de titel “kind van God” (…) en door verdriet, lijden, beproeving en moeilijkheden maken wij de ontwikkeling door waarvoor wij hier zijn gekomen, waardoor we meer gaan lijken op onze Vader en Moeder in de hemel.’ (Geciteerd in Spencer W. Kimball, Faith Precedes the Miracle [1972], p. 98.)

    Het volk van Alma bezig met houtbewerking

    Jerry Thompson, © IRI

Mosiah 23–24. De geschiedenis van het volk van Alma

  • Mosiah 23–24 is een flashback binnen een flashback. (Zie de toelichting bij Mosiah 9–22 op pagina 153) De geschiedenis van Alma, vanaf de tijd waarop zijn volgelingen door het volk van koning Noach de wildernis in waren gedreven tot hun aankomst in Zarahemla, werd aan de kroniek toegevoegd. Die kleine flashback beslaat circa twintig jaar. Wanneer de lezer Mosiah 23–24 heeft gelezen, zijn zowel het volk van Zeniff als het volk van Alma naar Zarahemla en koning Mosiah teruggekeerd. (Zie het overzicht ‘Flashbacks van Omni tot en met Mosiah’ in het aanhangsel, pagina 436.)

Mosiah 24:13–15. ‘Zij onderwierpen zich welgemoed en met geduld aan de gehele wil des Heren’

  • Als wij ons geheel op God verlaten, kan Hij onze beperkingen en zwakheden omzetten in sterke punten en die voor zijn goddelijke doeleinden gebruiken. Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons aangemoedigd om in de moeilijkheden van het leven welgemoed op de Heer te vertrouwen:

    ‘We moeten de problemen en beproevingen in ons leven in het perspectief van de schriftuurlijke leer zien. Anders hebben we alleen oog voor de problemen. Dat zal ons uitputten en beroven van de vreugde en schoonheid die de Heer ons op aarde wil laten ervaren. Sommige mensen lijken op een steen die in een zee van problemen wordt gegooid. Ze verdrinken er in. Wees een kurk. Als u door een probleem wordt opgeslokt, zorg dan dat u boven komt drijven en weer in vreugde kunt dienen. (…)

    ‘De Heer houdt uw persoonlijke groei en ontwikkeling in de gaten. Die groei verloopt sneller als u Hem de kans geeft om u door uw groeifasen te leiden, of u dat in eerste instantie nu leuk vindt of niet. Als u op de Heer vertrouwt, als u bereid bent uw hart en ziel op zijn wil te richten, als u de Geest vraagt u te leiden om zijn wil te doen, bent u verzekerd van het grootste geluk en zult u het meeste uit dit sterfelijk leven halen. Als u alles in twijfel trekt wat er van u gevraagd wordt, als u onder elke onplezierige uitdaging probeert uit te komen, maakt u het voor de Heer moeilijker om u te zegenen [zie 1 Nephi 3:7].’ (Zie De Ster, juli 1996, pp. 24–25.)

Stof tot nadenken

  • Denk na over de genoemde doopverbonden in Mosiah 18:8–10. Wat kunt u deze week doen om uw verbonden nog beter na te komen?

  • In welke opzichten is uw geloof door beproevingen sterker geworden?

  • Hoe kunt u door het voorbeeld van Alma en zijn volgelingen uw vertrouwen in de verzoening en de macht van de Heiland stellen?

Voorgestelde opdrachten

  • Zoek een tekst op voor elk aspect van onze verlossing door de verzoening van de Heiland die in Mosiah 18:2 wordt beschreven: zijn macht, lijden, dood, opstanding en hemelvaart. U kunt de verwijzingen eventueel in de kantlijn van uw exemplaar van Schriften naast Mosiah 18:2 noteren.

  • Bestudeer en maak een overzicht van het doopverbond dat Alma in Mosiah 18:8–10 beschrijft.

  • Bel, bezoek of schrijf een brief aan een priesterschapsleider, leerkracht, adviseur of adviseuse in de kerk die u heeft gevoed ‘met dingen die verband hielden met de gerechtigheid’ (Mosiah 23:18) en breng uw dankbaarheid en getuigenis voor hem of haar onder woorden.