Instituut
Hoofdstuk 32: Alma 40–42


Hoofdstuk 32

Alma 40–42

Inleiding

Wat gebeurt er met de mens na de dood? Alma 40–42 bevat de raad van Alma aan zijn afgedwaalde zoon Corianton, die een dergelijke vraag had. In zijn antwoord sprak Alma over de geestenwereld, het oordeel, de opstanding, de wet van herstelling en de straf voor zondaars. In zijn slotwoorden aan Corianton beantwoordde Alma vragen over wat het leven zou zijn zonder bekering, zonde, wetten en straf. Alma’s antwoorden aan zijn zoon geven ons een beter inzicht in het plan van geluk, in de gerechtigheid en barmhartigheid van God, en in de betekenis daarvan voor onze eeuwige vooruitgang.

Toelichting

Alma 40:4–10. ‘Alles is als één dag bij God’

  • Nadat Alma tot Corianton van de werkelijkheid van de opstanding had getuigd, zei hij niet zeker te weten wanneer de opstanding van de hele mensheid zal plaatsvinden. Dat deed er voor Alma ook niet toe, want hij zei: ‘Alles is als één dag bij God’ (Alma 40:8). De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft geopenbaard dat voor God alle dingen ‘kenbaar zijn, het verleden, het heden en de toekomst, en voortdurend voor het aangezicht des Heren zijn’ (LV 130:7).

    Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd hoe God de dingen op zijn wijze doet:

    ‘God was al lang met zijn verlossende werk bezig voordat het sterfelijk leven op deze aarde begon — en Hij zal zijn werk voortzetten nadat het sterfelijk leven niet meer bestaat (zie LV 88:110; Alma 40:8). (…)

    ‘Gelukkig zullen al die dingen “gebeuren op [Gods] eigen wijze”, niet op die van ons (LV 104:16). Dan zullen Gods doeleinden, zijn geduld, zijn macht en zijn grote liefde, die actief waren lang voordat de tijd begon, ook actief zijn nadat de tijd er niet meer is (zie LV 84:100; Alma 40:8).

    ‘Deze en andere waarheden behoren tot wat Paulus “de diepten Gods” noemde (1 Korintiërs 2:10).’ (A Wonderful Flood of Light [1990], pp. 50, 58–59.)

    De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘De grote Jehova overwoog alle gebeurtenissen met betrekking tot de aarde en het heilsplan voordat dit plan in gang werd gezet en voordat “de morgensterren tezamen juichten” van vreugde. Het verleden, het heden en de toekomst waren en zijn voor Hem één eeuwig “nu”.’ (History of the Church, deel 4, p. 597.)

Alma 40:11. ‘De geest van ieder mens (…) wordt [huiswaarts] gevoerd naar die God die hem het leven heeft geschonken’

  • Als we bij de dood de geestenwereld betreden en niet de feitelijke tegenwoordigheid van God, hoe moeten we Alma’s woorden dan interpreteren?

    President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft uitgelegd dat Alma niet noodzakelijkerwijs bedoelde dat we in Gods tegenwoordigheid worden teruggebracht: ‘Met deze woorden van Alma [40:11] wordt, zoals ik ze begrijp, niet bedoeld dat alle geesten terugkeren in de tegenwoordigheid van God om naar een plaats van vrede of een plaats van straf te worden verwezen en voor Hem hun eindvonnis te ontvangen. “Huiswaarts gevoerd tot God” [vergelijk Prediker 12:7] betekent simpelweg dat hun sterfelijk bestaan tot een einde is gekomen en dat ze naar de geestenwereld zijn teruggekeerd, waar ze overeenkomstig hun werken een plaats krijgen toegewezen bij de rechtvaardigen of bij de onrechtvaardigen, in afwachting van de opstanding. “Terug naar God” kent als uitdrukking in vele andere situaties een equivalent. Iemand heeft bijvoorbeeld zijn zending in het buitenland volbracht. Bij zijn ontheffing en terugkeer naar de Verenigde Staten zegt hij misschien: “Het is geweldig om weer thuis te zijn”, terwijl zijn feitelijke thuis ergens in Utah of Idaho of ergens anders in het westen is.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 2, p. 85.)

    President George Q. Cannon (1827–1901) van het Eerste Presidium heeft uitgelegd dat Alma ‘niet wil zeggen dat ze onmiddellijk in de tegenwoordigheid van God zullen worden gebracht. Hij gebruikt die woorden klaarblijkelijk in een voorwaardelijke betekenis.’ (Gospel Truth: Discourses and Writings of President George Q. Cannon, geselecteerd door Jerreld L. Newquist [1987], p. 58.)

Alma 40:11–15. De staat van de ziel tussen de dood en de opstanding

  • De volgende toelichting geeft ons meer begrip van de toestand van geestelijke wezens na de dood en vóór de opstanding: ‘Bij de dood van het menselijk lichaam, leeft de geest door. De geest van de rechtschapenen wordt in de geestenwereld “ontvangen in een staat van geluk die het paradijs wordt genoemd, een staat van rust, een staat van vrede, waarin hij van al zijn moeiten, en van alle zorg en droefenis zal uitrusten” (Alma 40:12). Er is een plek, de gevangenis in de geestenwereld genoemd, voor “hen die gestorven waren in hun zonden, zonder kennis van de waarheid, of in overtreding, omdat zij de profeten verworpen hadden” (LV 138:32). De geesten in de gevangenis wordt “geloof in God geleerd, bekering van zonde, de plaatsvervangende doop tot vergeving van zonden, de gave van de Heilige Geest door handoplegging, en alle andere beginselen van het evangelie die zij [moeten] kennen” (LV 138:33–34). Als ze de beginselen van het evangelie aanvaarden, zich van hun zonden bekeren, en de verordeningen accepteren die voor hen in de tempel zijn verricht, worden ze in het paradijs verwelkomd.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], p. 23.)

    Visioen van het celestiale koninkrijk door de profeet Joseph Smith

    © 1985 Robert Barrett

  • President Brigham Young (1801–1877) heeft het verschil tussen de geestenwereld en de woonplaats van God nader toegelicht: ‘Waar gaat u heen als u deze tabernakel aflegt? Naar de geestenwereld. Wordt u in Abrahams schoot gebracht? Nee, verre van dat, maar naar de geestenwereld. Waar is de geestenwereld? Die is hier. Zijn de goede en slechte geesten bij elkaar? Jazeker. Verblijven ze beiden in één koninkrijk? Inderdaad. Gaan ze naar de zon? Nee. Gaan ze buiten de grenzen van de georganiseerde aarde? Nee, dat doen ze niet. Ze worden op deze aarde voortgebracht.’ (Discourses of Brigham Young, geselecteerd door John A. Widtsoe [1954], p. 376.)

Alma 40:16–22. De eerste opstanding

  • Alma sprak over de eerste opstanding met betrekking tot de aardse tijdrekening. Jezus Christus zou het eerst opstaan, weldra gevolgd door de rechtvaardigen die vanaf het begin tot aan de tijd van de opstanding van Christus op deze aarde hadden geleefd en waren gestorven (zie Alma 40:16, 20; LV 133:54–55). Die opstanding noemde Alma de eerste opstanding.

  • President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd dat de eerste opstanding op diverse perioden en gebeurtenissen slaat:

    ‘Hoewel er een algemene opstanding der rechtvaardigen heeft plaatsgevonden toen Christus uit de dood was opgestaan, spreken wij gewoonlijk over de opstanding der rechtvaardigen bij de wederkomst van Christus als de eerste opstanding. Het is voor ons de eerste opstanding, omdat wij weinig van doen hebben met wat in het verleden is gebeurd. De Heer heeft beloofd dat de graven ten tijde van zijn wederkomst zullen worden geopend, en dat de rechtvaardigen zullen opstaan om duizend jaar lang met Hem op aarde te regeren. (…)

    ‘Ten tijde van Christus’ [weder]komst geldt: “En wie geslapen hebben in hun graf zullen tevoorschijn komen, want hun graf zal geopend worden; en ook zij zullen worden opgenomen om Hem tegemoet te gaan te midden van de zuil des hemels — zij zijn van Christus, de eerstelingen, zij die met Hem het eerst zullen neerdalen, en zij die op de aarde en in hun graf zijn, die het eerst worden opgenomen om Hem te ontmoeten; en dit alles door het geluid van het geschal der bazuin van de engel Gods” [LV 88:97–98]. Dezen zijn de rechtvaardigen, “wier naam ingeschreven is in de hemelen, waar God en Christus rechter over allen zijn. Dezen zijn het die rechtvaardige mensen zijn, tot volmaking gekomen door Jezus, de Middelaar van het nieuwe verbond, die deze volmaakte verzoening tot stand heeft gebracht door het vergieten van zijn eigen bloed” [LV 76:68–69].

    ‘In aansluiting op dit grootse gebeuren, en nadat de Heer en de rechtvaardigen die zijn opgenomen om Hem te ontmoeten, op de aarde zijn neergedaald, zal er nog een opstanding plaatsvinden. Deze kan gezien worden als onderdeel van de eerste, hoewel die later komt. Bij deze opstanding zullen zij die van de terrestriale orde zijn tevoorschijn komen, zij die het niet waardig waren opgenomen te worden om Hem tegemoet te gaan, maar die het wel waardig zijn om voort te komen teneinde het duizendjarig rijk mee te maken.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, pp. 295–297.)

  • Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de volgende verklaring gegeven aangaande de eerste opstanding, die ook wel de opstanding der rechtvaardigen en de opstanding ten leven wordt genoemd: ‘Zij die voortkomen in de morgen van deze opstanding, doen dat met een celestiaal lichaam en zullen een celestiale heerlijkheid beërven; zij zijn het die de eerstelingen van Christus zijn. Zij die voortkomen in de middag van deze opstanding, doen dat met een terrestriaal lichaam en zullen dan ook dat koninkrijk beërven; zij zijn het die van Christus zijn bij zijn komst. Allen die tot nu toe zijn opgestaan, hebben een celestiaal lichaam ontvangen. De opstanding van de terrestriale wezens begint niet eerder dan na de wederkomst van Christus. (LV 76:50–80; 88:95–99.)’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1971–1973], deel 1, p. 196.)

Alma 40:23. ‘Hun eigen en volmaakte gedaante’

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gesproken over de troost die voortvloeit uit de wetenschap dat onze gebreken in de opstanding worden weggenomen:

    ‘Wat een troost is het om te weten dat iedereen die door aangeboren gebreken, door opgelopen verwondingen, door ziekten of door ouderdom benadeeld zijn, zullen herrijzen in “hun eigen en volmaakte gedaante”. (…)

    Mensen die uit de dood zijn herrezen

    © 2000 Del Parson

    ‘De zekerheid van een opstanding geeft ons de kracht en het perspectief om door te gaan als wij en al onze dierbaren in het sterfelijk leven voor moeilijkheden komen te staan, zoals lichamelijke, geestelijke of emotionele gebreken die wij bij onze geboorte hebben meegekregen of tijdens ons leven hebben opgelopen. Door de opstanding weten we dat die sterfelijke gebreken slechts tijdelijk zijn! (Liahona, juli 2000, pp. 17–18.)

  • President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft het volgende over onze gebreken en de opstanding gezegd: ‘Misvormingen zullen worden verwijderd, gebreken zullen verdwijnen, en de mensen zullen de volmaking van hun geest bereiken, de volmaking die God vanaf het begin gepland had. Het is zijn doel dat man en vrouw, zijn kinderen, die geboren zijn om erfgenaam van God te worden, en mede-erfgenaam van Jezus Christus, volmaakt zullen worden, zowel lichamelijk als geestelijk, door gehoorzaamheid aan de wet waardoor Hij het middel heeft verschaft om al zijn kinderen de volmaking te geven.’ (Gospel Doctrine, 5de editie [1939], p. 23.)

Alma 40:26. ‘Een vreselijke dood komt over de goddelozen’

  • De volgende uitspraak werpt meer licht op de betekenis van deze ‘vreselijke dood’: ‘In de Schriften wordt gesproken over redding van de tweede dood. De tweede dood is de definitieve geestelijke dood — afgesneden van rechtvaardigheid en een plek in een van de koninkrijken van heerlijkheid (zie Alma 12:32; LV 88:24). Deze tweede dood speelt pas bij het laatste oordeel, en weinigen zullen hem ondergaan (zie LV 76:31–37). Bijna iedereen is verzekerd van de redding van de tweede dood (zie LV 76:40–45).’ (Trouw aan het geloof, pp. 141–142.)

Alma 41. De wet van herstelling

  • Net als sommige mensen in deze tijd heeft Corianton zich wellicht afgevraagd waarom een rechtschapen levenswandel belangrijk is als iedereen toch de zegeningen van de opstanding ontvangt. Alma 41 gaat op deze kwestie in.

    Voor de kinderen van onze hemelse Vader hangt de uitkomst van de wet van herstelling af van hun getrouwheid in het onderhouden van zijn geboden. Zo legde Alma aan Corianton uit dat iemand niet kan ‘worden hersteld van zonde tot geluk’ (Alma 41:10scripture mastery). Dat lijkt op de wet van de oogst: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten (zie Galaten 6:7; LV 130:20–21scripture mastery). Alma spoorde zijn zoon aan om ‘voortdurend goed’ te doen om ‘het goede wederom aan u vergoed [te] krijgen. Want hetgeen gij van u doet uitgaan, zal wederom tot u terugkeren en worden hersteld’ (Alma 41:14–15).

    Alma leerde zijn zoon ook dat de wet van herstelling voor een volmaakte herstelling van het lichaam in de opstanding zorgt: ‘De ziel zal tot het lichaam worden hersteld (…) ; ja, er zal zelfs geen haar van het hoofd verloren gaan’ (Alma 40:23). De graad van heerlijkheid voor het herrezen lichaam is echter afhankelijk van de mate van getrouwheid van ieder individu (zie LV 88:28–32).

Alma 41:10.
scripture mastery
‘Goddeloosheid heeft nooit geluk betekend’

  • De volgende raad beklemtoont hoe belangrijk het is om geluk te zoeken door naleving van de evangelienormen:

    ‘Veel mensen proberen geluk en vervulling te vinden in bezigheden die haaks staan op de geboden van de Heer. Zij negeren het plan van God en daarmee verwerpen zij de enige bron van het ware geluk. Ze zwichten voor de duivel, die “ernaar [streeft] dat alle mensen ongelukkig zullen zijn, net als hijzelf” (2 Nephi 2:27). Uiteindelijk zal de waarheid van Alma’s waarschuwing tot zijn zoon Corianton — “goddeloosheid heeft nooit geluk betekend” (Alma 41:10) — tot hen doordringen. (…)

    ‘U dient te beseffen dat u het ware geluk alleen zult vinden als u het evangelie naleeft. Vredig, eeuwig geluk zal uw deel zijn als u de geboden onderhoudt, om kracht bidt, u van uw zonden bekeert, u met opbouwende zaken bezighoudt, en uw naasten dient. U zult leren plezier te hebben binnen de grenzen die een liefdevolle Vader in de hemel heeft gesteld.’ (Trouw aan het geloof, pp. 58–59.)

Alma 42:1–10. ‘Een proeftijd’

  • Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het doel van onze aardse proeftijd als volgt toegelicht: ‘Het voornaamste doel van het aardse leven is onze geest, die al voor de schepping van de aarde bestond, de kans te geven zich te verenigen met ons lichaam, om een sterfelijk leven met enorme mogelijkheden door te maken. Door het samenspel van die twee kunnen wij groeien, ons ontwikkelen en tot rijpheid komen op een manier die alleen mogelijk is als geest en lichaam verenigd zijn. In deze fase van ons bestaan maken wij met ons lichaam een zogenaamde proeftijd door en ondervinden wij een zekere mate van tegenspoed. In deze periode leren wij en worden wij beproefd om te zien of wij eeuwige zegeningen waardig zijn. Het zijn allemaal facetten van een goddelijk plan, gemaakt door onze Vader voor zijn kinderen.’ (Ensign, mei 1989, pp. 13–14.)

  • Als lid van de Zeventig heeft ouderling Ronald E. Poelman opgemerkt dat de sterfelijkheid een tijd is om van tegenstellingen te leren en ertussen te kiezen: ‘Het heilsplan, dat in het voorsterfelijk bestaan aan ons voorgelegd en door ons aanvaard is, omvat een proefperiode op aarde waarin we tegenstellingen ervaren, keuzen doen, leren wat daar de consequenties van zijn, en ons voorbereiden op onze terugkeer in de tegenwoordigheid van God. Het ervaren van tegenspoed is een onmisbaar onderdeel van het proces. In die wetenschap kozen wij voor het sterfelijk leven (zie 2 Nephi 2:11–16).’ (Ensign, mei 1989, p. 23.)

  • Ouderling William R. Bradford van de Zeventig heeft naar voren gebracht dat het doel van het sterfelijk leven is om als onze Vader in de hemel te worden: ‘Dit leven is een proeftijd. Het is een geweldige gave van tijd waarin we kunnen leren als onze hemelse Vader te worden, door de leringen van zijn Zoon, Jezus Christus, te volgen. Het pad waarop Hij ons voorgaat, is geen rommelig pad. Het is eenvoudig, recht en verlicht door de Geest.’ (Zie De Ster, juli 1992, p. 26.)

Alma 42:11–31. De wetten van gerechtigheid en barmhartigheid

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft uitgelegd dat we door het offer van de Heiland aanspraak kunnen maken op de barmhartigheid zonder de wet van gerechtigheid teniet te doen:

    ‘Ieder van ons leeft op een soort geestelijk krediet. Op een dag zal de rekening worden afgesloten en de vereffening plaatsvinden. Hoe onverschillig wij er nu ook tegenover staan, wanneer die dag komt en de schuld afgelost moet worden, zullen wij om ons heen kijken en wanhopig zoeken naar iemand, wie dan ook, die ons kan helpen.

    ‘En op basis van een eeuwige wet kan barmhartigheid niet verleend worden, tenzij er iemand is die zowel bereid als in staat is om onze schuld op zich te nemen en de prijs te betalen en de voorwaarden voor onze verlossing vast te stellen.

    ‘Tenzij er een middelaar is, tenzij wij een vriend hebben, zal het volle gewicht van de gerechtigheid onverminderd en zonder pardon op ons vallen. De volledige schadeloosstelling voor elke overtreding, hoe klein of hoe groot ook, zal tot de laatste penning toe van ons geëist worden.

    ‘Maar weet dit: de waarheid, de heerlijke waarheid verkondigt dat er zo’n Middelaar is.

    Weegschaal met gerechtigheid

    Gerechtigheid

    ‘“Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus” (1 Timoteüs 2:5).

    ‘Dankzij Hem kan barmhartigheid aan ieder van ons ten volle worden verleend zonder de eeuwige wet van gerechtigheid geweld aan te doen.

    ‘Deze waarheid is de basis van de christelijke leer. (…)

    Weegschaal met gerechtigheid en barmhartigheid

    Gerechtigheid

    Barmhartigheid

    ‘Barmhartigheid wordt niet aut omatisch verleend. Dat gebeurt door een verbond met Hem te sluiten. Dat gebeurt op zijn voorwaarden, zijn edelmoedige voorwaarden, die — als absoluut onmisbaar onderdeel — de doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden omvat.

    ‘Heel het mensdom kan worden beschermd door de wet van gerechtigheid en tegelijk kan aan eenieder van ons afzonderlijk de verlossende en genezende zegen van de barmhartigheid worden verleend.’ (Ensign, mei 1977, pp. 55–56.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft het volgende verduidelijkt: ‘De rechtvaardigheid en barmhartigheid van God zullen zo overduidelijk volmaakt zijn dat er bij het laatste oordeel geen klachten zullen zijn, ook niet van wie zich eens beklaagden over wat God hun in het sterfelijk leven toebedeeld had (zie 2 Nephi 9:14–15; Alma 5:15–19; 12:3–14; 42:23–26, 30).’ (Liahona, juli 2000, p. 89.)

Alma 42:18–30. Gewetenswroeging

  • President Boyd K. Packer heeft het nut van gewetenswroeging toegelicht:

    ‘Het is mijn doel om de pijn te verlichten van de mensen die lijden onder het zeer onplezierige gevoel van gewetenswroeging. Ik lijk wel een arts die zijn behandeling begint met de woorden: “Dit kan een beetje pijn doen. (…)”

    ‘Eenieder van ons heeft na een vergissing weleens de pijn van het geweten gevoeld.

    ‘Johannes heeft gezegd: “Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet” [1 Johannes 1:8]. Dan zegt hij drastischer: “Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij [de Heer] tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” [1 Johannes 1:10].

    ‘Wij hebben allemaal weleens, en sommigen van ons hebben vaak, gewetenswroeging, omdat we iets verkeerd of helemaal niet hebben gedaan. Dat schuldgevoel is voor de geest wat pijn voor het lichaam is. (…)

    ‘We maken allemaal fouten. Soms schaden we onszelf en anderen op een manier die we zelf niet meer kunnen herstellen. We breken soms iets dat we zelf niet kunnen repareren. Dan ligt het in onze aard om schuld, vernedering en pijn te voelen. En die kunnen we zelf niet wegnemen. Dan kan de genezende macht van de verzoening ons helpen.

    ‘De Heer heeft gezegd: “Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren’ [LV 19:16].’ (Liahona, juli 2001, pp. 25–27.)

  • President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft het volgende over de waarde van een gevoelig geweten gezegd: ‘Wat is het prachtig dat God ons met deze gevoelige, maar ook krachtige gids die we ons geweten noemen, heeft begiftigd! Iemand heeft eens treffend opgemerkt dat het geweten een celestiale vonk is die God in ieder mens heeft geplaatst met de bedoeling diens ziel te redden. Hierdoor wordt de ziel zich bewust van zonde, wordt iemand aangespoord om zich voor te nemen veranderingen aan te brengen, zichzelf te veroordelen voor de overtreding zonder de fout te bagatelliseren of weg te wuiven, de feiten onder ogen te zien, de kwestie aan te pakken en de prijs te betalen. Totdat iemand deze houding heeft aangenomen, heeft hij nog geen begin gemaakt met zijn bekering. Spijt hebben is één ding, de fout verzaken is een begin, maar tot iemands geweten voldoende is geprikkeld om er iets aan te doen, zolang er nog van uitvluchten en rationalisatie sprake is, is iemand nog maar amper het pad van vergeving ingeslagen. Dat is wat Alma bedoelde toen hij tegen zijn zoon Corianton zei dat “alleen de werkelijk boetvaardigen [worden] gered” (Alma 42:24).’ (The Miracle of Forgiveness [1969], p. 152.)

Alma 42:23. ‘De verzoening brengt de opstanding der doden teweeg’

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft het volgende getuigenis gegeven van het grootse zoenoffer dat de opstanding mogelijk heeft gemaakt:

    De kruisiging van Christus

    Paul Gustave Doré

    ‘De enorme uiting van zijn liefde was zijn dood, toen Hij zijn leven gaf als offer voor de mensheid. De verzoening, gepaard gaande met onbeschrijflijke pijn, werd de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis, een barmhartige daad waar de mens niets voor hoeft te doen, maar waardoor de opstanding voor alle mensen veilig werd gesteld.

    ‘Er is geen andere daad in de geschiedenis van de mens die daarmee te vergelijken is. Er is nooit iets gebeurd dat die gebeurtenis kan evenaren. Volledig onzelfzuchtig en met onbegrensde liefde voor alle mensen, werd het een ongeëvenaarde daad van barmhartigheid voor de hele mensheid.

    De herrezen Christus‘En tijdens de opstanding op die eerste paasmorgen kwam de triomferende verklaring van onsterfelijkheid. Paulus heeft terecht verklaard: “Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden” (1 Korintiërs 15:22). Hij verleende niet alleen de zegen van de opstanding aan alle mensen, maar deed de deur open naar het eeuwige leven voor hen die zijn leringen en geboden nakomen.’ (Liahona, januari 2000, p. 87.)

Stof tot nadenken

  • Waarom kan goddeloosheid nooit tot geluk leiden? Waarom lijken goddeloze mensen soms gelukkig?

  • Wat moeten wij doen om aanspraak te maken op de verzoening van de Heiland?

  • Hoe werkt de wet van gerechtigheid in uw voordeel?

  • Hoe werkt de wet van barmhartigheid in uw voordeel?

Voorgestelde opdrachten

  • Maak en houd zo mogelijk een korte toespraak over de geestenwereld en gebruik daarbij twee of meer teksten uit Alma 40–42.

  • Wat leerde Alma zijn zoon Corianton over de opstanding?

  • Geef een beknopte definitie of uitleg van elk van de volgende begrippen: de wet van herstelling, de wet van gerechtigheid, de wet van barmhartigheid.