Hoofdstuk 34
Alma 52–63
Inleiding
President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd: ‘Uit het Boek van Mormon leren we hoe discipelen van Christus in oorlogstijd leven.’ (Ensign, november 1986, p. 7.) Mormon heeft de verschillende oorlogsverslagen voor een reden in het Boek van Mormon opgenomen. Uit die verslagen blijken de noodzaak om onze vrijheid te bewaren zodat godsdienstige rechten gehandhaafd blijven, de schade die verraders aanrichten, de waarde van zelfs enkele rechtschapen jongeren, de morele rechtvaardiging voor oorlog, en strategieën om het kwaad te bestrijden met vertrouwen in de macht van God om ons bij staan.
Toelichting
Alma 52–53. Oorlog en bloedvergieten
-
Alma 52–53 bevestigt deze uitspraak van Jezus: ‘Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen’ (Matteüs 26:52). Onder leiding van goddeloze en afvallige Nephieten (Ammoron en anderen) waren de Lamanieten eropuit om Nephitische steden met geweld in bezit te nemen en te houden. Iedere stad werd echter tegen een hoge prijs ingenomen: ‘Zij hadden geen steden ingenomen zonder dat zij veel bloed hadden verloren’ (Alma 52:4). Opperbevelhebber Moroni was altijd terughoudend om het zwaard op te nemen en legde het veel liever neer omwille van de vrede (zie Alma 52:37). Hij besefte dat ook bij een overwinning van de Nephieten aan beide zijden duizenden slachtoffers zouden vallen.
Er zouden geen oorlogen zijn als alle mensen volgens het evangelie van Jezus Christus leefden. Hij is de Vredevorst, en wie Hem volgen zijn boodschappers van vrede.
Alma 53:9. Ongerechtigheid — de ware oorzaak van conflicten
-
Eén commentator heeft uiteengezet dat externe beproevingen zoals de Nephieten die moesten doorstaan, soms op interne behoeften wijzen: ‘Uiteindelijk was het dan ook een zegen voor de Nephieten dat de Lamanieten binnenvielen “om hen tot herinnering aan te zetten” — “Welzalig de mens, die God kastijdt” (Job 5:17). ‘Hoe goddeloos, barbaars en verdorven de Lamanieten ook waren (en dat waren ze!), hoeveel talrijker ze ook waren dan de Nephieten en ze hen omsingelden, hoe geniepig ze hun tegenstanders ook bespioneerden en met intriges, infiltraties hun duivelse listen en lagen ook uitwerkten hun bloedige dreigementen uitvoerden en hun huiveringwekkende toebereidselen voor een totale oorlog ook vormgaven, zij waren niet het grootste probleem van de Nephieten. Zij waren daar alleen maar om de Nephieten aan hun werkelijke probleem te herinneren, dat ze rechtschapen in de ogen van de Heer moesten zijn.’ (Hugh Nibley, Since Cumorah, 2de editie [1988], pp. 339–340.)
Alma 53:10–18. Het belang van verbonden
-
Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft toegelicht hoe getrouwheid aan onze verbonden ons macht verleent: ‘Soms komen we in de verleiding om ons leven meer door gemak dan door verbonden te laten besturen. Het is niet altijd gemakkelijk om de evangelienormen na te leven, pal te staan voor de waarheid en te getuigen van de herstelling. (…) Maar we ontlenen geen geestelijke kracht aan een gemakkelijk leven. Die kracht krijgen we als we ons houden aan onze verbonden,’ (Zie De Ster, juli 1999, p. 102.)
-
President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft uitgelegd dat het nakomen van onze verbonden onze veiligheid garandeert:
‘Leef uw verbonden na en u zult veilig zijn. Verbreek ze, en u zult dat niet zijn. (…)
‘(…) We kunnen niet onze verbonden verbreken en de gevolgen ontlopen.’ (Zie De Ster, januari 1991, p. 78.)
Alma 53:16–21. Het voorbeeld van de jonge soldaten
-
De jonge soldaten, die in de plaats van hun vaders de strijd aangingen, waren rechtschapen jongemannen. Zij waren toegewijd aan de verdediging van hun land (zie Alma 56:5). Zij waren onbevreesd in het aangezicht van de dood en moedig in de strijd (zie Alma 56:45–49, 56). God beloonde hun geloof met wonderbaarlijke kracht en bescherming. Niet een van hen kwam om in de strijd (zie Alma 57:25–26). Dat is niet altijd het geval met rechtschapen jongemannen in de krijgsmacht. Soms geldt dat ook zij ‘sterven in de Heer’ (LV 63:49). Maar in het geval van deze jongemannen ontvingen zij goddelijke bescherming waardoor hun leven op het slagveld werd gespaard. Zij waren een voorbeeld van de mannelijkheid die alle zonen van God behoren na te streven, en vormden een getuigenis aan het Nephitische volk dat God hen zou bevrijden als ze getrouw waren.
Alma 53:20–21. Een goed voorbeeld zijn in de krijgsmacht
-
In onze tijd heeft het Eerste Presidium de volgende raad gegeven aan leden van de kerk in de krijgsmacht: ‘Tegen onze jongemannen die in dienst gaan, ongeacht wie of waar zij dienen, zeggen wij: leef rein, onderhoud de geboden van de Heer, bid voortdurend tot Hem om u in waarheid en rechtschapenheid te behouden, leef na waarvoor u bidt, en wat er dan ook zal gebeuren, de Heer zal bij u zijn en er zal u niets overkomen dat niet ter eer en glorie van God en voor uw eigen heil en verhoging zal zijn. Als u het reine leven leidt waar u om bidt, zult u een vreugde ontvangen die uw uitdrukkingsvermogen en begrip te boven gaat. De Heer zal altijd bij u zijn. Hij zal u troosten. In tijden van grote beproeving zult u zijn aanwezigheid voelen. Hij zal u volledig behoeden en beschermen, in overeenstemming met zijn wijze doeleinden. En als de strijd voorbij is en u naar huis terugkeert, na rechtschapen te hebben geleefd, hoe groot zal dan uw vreugde zijn — of u de slag nu gewonnen of verloren hebt — dat u volgens de geboden van de Heer hebt geleefd. U bent dan zo gewend om rechtschapen te leven, dat de listen en lagen van Satan u voortaan onberoerd laten. Uw geloof en getuigenis zullen onverwoestbaar sterk zijn. Men zal tegen u opzien en u eren als iemand die de brandende oven van beproevingen en verleidingen heeft doorstaan. Uw broeders zullen tot u komen om raad, steun en leiding. U zult het anker zijn waaraan de jeugd van Zion zijn geloof in de mensheid zal vastleggen.’ (Heber J. Grant, J. Reuben Clark jr. en David O. McKay, Conference Report, april 1942, p. 96.)
Alma 53:20–21. ‘Te allen tijde getrouw’
-
Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd wat het betekent om te allen tijde getrouw te zijn:
‘Dat woord trouw impliceert toewijding, integriteit, volharding en moed. Het doet ons denken aan de beschrijving in het Boek van Mormon van de tweeduizend jonge krijgers:
‘[Alma 53:20–21.]
‘In de geest van die beschrijving zeg ik tot onze teruggekeerde zendelingen — mannen en vrouwen die verbonden hebben gesloten om de Heer te dienen en die Hem al gediend hebben in het grote werk van de verkondiging van het evangelie en de vervolmaking van de heiligen — bent u trouw aan het geloof? Hebt u het geloof en de blijvende toewijding om consequent in uw eigen leven de beginselen van het evangelie tentoon te spreiden? U hebt goed werk gedaan, maar hebt u, net als de pioniers, de moed en bent u consequent genoeg om trouw te blijven aan het geloof en te volharden tot het einde?’ (Zie De Ster, januari 1998, p. 76; cursivering toegevoegd.)
Alma 56:45–48. ‘Wij twijfelen er niet aan dat onze moeders het wisten’
-
Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat ouders alleen kunnen geven wat zij zelf al hebben:
‘Als ouders hun kinderen goed onderwijzen en helpen, en als de kinderen ontvankelijk zijn, zien we soortgelijke situaties ontstaan als bij de jongemannen in het Boek van Mormon, die zo goed door hun moeders waren onderricht [Alma 56:47–48]. (…)
‘Het vertrouwen van deze jongemannen in hun moeders is uiteraard ontroerend en indringend, maar die moeders moesten “het” eerst zelf weten, en wel zodanig dat als de jongemannen hen nauwlettend gadesloegen en naar ze te luisterden (want kinderen letten altijd op wat hun ouders zeggen en doen), ze “niet twijfelden” dat hun moeders wisten dat “het” waar was.’ (That My Family Should Partake [1974], pp. 58–59.)
-
Sprekend over de behoefte aan meer waakzaamheid bij vrouwen, heeft zuster Julie B. Beck, algemeen ZHV-presidente, verbondsvrouwen beschreven die weten wie ze zijn:
‘In het Boek van Mormon kunnen we lezen over tweeduizend voorbeeldige jongemannen die buitengewoon heldhaftig, moedig en sterk waren. “Ja, het waren mannen van waarheid en ernst, want hun was geleerd de geboden Gods te onderhouden en in oprechtheid voor zijn aangezicht te wandelen” (Alma 53:21). Deze getrouwe jongemannen bewezen hun moeders eer. Zij zeiden dat “[hun] moeders het wisten” (Alma 56:48). (…)
‘De verantwoordelijkheid die moeders in onze tijd hebben, vereist meer waakzaamheid dan ooit. Meer dan ooit in de geschiedenis van de wereld hebben we moeders nodig die het weten. (…) Wanneer moeders weten wie ze zijn en wie God is, en verbonden met Hem hebben gesloten, beschikken ze over veel macht en invloed ten goede van hun kinderen.’ (Liahona november 2007, p. 76.)
Alma 57:19–21. ‘Onwrikbaar en onverschrokken’
-
President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft het volgende gezegd over het belang om onwrikbaar en onverschrokken te blijven:
‘“Jullie weerspiegelen deze kerk in alles wat je denkt, in alles wat je zegt en in alles wat je doet”, zei president Hinckley tot de jongeren. “Wees trouw aan de kerk en het koninkrijk van God.” (…)
‘President Hinckley vertelde de jongelui dat zij “als de zonen van Helaman zijn in een wereld die vol is met destructieve invloeden. (…) Maar als je je vertrouwen in de Almachtige stelt en de leringen van deze kerk opvolgt en je eraan vasthoudt, ongeacht je verwondingen, zul je behouden blijven en rijkelijk gezegend en gelukkig worden.”
‘Sprekend over de wereld waarin zij leven, zei president Hinckley tot de jeugd: “Jullie bevinden je midden in Babylon. De tegenstander komt met grote verwoesting. Sta erboven, jullie met het edele geboorterecht. Sta erboven.”’ (‘Prophet Grateful for Gospel, Testimony’, Church News, 21 september 1996, p. 4.)
Alma 58. Het recht om te strijden voor de vrijheid
-
Zie de toelichting bij Alma 43:45–47 op pagina 261 voor meer inzicht in het strijden voor de vrijheid, zelfs door bloedvergieten.
Alma 58:10–11. De Heer stelde ‘onze ziel’ gerust
-
Toen hij werkzaam was als lid van de Zeventig, heeft ouderling Dennis E. Simmons uitgelegd dat de vrede van God niet afhankelijk is van uitwendige omstandigheden:
‘Zelfs als de hele wereld rond ons afbrokkelt, zal de beloofde Trooster zijn vrede schenken aan zijn ware volgelingen. (…) Wij kunnen zijn vrede in ons voelen ongeacht de moeilijkheden in de wereld. Zijn vrede is de kalmte, de rust en de troost die de Trooster, de Heilige Geest, in ons hart en in onze geest legt, op voorwaarde dat we Hem volgen en zijn geboden onderhouden. (…)
‘Net als Helaman er in het heetst van de strijd achterkwam dat “Hij onze ziel geruststelde” (Alma 58:11) (…) , kunnen alle oprechte gelovigen deel hebben aan dezelfde vrede. Die vrede komt van het vertrouwen dat de stem van een zachte stilte ons inspreekt.’ (Zie De Ster, juli 1997, p. 31.)
Alma 58:34–37. ‘Dan willen wij niet morren’
-
Ouderling Neal A. Maxwell heeft ons meer inzicht gegeven in één reden waarom we morren: ‘Op een gezegende toekomstige dag zullen “de morrenden (…) lering aannemen” (Jesaja 29:24; 2 Nephi 27:35). Daaruit valt af te leiden dat leerstellige ongeletterdheid een belangrijke oorzaak is waarom kerkleden morren.’ (‘A Choice Seer’, Brigham Young University 1985–1986 Devotional and Fireside Speeches [1986], p. 115.)
Alma 59:9. Gemakkelijker te verhoeden dat een stad valt
-
Mormon schrijft dat het veel gemakkelijker is te verhoeden dat een stad valt dan die te heroveren (zie Alma 59:9). Wat voor steden geldt, geldt ook voor mensen. Het is veel moeilijker en gevaarlijker om iemand terug te winnen die is weggevallen dan hem of haar te helpen staande te blijven. President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd: ‘Voorkomen is beter dan genezen of dan te moeten repareren of zich te moeten bekeren.’ (The Teachings of Ezra Taft Benson [1988], p. 285.)
Alma 59:11–12. Steden verloren wegens goddeloosheid
-
Het verlies van de stad Nephihah illustreert het duidelijke verband tussen de goddeloosheid van de Nephieten en hun onvermogen om hun vijanden in de ‘kracht des Heren’ te verslaan (zie Mosiah 9:17; 10:10–11; Alma 60:16). De bevelhebbers van de Nephitische legers waren doorgaans mannen ‘die de geest van openbaring en ook van profetie bezat[en]’ (3 Nephi 3:19). Die rechtschapen militaire leiders schreven de verliezen van de Nephieten niet toe aan de Lamanieten maar aan de goddeloosheid van de Nephieten zelf. Getrouwe Nephieten waren juist meestal in staat zichzelf te verdedigen en ingenomen steden te heroveren, vaak gepaard gaande met relatief weinig doden (zie Alma 52:19; 56:53–56; 57:7–12; 58:25–28; 62:22–26). De Heer heeft ons herhaaldelijk verzekerd dat als we in tijden van moeilijkheden en ernstige problemen rechtschapen blijven en op Hem vertrouwen, wij er altijd op kunnen vertrouwen dat Hij bij ons zal zijn en dat zijn werk uiteindelijk zal zegevieren (zie LV 6:34; 10:69; 33:13).
Alma 60:10–14. Het doden van de rechtvaardigen
-
Moroni schreef dat de Heer toelaat dat de rechtvaardigen worden gedood, ‘opdat zijn gerechtigheid en oordeel over de goddelozen zullen komen; daarom hoeft gij niet te denken dat de rechtvaardigen verloren zijn omdat zij zijn gedood; want zie, zij gaan in tot de rust van de Heer, hun God’ (Alma 60:13).
Kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog verklaarde het Eerste Presidium: ‘In de verschrikkelijke oorlog die nu woedt, worden duizenden van onze rechtschapen jongemannen in alle delen van de wereld en in vele landen in hun eigen vaderland gemobiliseerd. Sommigen van hen zijn bij de vervulling van hun dienstplicht reeds naar hun hemelse huis teruggeroepen; anderen zullen vrijwel zeker volgen. Maar “zie”, zoals Moroni heeft gezegd, de rechtvaardigen onder hen die dienen en worden gedood, “gaan in tot de rust van de Heer, hun God” [Alma 60:13]. Van hen heeft de Heer gezegd dat “zij die in Mij sterven, de dood niet zullen smaken, want die zal zoet voor hen zijn” (LV 42:46). Hun verlossing en verhoging in de komende wereld staan vast. Dat zij in hun vernietigingswerk hun broeders zullen doden, zal hun niet ten laste worden gelegd. Die zonde, zoals Moroni destijds heeft gezegd, leidt tot de veroordeling van hen die op hun troon zitten “in een staat van onnadenkende gevoelloosheid” de heersers in de wereld die in een razernij van haat en begeerte naar onrechtvaardige macht en heerschappij over hun medemens, eeuwige krachten in beweging hebben gebracht die zij niet begrijpen en niet kunnen beheersen. God zal op de door Hem te bepalen tijd zijn oordeel over hen uitspreken.’ (Heber J. Grant, J. Reuben Clark Jr. en David O. McKay, Conference Report, april 1942, pp. 95–96.)
Alma 60:19–36. Moroni’s brief aan Pahoran
-
Pahoran had aanstoot kunnen nemen aan de brieven van Moroni, maar dat deed hij niet. Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat wij, net als Pahoran, de beslissing kunnen nemen om niet beledigd te raken:
‘Als we denken of zeggen dat we beledigd zijn, bedoelen we meestal dat we het gevoel hebben dat we niet goed behandeld, onjuist bejegend of zonder respect benaderd zijn. In onze omgang met andere mensen gebeuren er nu eenmaal onbeholpen, beschamende, gewetenloze en ongemanierde dingen, waardoor we beledigd kunnen raken. Maar uiteindelijk is het onmogelijk dat een andere persoon ons beledigt. De overtuiging dat iemand anders ons heeft beledigd, is eigenlijk niet juist. Wij maken de keus om aanstoot te nemen. Het is geen gesteldheid die ons door iemand of iets anders wordt opgelegd. (…)
‘Door de versterkende kracht van de verzoening van Jezus Christus kunnen u en ik gezegend worden om beledigingen te mijden en te overwinnen. “Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok” (Psalmen 119:165). (…)
‘(…) Volgens ouderling Neal A. Maxwell is de kerk geen “goed voorzien rusthuis voor de volmaakten”. (Ensign, mei 1982, p. 38.) Maar de kerk is een leerschool en een werkplaats waarin we ervaring kunnen opdoen terwijl we met elkaar oefenen in het voortdurende proces om “de heiligen te vervolmaken”.
‘Ouderling Maxwell heeft ook inzichtelijk uitgelegd dat de leden op deze leerschool in de laatste dagen, die bekendstaat als de herstelde kerk, de nodige groei en ontwikkeling kunnen doormaken. (Zie “Jesus the Perfect Mentor”, Ensign, februari 2001, p. 13.) (…)
‘U en ik kunnen de voornemens of het gedrag van andere mensen niet bepalen. Maar we kunnen wel bepalen hoe wij erop reageren. Vergeet alstublieft niet dat u en ik rentmeesters met morele keuzevrijheid zijn, en dat wij ervoor kunnen kiezen om geen aanstoot te nemen.’ (Liahona, november 2006, pp. 89–91.)
Alma 60:23. Het vat van binnen reinigen
-
President Ezra Taft Benson heeft duidelijk gemaakt dat die waarschuwingen ook voor ons gelden. Hij verklaarde ‘dat niet alles wel is in Zion. Moroni gaf de raad het vat van binnen te reinigen (zie Alma 60:23), eerst onszelf, dan ons gezin en ten slotte de kerk.’ (Ensign, mei 1986, p. 4.)
Alma 61. Reactie op onheuse terechtwijzing
-
Ouderling Neal A. Maxwell heeft uitgelegd dat zelfs tussen getrouwe leden meningsverschillen kunnen ontstaan: ‘In een volmaakte kerk gevuld met onvolmaakte mensen, zijn misverstanden niet altijd te voorkomen. Een opmerkelijk voorbeeld daarvan deed zich in het oude Amerikaanse Israël voor. Moroni schreef twee keer aan Pahoran met klachten over zijn nalatigheid vanwege de hoognodige versterking die maar niet kwam. Moroni gebruikte harde woorden, waarin hij de hoofdbestuurder van het land, Pahoran, ervan beschuldigde op zijn troon te zitten in een staat van “onnadenkende gevoelloosheid”. (Alma 60:7.) Pahoran stuurde spoedig een zeer vaderlandslievende brief terug, met tekst en uitleg waarom hij niet aan Moroni’s verzoek kon voldoen. Hoewel Pahoran bekritiseerd werd, was hij niet boos; hij prees Moroni zelfs voor “de grootheid van [zijn] hart”. (Alma 61:9.) Gezien de intense, gemeenschappelijke inzet als discipelen, leiden discussies over de beste aanpak van het werk van de Heer soms onvermijdelijk tot tactische verschillen van mening en inzicht. Net als bij die gelegenheid is er soms sprake van een terechtwijzing die later ongerechtvaardigd blijkt te zijn.’ (All These Things Shall Give Thee Experience [1979], p. 119.)
Alma 62:41. De gevolgen van tegenspoed
-
Ouderling Dallin H. Oaks heeft uitgelegd dat we zelf kiezen hoe we met tegenspoed omgaan:
‘Die grote moeilijkheden zijn zeker niet zonder een eeuwig doel of gevolgen. Ze kunnen ons hart tot God richten. (…) Zelfs als moeilijkheden stoffelijke ontberingen inhouden, kunnen ze voor mannen en vrouwen ook de aanleiding tot eeuwige zegeningen zijn.
‘Tegenspoed op grote schaal, zoals natuurrampen en oorlogen, lijkt bij het aardse leven te horen. We kunnen ze niet geheel en al voorkomen, maar wel bepalen hoe we erop reageren. De moeilijkheden van een oorlog en actieve militaire dienst hebben sommigen bijvoorbeeld geestelijk doen verkwijnen en anderen geestelijk doen ontwaken. Het Boek van Mormon beschrijft het contrast:
‘“Maar zie, wegens de buitengewoon lange duur van de oorlog tussen de Nephieten en de Lamanieten waren velen verhard, ja, wegens de buitengewoon lange duur van de oorlog; maar vele anderen waren verzacht wegens hun ellende, zodat zij zich voor het aangezicht van God verootmoedigden, ja, in de diepste ootmoed” (Alma 62:41).
‘Na de verwoestende orkaan die enkele jaren geleden duizenden huizen in Florida (Verenigde Staten) had weggevaagd, heb ik over een dergelijk contrast gelezen. In een nieuwsbericht werden twee verschillende personen aangehaald die dezelfde ramp hadden meegemaakt en dezelfde zegeningen hadden ontvangen: van beiden was het huis volledig verwoest, maar alle gezinsleden waren er levend en zonder letsel van afgekomen. De een zei dat deze ramp zijn geloof had weggenomen. Hij vroeg zich af hoe God dit kon laten gebeuren. De ander zei dat zijn geloof door het gebeuren was versterkt. God was goed voor hem geweest, zei hij. Hoewel hij en zijn gezin hun huis en bezittingen waren kwijtgeraakt, was hun leven gespaard en konden ze het huis weer opbouwen. Voor de een was het glas halfleeg. Voor de ander was het glas halfvol. De gave van morele keuzevrijheid stelt ons allemaal in staat om te kiezen hoe we op tegenspoed reageren.’ (‘Adversity’, Ensign, juli 1998, pp. 7–8.)
Alma 63:4–10. Reis naar het noordelijke land
-
‘Tot [een] groep heiligen in het gebied van de Stille Zuidzee heeft president [Spencer W.] Kimball gezegd: “President Joseph F. Smith heeft als president van de kerk opgemerkt: ‘Ik wil tot u, broeders en zusters uit Nieuw-Zeeland, zeggen dat u tot het volk van Hagoth behoort.’ Dat was genoeg voor de heiligen uit Nieuw-Zeeland. Een profeet van de Heer had gesproken. (…) Het is redelijk om aan te nemen dat Hagoth en zijn volk ongeveer negentien eeuwen op de eilanden hadden gewoond, van circa 55 v.C. tot 1854, voordat het evangelie aan hen gepredikt kon worden. Zij waren de duidelijke en waardevolle dingen kwijtgeraakt die Jezus op aarde heeft gebracht, omdat ze waarschijnlijk op de eilanden verbleven toen Christus in Jeruzalem werd geboren.” (Verslag gebiedsconferentie Temple View [Nieuw-Zeeland], februari 1976, p. 3.)’ (Joseph Fielding McConkie en Robert L. Millet, Doctrinal Commentary on the Book of Mormon, 4 delen [1987–1991] deel 3, p. 329.)
President David O. McKay (1873–1970) heeft bevestigd wat met een deel van het volk van Hagoth is gebeurd toen hij de volgende uitspraak deed in het inwijdingsgebed van de tempel in Nieuw-Zeeland: ‘Wij danken U dat U nakomelingen van vader Lehi naar deze vruchtbare eilanden hebt geleid, en hen voorspoedig hebt gemaakt.’ (‘Dedicatory Prayer Delivered by Pres. David O. McKay at New Zealand Temple’, Church News, 10 mei, 1958, p. 2.)
Stof tot nadenken
-
Wat kunt u doen om uw land te eren, te steunen en te verdedigen?
-
Welke levenslessen kunnen we leren uit de brieven van zowel Moroni als Pahoran? (Zie Alma 60–61.)
-
Wat is het verband tussen rechtschapenheid en vrijheid?
-
Wat zijn volgens Alma 52–63 de belangrijkste beginselen betreffende oorlog die u aan anderen kunt uitleggen?
Voorgestelde opdrachten
-
Schrijf in uw dagboek hoe u Moroni’s verdedigingstactieken in uw eigen worstelingen naar rechtschapenheid kunt toepassen.
-
U kunt opschrijven hoe u zich tegen de vijand van uw geloof hebt leren wapenen.
-
Bereid een gezinsavondles voor over een of meer van de volgende onderwerpen:
-
Gebruikmaken van de middelen die de Heer ons heeft gegeven (zie Alma 60:21)
-
Het vat van binnen reinigen (zie Alma 60:23)
-
Streven naar de eer van God en niet naar de eer van de wereld (zie Alma 60:36)
-
Niet beledigd raken (zie Alma 61:9)
-