Hoofdstuk 40
3 Nephi 8–11
Inleiding
Denk eens na over het gesproken getuigenis van onze hemelse Vader: ‘Ziet mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb, in wie Ik mijn naam heb verheerlijkt; luistert naar Hem’ (3 Nephi 11:7). Stel u voor hoe u zelf zou hebben gereageerd als u aanwezig was geweest bij deze verklaring en verschijning van Jezus Christus — het hoogtepunt in het Boek van Mormon. Stel u voor hoe u zich zou hebben gevoeld als u de Zoon had horen verklaren: ‘Zie, Ik ben Jezus Christus, die volgens het getuigenis der profeten in de wereld zou komen’ (3 Nephi 11:10). Denk aan de invloed op het leven van wie een geestelijk en tastbaar getuigenis van het bestaan van Jesus Christ ontvingen.
Die mensen hoorden de stem van God verscheidene keren. Lees 3 Nephi 8–11 en let op wat Hij leerde. Denk aan uw vermogen om Gods stem te herkennen en zijn boodschap voor u op te volgen.
Toelichting
3 Nephi 8:1. Wonderen verrichten in de naam van Jezus
-
Nephi schreef: ‘Er was niemand die een wonder kon verrichten in de naam van Jezus, tenzij hij in alle opzichten gereinigd was van zijn ongerechtigheid’ (3 Nephi 8:1; zie ook LV 121:36).
Het volgende verhaal van ouderling Vaughn J. Featherstone toen hij in de Presiderende Bisschap werkzaam was, illustreert dat priesterschapsdragers altijd rein moeten zijn:
‘Mensen kunnen hun zonden niet verbergen. We kunnen niet spotten met God en het heilige priesterschap van de Heer dragen, en dan doen alsof we zijn dienstknecht zijn.
‘Ik weet van een geweldige man die zijn overleden zoon in zijn armen hield en zei: “In de naam van Jezus Christus en met de macht en het gezag van het heilige Melchizedeks priesterschap beveel ik je te leven.” En de dode jongen deed zijn ogen open.
‘Deze geweldige broeder had dat nooit kunnen doen als hij een paar avonden daarvoor naar pornografisch materiaal had gekeken of als hij zich aan andere dergelijke overtredingen schuldig had gemaakt. Het priesterschap vereist een zuiver kanaal om werkzaam te zijn.’ (Ensign, mei 1975, p. 66.)
-
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verklaard dat weliswaar niet iedere priesterschapshandeling een wonderbaarlijke gebeurtenis tot gevolg heeft, maar dat alleen wie waardig zijn wonderen in de naam van Christus kunnen verrichten. Priesterschapsdragers moeten zuiver en rein blijven: ‘Jonge vrienden van zowel de Aäronische als de Melchizedekse priesterschap, niet elk gebed wordt zo snel verhoord en niet elke uitspraak van een priesterschapsdrager kan iemand tot leven wekken of in leven houden. Soms is de wil van God anders, maar, jongemannen, jullie zullen leren, als je het niet al geleerd hebt, dat je geloof en je priesterschap op angstige en zelfs gevaarlijke momenten vereisen dat je je uiterste best doet, en dat je de beste zegeningen uit de hemel over je medemens afroept. Jullie, jongens van de Aäronische priesterschap, zullen je priesterschap niet op precies dezelfde manier gebruiken als een ouderling het Melchizedeks priesterschap gebruikt, maar alle priesterschapsdragers moeten een werktuig in Gods hand zijn, en om dat te worden, moet je — zoals Jozua heeft gezegd — “je heiligen” [zie Jozua 3:5]. Je moet klaar zijn om te handelen, en moet daarvoor waardig zijn.’ (Liahona, januari 2001, pp. 47–48.)
3 Nephi 8:6–19. Natuurgeweld getuigt van Christus
-
‘Een grote en verschrikkelijke orkaan (…) zoals er nog nooit [was] gekend in het gehele land’ ontketende onnoemelijke verwoesting (3 Nephi 8:6–7). Dat natuurgeweld gold als tekenen in Amerika die getuigden van de kruisiging van Jezus Christus in Jeruzalem (zie 1 Nephi 19:10–12; Helaman 14:20–21). Het natuurgeweld in deze tijd duidt soms op de naderende wederkomst van de Heiland.
Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het toenemende aantal grote aardbevingen als een van de tekenen van de wederkomst aangeduid: ‘Tekenen van de wederkomst zijn overal om ons heen en lijken toe te nemen in aantal en intensiteit. De lijst met grote aardbevingen in The World Almanac and Book of Facts, 2004 is voor de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bijvoorbeeld twee keer zo lang als voor de twee voorafgaande decennia (zie pp. 189–190). Ook is er een verdere toename in aardbevingen in de eerste jaren van deze eeuw. De lijst met omvangrijke overstromingen en vloedgolven en de lijst orkanen, tyfoons en sneeuwstormen wereldwijd laten een soortgelijke toename in recente jaren zien (zie pp. 188–189). Een vergelijking met de toestand van vijftig jaar geleden gaat niet op vanwege de verschillen in rapporteringscriteria, maar de versnelde toename in rampen in de laatste paar decennia is veelzeggend.’ (Liahona, mei 2004, pp. 7–8.)
3 Nephi 8:23. Drie dagen duisternis
-
De drie dagen duisternis symboliseerde de dood van Jezus Christus, die ‘het licht en het leven der wereld’ is (3 Nephi 11:11). Mormon beklemtoonde dat de drie dagen duisternis ‘een teken’ van de dood van de Heiland waren (zie 1 Nephi 19:10; Helaman 14:27; 3 Nephi 8:23). Nadat hij de verwoesting door de drie uur durende ‘grote storm’ (3 Nephi 8:5) had beschreven, boekstaafde Mormon de volledige duisternis als een van de tekenen die daarmee was vervuld (zie 3 Nephi 10:14). De duisternis was zo intens dat ‘er in het geheel geen licht kon zijn’ (3 Nephi 8:21). Gedurende die duistere periode lag het lichaam van Jezus Christus, het Licht van de wereld, in het graf. Op de dag van zijn opstanding, nadat Christus over de dood had gezegevierd, kwam er weer licht tot de mensen in Amerika, hetgeen duidde op Christus’ overwinning op de dood en de duisternis (zie 3 Nephi 10:9–11).
3 Nephi 8:24–25. De profeten verwerpen resulteert in ellende
-
Net als in tijden van weleer resulteert de verwerping van hedendaagse profeten in ellende. President N. Eldon Tanner (1898–1982) van het Eerste Presidium heeft het leed van de heiligen in Amerika tijdens de verwoesting na de dood van de Heiland vergeleken met de verwoesting in deze tijd van wie ervoor kiezen de hedendaagse profeten niet te volgen:
‘De hedendaagse wereld verwerpt de boodschappen van Gods profeten. Is het niet zo dat het land vol is van geween en geweeklaag omdat mensen met elkaar de strijd aanbinden? Zijn er onder ons niet velen die treuren over de eigenzinnigheid van hun kinderen en de tragedies die hen treffen als ze zich van rechtschapenheid afkeren en lijden onder de gevolgen van alcoholmisbruik, tabak, drugs en andere verboden zaken? Hoeveel rouwenden zijn er niet als gevolg van de heersende wetteloosheid in onze samenleving? We moeten lering trekken uit de geschiedenis, anders gaan ook wij ten onder zoals sommige beschavingen uit het verleden.
‘Dat was de boodschap van Christus aan het Nephitische volk van weleer.’ (Ensign, mei 1975, pp. 35–36.)
3 Nephi 9:14. Kom tot Mij
-
Jezus Christus heeft beloofd: ‘Gezegend zijn zij die tot Mij komen’ (3 Nephi 9:14).
Ouderling Jeffrey R. Holland heeft over de betekenis van deze uitnodiging en de toepassing ervan in ons leven gezegd: ‘“Kom hier”, zegt [Christus] in liefde. “Kom hier, volg Mij.” Waar u ook heengaat, kom eerst kijken waar en hoe Ik mijn tijd doorbreng. Leer van Mij, wandel met Mij, praat met Mij, en geloof. Luister naar Mij als Ik bid. Dan zult u op uw beurt antwoord krijgen op uw eigen gebeden. God zal uw ziel rust geven. Kom hier, volg Mij.’ (Zie De Ster, januari 1998, p. 67.)
3 Nephi 9:19–20. Een verandering in het gebod om te offeren
-
Adam had als eerste het gebod gekregen om dierenoffers te brengen. Het doel van dierenoffers was de mens op de komende verzoening van de Heiland te wijzen. De gelovigen leerden dat dierenoffers zouden ophouden nadat de Zoon van God zijn bloed had geofferd als het ‘grote en laatste offer’ (Alma 34:10). Amulek legde uit dat na de verzoening van Jezus Christus dierenoffers niet langer nodig waren. ‘Het is raadzaam dat er een eind zal komen aan het vergieten van bloed; dan zal de wet van Mozes vervuld zijn; (…) en dat grote en laatste offer zal de Zoon van God zijn, ja, oneindig en eeuwig’ (Alma 34:13–14). Nadat het offer van Jezus Christus was volbracht, verklaarde de stem van God aan het volk in het Boek van Mormon: ‘Ik zal geen van uw offeranden en brandoffers aannemen’ (3 Nephi 9:19).
-
Ook al moesten dierenoffers en brandoffers ‘worden afgeschaft’ (3 Nephi 9:19), schafte de Heer de wet van offerande niet af. Aan de hand van 3 Nephi 9:20 heeft D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen uitgelegd dat de Heer tegenwoordig een andersoortig offer van ons vraagt:
‘Na zijn verzoening en opstanding zei de Heiland dat Hij geen brandoffers van dieren meer zou aanvaarden. Het geschenk of offer dat Hij nu aanvaardt, is “een gebroken hart en een verslagen geest” [3 Nephi 9:20]. (…) U kunt de Heer de gave van uw gebroken of berouwvolle hart en uw verslagen of gehoorzame geest geven. Eigenlijk geven we onszelf — wie wij zijn en wie we willen worden.
‘Is er iets in u of in uw leven dat onrein of slecht is? Als u zich daarvan kunt ontdoen, is dat een gave aan de Heiland. Is er een goede gewoonte of eigenschap die in uw leven ontbreekt? Als u die aanneemt en in uw karakter verweeft, is dat een geschenk aan de Heer.’ (Liahona, mei 2004, p. 12.)
3 Nephi 9:20. ‘Zij wisten het niet’
-
President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd dat velen geestelijke vooruitgang maken zonder dat ze hun eigen subtiele groei waarnemen: ‘Dag in dag uit komen [heiligen der laatste dagen] dichter bij de Heer, waarbij zij zich er haast niet van bewust zijn dat ze gestalte geven aan een goddelijk leven. Hun leven wordt gekenmerkt door menslievendheid, dienstvaardigheid en toewijding. Ze zijn als de Lamanieten van wie de Heer zei dat ze “werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet” (3 Nephi 9:20; cursivering toegevoegd).’ (Zie ‘Een grote verandering in ons hart’, De Ster, maart 1990, p. 7.)
-
President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft aan de hand van diezelfde tekst zijn zorgen geuit dat we de gave van de Heilige Geest niet herkennen zoals we dat zouden moeten. Hij spoorde de heiligen der laatste dagen aan om de gave van de Heilige Geest te ontwikkelen en gaf aan hoe we de Geest kunnen herkennen:
‘Tevelen onder ons zijn als degenen van wie de Heer zei dat ze tot Hem kwamen “met een gebroken hart en een verslagen geest, (…) [en ten tijde van hun bekering werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet” [3 Nephi 9:20; cursivering toegevoegd].
‘Stel u voor: “En zij wisten het niet.” Het is niet ongewoon dat iemand die gave heeft ontvangen en het niet echt weet.
‘(…) We moeten overal en nergens heen, er is zoveel te doen in deze rumoerige wereld. We hebben het soms te druk om aandacht te schenken aan de ingevingen van de Heilige Geest.’ (Liahona, juli 2000, pp. 9–10.)
3 Nephi 10:5–6. ‘Zoals een hen haar kuikens (…) vergadert’
-
De vergelijking tussen een hen die haar kuikens vergadert en de Heer die zijn volk vergadert, levert enkele interessante inzichten op. Een hen zorgt voor haar kuikens en geeft zo nodig haar leven om ze te beschermen. Bij dreigend gevaar vergadert ze de kuikens ter bescherming onder haar vleugels. Op soortgelijke wijze heeft de Heer zijn volk, het huis van Israël, lief. Hij heeft zijn leven voor zijn volk gegeven en het steeds bijeen willen vergaderen zodat hij het kon beschermen en verzorgen. Israël koos er echter dikwijls voor om de Heer te verlaten.
President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft op basis van 3 Nephi 10:5–6 getuigd dat de Heiland mensen helpt die tot Hem willen komen:
‘Meer dan eens heeft Hij gezegd dat Hij ons zo zal vergaderen als een hen haar kuikens onder haar vleugels. Hij zegt dat wij nederig tot Hem moeten komen, met voldoende geloof in Hem om ons “met een volmaakt voornemen des harten” te bekeren [3 Nephi 10:6].
‘Een van de manieren om dat te doen, is om met de heiligen in zijn kerk tezamen te komen. Ga naar de kerk, ook als dat moeilijk lijkt. Als u vastberaden bent, zal Hij u helpen om de kracht daarvoor te vinden.’ (Liahona, mei 2004, p. 18.)
3 Nephi 10:12. ‘Zij die de profeten hadden aangenomen’
-
Veiligheid is vaak ons deel als we de profeten volgen. De Nephieten die ‘de profeten hadden aangenomen’ bleven gespaard voor de grote verwoesting (3 Nephi 10:12). Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat we, net als de Nephieten, acht moeten slaan op onze profeet als we veiligheid, vrede, voorspoed en geluk hopen te vinden: ‘Broeders en zusters, het is geen kleinigheid om een profeet van God onder ons te hebben. De zegeningen die wij ontvangen als we naar het woord van God luisteren dat door hem tot ons komt, zijn wonderbaarlijk. (…) Als we de raad van de Heer in de woorden van de president van de kerk horen, behoort onze reactie positief en prompt te zijn. De geschiedenis toont aan dat veiligheid, vrede, voorspoed en geluk ons deel zijn als wij profetische raad aannemen.’ (Liahona, juli 2001, p. 80.)
-
President Boyd K. Packer heeft getuigd dat mensen die de profeten volgen zegeningen ten deel zullen vallen, en gewaarschuwd voor de gevolgen als we hen verwerpen:
‘Op een keer leidde Karl G. Maeser een gezelschap jonge zendelingen op een tocht door de Alpen. Toen zij de top van de berg hadden bereikt en omkeken, zagen zij een rij stokken die in de sneeuw waren gestoken om het enige veilige pad over de gevaarlijke gletsjer aan te geven.
‘Broeder Maeser wees ernaar en zei: “Broeders, ziedaar Gods priesterschapsdragers. Het gaat om heel gewone stokken, zoals wij allemaal, (…) maar de positie zij innemen, maakt hen voor ons wat zij zijn. Als wij ons afwenden van het door hen aangegeven pad, zijn wij verloren.” (Alma P. Burton, Karl G. Maeser, Mormon Educator [Salt Lake City: Deseret Book Co., 1953], p. 22.)
‘Hoewel niemand van ons volmaakt is, gaat de kerk, door gewone mensen geleid, voorwaarts.
‘De Heer heeft beloofd:
‘“Indien mijn volk luistert naar mijn stem en naar de stem van mijn dienstknechten die Ik aangewezen heb om mijn volk te leiden, zie, voorwaar, Ik zeg u: Zij zullen niet uit hun plaats verwijderd worden.
‘“Maar indien zij niet luisteren naar mijn stem, noch naar de stem van deze mannen die Ik heb aangewezen, zullen zij niet worden gezegend” (LV 124:45–46).
‘Ik getuig tot u, broeders en zusters, dat de leiders van de kerk van Godswege en door het juiste gezag zijn geroepen, en dat het de kerk bekend is dat zij dat gezag bezitten en op de juiste manier geordend zijn door de officieel geordende leiders van de kerk. Als we hen volgen, zullen we behouden worden. Als we van hen afdwalen, gaan we stellig verloren.’ (Ensign, mei 1985, p. 35.)
3 Nephi 11:3. Zij hoorden een stem
-
Ouderling Dallin H. Oaks heeft gezegd dat de ‘zachte stem’ die ‘hun hart [deed] branden’ (3 Nephi 11:3; cursivering toegevoegd) meer gevoeld dan gehoord werd: ‘Het woord “branden” in de Schriften betekent een gevoel van rust en sereniteit.’ (Zie ‘Onderrichten en leren door de Geest’, De Ster, mei 1999, p. 22.) Sereniteit betekent warmte, zachtmoedigheid en kalmte.
-
Net zoals de Nephieten ‘hun oren open’ moesten zetten (3 Nephi 11:5) om de stem van God te horen, heeft president Boyd K. Packer aangegeven dat wij moeten opletten om de zachte influisteringen van de Geest te voelen:
‘De stem van de Geest wordt in de Schriften niet als “luid” of “scherp” beschreven. Zij is “geen stem des donders” en “evenmin een stem van daverend rumoer”, maar “een zachte stem van een volmaakte mildheid, als een fluistering”, en ze dringt door “tot in het diepste der ziel” en “[doet het] hart branden”. (3 Nephi 11:3; Helaman 5:30; zie ook LV 85:6.) Vergeet niet dat Elia merkte dat de stem van de Heer niet in de wind was, niet in de aardbeving of het vuur, maar een stille, zachte stem, te horen in het “suizen van een zachte koelte”. (1 Koningen 19:12.)
‘De Geest vraagt niet om onze aandacht door te schreeuwen of ons hard door elkaar te schudden. In plaats daarvan fluistert Hij. Hij raakt ons zo zacht aan dat we Hem misschien niet eens voelen als we door andere zaken in beslag worden genomen. (Geen wonder dat het woord van wijsheid aan ons is geopenbaard. Want hoe zou de dronkaard of de verslaafde ooit zijn stem kunnen horen?)
Soms oefent de Geest net voldoende druk uit om onze aandacht te trekken. Maar meestal zal de Geest Zich terugtrekken als we niet openstaan voor die zachte influistering.’ (‘The Candle of the Lord’, Ensign, januari 1983, p. 53.)
3 Nephi 11:5–7. ‘Ziet mijn geliefde Zoon’
-
President Ezra Taft Benson heeft gesproken over de zeldzame ervaring om de stem van onze hemelse Vader te horen:
‘Maar weinig mensen in de hele geschiedenis van de wereld hebben God de Vader tot zich horen spreken. Toen het volk hemelwaarts blikte, “zie, zij zagen een Man uit de hemel neerdalen; en Hij was gekleed in een wit gewaad; en Hij daalde neer en stond in hun midden” [3 Nephi 11:8].
‘Een heerlijk, opgestaan wezen, een lid van de Godheid, de Schepper van ontelbare werelden, de God van Abraham, Isaak en Jakob, stond voor hen!’ (Ensign, mei 1987, p. 5.)
3 Nephi 11:11. De bittere beker
-
President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft gezegd dat we onze eigen ‘bittere bekers’ in moeilijke tijden beter kunnen doorstaan als we het voorbeeld van de Heiland volgen: ‘Veel leden die drinken uit de bittere beker die hun wordt voorgehouden, denken ten onrechte dat die aan anderen voorbijgaat. Jezus van Nazaret was nog maar net uit de hemel neergedaald tussen het Nephitische volk in Amerika toen Hij indringend sprak over de bittere beker die de Vader Hem had gegeven (zie 3 Nephi 11:11). Ieder mens krijgt zijn deel aan bitterheid te slikken. Ouders van wie een kind afdwaalt, ondervinden een verdriet dat met geen pen te beschrijven is. Een vrouw van wie de echtgenoot wreed of bot is, kan daar dag in dag uit onder gebukt gaan. Leden bij wie het niet tot een huwelijk komt, kunnen leed en teleurstelling te verduren krijgen. Nadat men echter uit de bittere beker heeft gedronken, komt de tijd dat men de situatie moet aanvaarden zoals die is en God en andere mensen moet gaan dienen. President Harold B. Lee heeft gezegd: “Laat zelfmedelijden of wanhoop u niet afleiden van de koers waarvan u weet dat die juist is.” De Heiland heeft de correcte koers uitgestippeld: we moeten in de geest en het hart worden wedergeboren.’ (Zie ’Worden wedergeboren’, De Ster, juni 1998, pp. 3–4.)
3 Nephi 11:14–17. De wonden in zijn handen, voeten en zijde
-
Toen de herrezen Heer aan de Nephieten verscheen, liet Hij ze de wonden in zijn handen, voeten en zijde voelen, zodat zij getuige konden zijn van zijn opstandig (zie 3 Nephi 11:14). Ouderling Jeffrey R. Holland heeft gezegd dat de fatale wonden van Jezus Christus tekens van zijn offer zijn:
‘Hoe duister onze tijd ook mag lijken, het was veel duisterder voor de Heiland van de wereld. Als een herinnering aan die tijd heeft Jezus besloten om, zelfs met een herrezen, anderszins vervolmaakt lichaam, voor zijn discipelen de wonden in zijn handen en voeten en zij te houden — tekens, zo u wilt, dat zelfs de reinen en de volmaakten pijnlijke dingen overkomen, dat de pijn in deze wereld geen bewijs is dat God niet van u houdt; tekens, zo u wilt, dat problemen voorbijgaan en dat wij gelukkig kunnen zijn. Herinner anderen eraan dat het de gewonde Christus is die de Aanvoerder van onze ziel is, Hij die nog de littekens draagt van onze vergiffenis, het letsel van zijn liefde en ootmoed, het opengereten vlees van gehoorzaamheid en opoffering.
‘Die wonden zijn de voornaamste manier om Hem te herkennen wanneer Hij wederkomt. Hij kan ons vragen om naar voren te komen, zoals Hij anderen gevraagd heeft om die tekens te zien en te voelen. Dan zullen wij, als het niet eerder gebeurt, ons net als Jesaja herinneren dat het voor ons was dat een God werd “veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte”, dat Hij “om onze overtredingen werd (…) doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden” (Jesaja 53:3, 5).’ (‘Hij leerde, verkondigde, genas’, Liahona, januari 2003, p. 22.)
3 Nephi 11:16–21. Hosanna
-
‘Het woord Hosanna is een transliteratie van een Hebreeuws woord dat een kernachtig gebed uitdrukt: “O, schenk heil”. De mensen vroegen de Heiland klaarblijkelijk om hen de weg tot heil te leren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Hij ze direct in de basisbeginselen en verordeningen van het evangelie onderwees.’ (Daniel H. Ludlow, A Companion to Your Study of the Book of Mormon [1976], pp. 261–262.)
3 Nephi 11:21–27. Het belang van de doop
-
Onder de Nephieten was kennelijk enige woordenstrijd geweest over de wijze van dopen. De Heer legde uit hoe die verordening moest gebeuren. President Boyd K. Packer heeft de betekenis van de doop toegelicht en gewaarschuwd dat we die heilige verordening niet moeten veranderen:
‘De doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden is de eerste verordening. De doop moet door onderdompeling geschieden, want dat staat symbool voor zowel het voortkomen uit de tijdelijke dood, het graf, als de reiniging die nodig is voor de verlossing uit de geestelijke dood.
‘(…) Volgens het plan is de doop niet alleen een toegangspoort tot lidmaatschap in de kerk van Jezus Christus. De doop houdt tevens het begin van een geestelijke wedergeboorte in die ons uiteindelijk in Gods tegenwoordigheid terug kan voeren.
‘Als we werkelijk begrepen wat de doop betekent, zouden we er nooit geringschattend over doen of de vorm van die heilige verordening veranderen. (…) Door het avondmaal hernieuwen we het verbond.’ (Our Father’s Plan [1984], pp. 39–40.)
3 Nephi 11:28–30. Twist vermijden
-
President Henry B. Eyring heeft gezegd dat de Geest van God mensen niet aanzet tot twist: ‘Als mensen die Geest bij zich hebben, kunnen we eensgezindheid verwachten. De Geest plaatst het getuigenis van waarheid in ons hart, waardoor zij die anderen in dat getuigenis laten delen, verenigd worden. De Geest van God brengt nooit onenigheid voort (zie 3 Nephi 11:29). Hij zal nooit de aandacht vestigen op verschillen tussen de mensen die tot strijd aanleiding geven. (Zie Joseph F. Smith, Gospel Doctrine, 13de druk [1963], p. 131.) Hij verschaft gemoedsrust en een gevoel van eenheid met anderen. Hij verenigt zielen. Een verenigd gezin, een verenigde kerk en een vredige wereld zijn afhankelijk van verenigde zielen.’ (Zie De Ster, juli 1998, p. 75.)
-
President Thomas S. Monson heeft eens een verhaal verteld over de zegeningen die uit het vermijden van twist voortvloeien. Na het lezen van 3 Nephi 11:28–30 zei hij:
‘Ik wil afsluiten met een verhaal over twee mannen die wat mij betreft helden zijn. Hun heldendaden zijn echter niet voor het oog van de natie verricht, maar in een rustige vallei die we kennen als Midway (Utah, VS).
‘Vele jaren geleden werkten Roy Kohler en Grant Remund samen in hun kerkroepingen. Ze waren de beste vrienden. Ze hadden allebei een gemengd boerenbedrijf. Door een misverstand ontstond er echter een soort kloof tussen hen.
‘Later kreeg Roy Kohler kanker. Hij had nog maar kort te leven toen mijn vrouw, Frances, en ik Roy en zijn vrouw een bezoek brachten en ik hem een zalving gaf. Toen we naderhand met elkaar spraken, zei broeder Kohler: “Ik zal u een van de fijnste ervaringen van mijn leven vertellen.” Hij vertelde toen over zijn misverstand met Grant Remund en de daaruit voortvloeiende vervreemding. Hij zei: “We wilden eigenlijk niets meer met elkaar te maken hebben.”
‘Roy vervolgde: “Ik had pas ons hooi voor de komende winter opgeslagen, toen het hooi op een avond ging broeien en vlam vatte, waardoor het hooi verbrandde en de schuur en alles erin tot de grond toe afbrandde. Ik was er kapot van,” zei Roy, “ik wist niet wat ik moest doen. Het was een donkere avond — je kon alleen de laatste vonken van het vuur zien. Toen zag ik over de weg, uit de richting van Grant Remunds boerderij, de lichten van tractoren en andere zware machines mijn kant op komen. Toen de ‘reddingsploeg’ onze inrit inreed en mij in tranen vond, zei Grant: ‘Roy, je hebt heel wat rommel op te ruimen. Mijn jongens en ik zijn er. Laten we aan de slag gaan.’” Samen pakten ze het werk aan. De verborgen wig die hen enige tijd uit elkaar had gedreven, was voor altijd verdwenen. Ze werkten de hele nacht door, tot de volgende dag, toen nog veel andere omwonenden kwamen helpen.
Roy Kohler is inmiddels heengegaan en Grant Remund een dagje ouder geworden. Hun zoons zijn samen lid van de bisschap van diezelfde wijk geweest. Ik stel de vriendschap van die twee fantastische families zeer op prijs.’ (Liahona, juli 2002, p. 22.)
3 Nephi 11:28–40. Jezus spreekt over zijn leer
-
De uitdrukking ‘mijn leer’ staat acht keer in vss. 28–40 van 3 Nephi 11. De Heer omschreef zijn leer als bekering en doop. In 2 Nephi 31 behandelde Nephi in soortgelijke taal uitgebreid wat hij ‘de leer van Christus’ noemde. Nephi somde geloof, bekering, de doop, de Heilige Geest, schriftstudie en volharden tot het einde in zijn lijst met de leer van Christus op. De Heer herhaalde diezelfde beginselen later tijdens zijn bezoek aan de mensen in het Boek van Mormon (zie 3 Nephi 27) en verwees ernaar als ‘mijn evangelie’. Die beginselen doen ons denken aan Geloofsartikelen 1:4: ‘Wij geloven dat de eerste beginselen en verordeningen van het evangelie zijn: ten eerste, geloof in de Heer Jezus Christus; ten tweede, bekering; ten derde, doop door onderdompeling tot vergeving van zonden; ten vierde, handoplegging voor de gave van de Heilige Geest.’
Stof tot nadenken
-
Waarom is volledige duisternis een passend symbool voor de dood van de Heiland?
-
Hoe heeft de Heer geprobeerd u tot zijn kudde te vergaderen?
-
Hoe kan iemand ‘een gebroken hart’ en ‘een verslagen geest’ verkrijgen? (3 Nephi 9:20).
-
Wat is het verschil tussen de ‘geest van twisten’ (3 Nephi 11:29) en een gesprek om een meningsverschil bij te leggen? Hoe kunnen mensen met elkaar van mening verschillen zonder twistziek te worden?
Voorgestelde opdrachten
-
Alleen zij die de profeten hadden aangenomen bleven gespaard voor de verwoestingen bij de komst van de Heer. Maak een overzicht van de aanwijzingen die de profeet en leden van het Quorum der Twaalf Apostelen gedurende recente bijeenkomsten van de algemene conferentie hebben gegeven. Maak plannen om ze in uw leven toe te passen.
-
Zowel Nephi als Samuël de Lamaniet profeteerden specifiek over de verwoesting die Amerika zou treffen kort na de dood van Jezus Christus in Jeruzalem. Vergelijk de profetieën in 2 Nephi 26:3–9 en Helaman 14:20–27 met de vervulling ervan in 3 Nephi 8:5–23.
-
Maar weinig mensen in de hele geschiedenis van de wereld hebben God de Vader tot zich horen spreken. Maak een schema met een vergelijking van de woorden die onze hemelse Vader sprak bij de doop van Jezus Christus (zie Matteüs 3:17; Marcus 1:11; Lucas 3:22); op de berg der verheerlijking (zie Matteüs 17:5; Marcus 9:7; Lucas 9:35); tot de Nephieten (3 Nephi 11:7); en tot de profeet Joseph Smith (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17). Beschrijf het belang van elk van die uitspraken.