Hoofdstuk 41
3 Nephi 12–14
Inleiding
Tijdens zijn aardse bediening spoorde Jezus zijn discipelen in de bergrede aan om met een volmaakt voornemen des harten naar vervolmaking te streven. Na zijn opstanding is Jezus aan de mensen in het Boek van Mormon op het westelijk halfrond verschenen en hield Hij die rede nogmaals.
De evangelienormen in deze rede zijn in onze tijd door hedendaagse openbaring herbevestigd. President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft gezegd: ‘De buitengewone boodschap van de Heiland in de bergrede is voor ons als een brandende braamstruik: “Maar streeft er eerst naar het koninkrijk Gods op te bouwen en zijn gerechtigheid te vestigen” [BJS, Matteüs 6:38; zie ook Matteüs 6:33]. Deze boodschap moet ons hart en onze ziel doordringen. Als we deze boodschap aanvaarden, besluiten we waar we in dit leven voor staan.’ (Liahona, mei 2004, p. 67.)
Tijdens uw studie van deze heilige beginselen in het Boek van Mormon doet u inzichten op waarmee u getrouwer de weg naar volmaking zult bewandelen.
Toelichting
3 Nephi 12–14. Een blauwdruk voor ons leven
-
De bergrede in zowel de Bijbel als het Boek van Mormon is de blauwdruk van de Heer voor onze volmaking. President Harold B. Lee (1899–1973) heeft over die rede gezegd: ‘Christus kwam niet alleen in de wereld om de verzoening voor de zonden van de mens tot stand te brengen, maar ook om een voorbeeld aan de wereld te geven van de mate van volmaaktheid van Gods wet en van gehoorzaamheid aan de Vader. In de bergrede heeft de Meester ons een soort openbaring over zijn eigen karakter gegeven, dat volmaakt is, ofwel “een autobiografie, waarvan Hij iedere lettergreep in daden heeft omgezet”, waardoor Hij ons een blauwdruk voor ons leven heeft gegeven.’ (Decisions for Successful Living [1973], pp. 55–56.)
3 Nephi 12:1–2. Acht slaan op de apostelen
-
De Heiland wees aan het begin van zijn rede tot de Nephieten op het belang van het volgen van de twaalf Nephitische discipelen, die Hij had geroepen en macht en gezag had verleend. In hedendaagse openbaring worden ook veiligheid en zegeningen beloofd aan wie de gekozen dienstknechten van de Heer volgen (zie LV 1:38; 21:6). Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd waarom het voor ons van cruciaal belang is om het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen in deze tijd te volgen:
‘Het apostolische en profetische fundament van de kerk is om altijd tot zegen te zijn, maar vooral in tijden van tegenspoed of gevaar, als we ons als een kind voelen, verward en verdwaald, misschien een beetje angstig, als de onoprechte mensen om ons heen of de duivel met al zijn geslepenheid ons proberen te verwarren of te misleiden. Met het oog op die tijden zijn het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen door God geroepen en door u gesteund als profeten, zieners en openbaarders. (…)
‘(…) Zo’n fundament in Christus was en is altijd een bescherming. (…) In de tijd waarin wij nu leven — een tijd die min of meer zo zal blijven — zullen de stormen van het leven “geen macht over u (…) hebben (…)” [Helaman 5:12].’ (Liahona, november 2004, p. 7.)
3 Nephi 12:3–12. De zaligsprekingen
-
De rede van de Heiland begint met de zogenoemde zaligsprekingen. Die uitspraken beginnen met de woorden zalig (…) of ‘gezegend zijn (…)’ (zie 3 Nephi 12:1–11). Zaligsprekingen geven dus een gelukkige, gezegende staat aan. Die woorden beschrijven de heerlijke gevolgen als de heiligen de leringen van deze rede toepassen.
In de Engelstalige LDS Bible Dictionary staat dat de zaligsprekingen ‘bepaalde elementen beschrijven die samen een verfijnd en geestelijk karakter vormen, en die allemaal aanwezig zijn als dat karakter in volmaakte vorm bestaat. De zaligsprekingen zijn geen losse uitspraken, maar zijn onderling met elkaar verbonden en bouwen op elkaar voort wat de rangschikking ervan betreft.’ (Beatitudes’, p. 620.) De Gids bij de Schriften voegt toe: ‘De zaligsprekingen zijn zo gerangschikt dat elke uitspraak voortvloeit uit de vorige.’ (‘Zaligsprekingen’.)
President Harold B. Lee heeft de zaligsprekingen de ‘grondwet voor een volmaakt leven’ genoemd: ‘Vier ervan hebben te maken met ons innerlijke, persoonlijke leven’ en vier ervan ‘hebben te maken met de intermenselijke verhoudingen.’ (Decisions for Successful Living [1973], pp. 57, 60.) Het volgende schema illustreert die verhoudingen:
Met onszelf
Met anderen
Gezegend zijn de armen van geest.
Gezegend zijn de zachtmoedigen.
Gezegend zijn allen die treuren.
Gezegend zijn de barmhartigen.
Gezegend zijn allen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid.
Gezegend zijn alle vredestichters.
Gezegend zijn alle reinen van hart.
Gezegend zijn allen die omwille van mijn naam worden vervolgd.
3 Nephi 12:3. ‘Gezegend zijn de armen van geest die tot Mij komen’
-
President Harold B. Lee heeft toegelicht wat arm van geest betekent:
‘De Meester heeft gezegd: “Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.” (Matteüs 5:3.) De armen van geest zijn uiteraard degenen die geestelijk arm zijn, die zich geestelijk zo verarmd voelen dat ze intens verlangen naar en vragen om hulp. (…)
‘Ieder van ons moet zich op enig moment op onze weg omhoog naar volmaking de vraag stellen: Waarin schiet ik nog tekort?’ (Stand Ye in Holy Places [1974], p. 210.)
-
De woorden ‘die tot Mij komen’ (3 Nephi 12:3) staan niet in de bergrede zoals die in het Nieuwe Testament is opgetekend, maar verduidelijken de lering van de Heiland. We zijn gezegend als we arm van geest zijn en tot Christus komen. De Heiland heeft in 3 Nephi 12:2 beschreven hoe we tot Hem beginnen te komen. De woorden ‘die tot Mij komen’ zijn in beginsel ook van toepassing op de overige zaligsprekingen. Om vertroost te worden (vers 4), de aarde te beërven (vers 5), met de Heilige Geest vervuld te worden (vers 6), barmhartigheid te verkrijgen (vers 7) of God te zien (vers 8), moeten we tot Christus komen.
In de aanloop naar zijn rede sprak de Heer over hoe we tot Hem komen en noemde daarbij negentien keer de doop in 3 Nephi 11:21 tot en met 12:2. We komen pas volledig ‘tot Christus’ als we de heilsverordeningen aanvaarden.
President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft nog meer manieren beschreven waarop we tot Christus kunnen komen: ‘Kom tot Christus door het evangelie te verkondigen, ons leven te vervolmaken en de doden te verlossen. Naarmate wij tot Christus komen, zijn wij onszelf, onze familieleden en de levende en overleden kinderen van onze hemelse Vader tot zegen.’ (Ensign, mei 1988, p. 85.)
3 Nephi 12:4. ‘Gezegend zijn allen die treuren’
-
Ouderling Spencer J. Condie van de Zeventig heeft uitgelegd hoe de zaligsprekingen op elkaar voortbouwen: ‘De zaligsprekingen zijn op te vatten als een recept voor rechtschapenheid in kleine stapjes, te beginnen met “de armen van geest die tot [Christus] komen” (3 Nephi 12:3). De volgende stap in de celestiale richting is te treuren, vooral om onze zonden, want “de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil” (2 Korintiërs 7:10).’ (Your Agency, Handle with Care [1996], p. 8.)
3 Nephi 12:5. ‘Gezegend zijn de zachtmoedigen’
-
President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gezegd dat zachtmoedigheid geen zwakheid is:
‘Als de Heer zachtmoedig, ootmoedig en nederig was, moet iemand om nederig te worden doen wat Hij deed: zich ferm uitspreken tegen het kwaad, goede werken kloekmoedig bevorderen, ieder probleem onverschrokken het hoofd bieden, meester over zichzelf en de situaties om zich heen worden en niet zoeken naar eigen lof en eer.
‘Nederigheid is niet pretentieus, aanmatigend of verwaand. Zij is niet zwak, wankel of slaafs. (…)
‘Ootmoedig en zachtmoedig slaan op deugden, niet op zwakheden. Ze slaan op een zachtaardig temperament en afwezigheid van wrok en heftige emoties. (…) Er is geen sprake van slaafse onderworpenheid. Er is geen sprake van lafheid of angst. (…)
‘Hoe wordt iemand nederig? Volgens mij als iemand voortdurend aan zijn afhankelijkheid herinnerd wordt. Afhankelijk van wie? Van de Heer. En hoe wordt hij daaraan herinnerd? Door oprechte, constante, eerbiedige, dankbare gebeden.’ (The Teachings of Spencer W. Kimball, bewerkt door Edward L. Kimball [1982], pp. 232–233.)
3 Nephi 12:6. ‘Hongeren en dorsten naar gerechtigheid’
-
Toen zuster Sheri L. Dew werkzaam was in het algemeen ZHV-presidium van de kerk, heeft ze het verband toegelicht tussen verlangen (hongeren en dorsten) en handelen, ofwel het vermogen om de gewenste resultaten te verwezenlijken: ‘Ons geestelijk gehoor hangt samen met onze bereidheid om eraan te werken. President Hinckley heeft vaak gezegd dat de enige hem bekende manier om iets gedaan te krijgen is op zijn knieën te gaan en te smeken om hulp, en vervolgens op te staan en aan de slag te gaan. Die combinatie van geloof en hard werken is de volmaakte manier om de taal van de Geest te leren. De Heiland heeft gezegd: “Gezegend zijn allen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen met de Heilige Geest worden vervuld” (3 Nephi 12:6; cursivering toegevoegd). Hongeren en dorsten is niets anders dan geestelijke arbeid. Aanbidding in de tempel, bekering om steeds reiner te worden, vergeving schenken en om vergeving vragen, en oprecht vasten en bidden helpen ons steeds meer open te staan voor de Geest. Geestelijke arbeid werkt en is de sleutel tot het leren horen van de stem van de Heer.’ (Zie ‘We zijn niet alleen’, De Ster, januari 1999, p. 114.)
3 Nephi 12:8. ‘Reinen van hart’
-
Ouderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd wat rein van hart zijn betekent:
‘Zonder bedrog zijn betekent rein van hart zijn — een onontbeerlijke deugd voor wie onder de ware volgelingen van Christus gerekend willen worden. (…)
‘Als we zonder bedrog zijn, zijn we oprecht, trouw en rechtschapen. Dat zijn goddelijke eigenschappen die van de heiligen worden geëist. Oprechte mensen zijn eerlijk en waarheidlievend in hun spraak, recht door zee in hun omgang, vrij van misleiding en staan boven diefstal, het geven van een verkeerde voorstelling van zaken of welke andere bedrieglijke handeling dan ook. Eerlijkheid is van God en oneerlijkheid van de duivel, die een leugenaar is geweest vanaf het begin. Rechtschapenheid is leven in overeenstemming met de wetten, beginselen en verordeningen van het evangelie.’ (Finding Peace in Our Lives [1995], pp. 181–182.)
3 Nephi 12:9. Vredestichters
-
Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft getuigd van de ultieme bron om een vredestichter te worden: ‘Tot Jezus Christus komen, die de “Vredevorst” [Jesaja 9:6] is, is de weg naar vrede op aarde bij mensen des welbehagens [zie Lucas 2:14].’ (Liahona, november 2002, p. 39.)
-
Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft beschreven hoe we een vredestichter kunnen worden: ‘Vredestichters: in de volle betekenis van het woord zijn alleen degenen die de volheid van het evangelie geloven en verspreiden vredestichters volgens deze zaligspreking. Het evangelie is de boodschap van vrede voor de hele mensheid. Kinderen van God: zij die in Gods familie zijn opgenomen door hun toewijding aan de waarheid. Door een dergelijke koers worden zij erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus. (Zie Romeinen 8:14–18; Galaten 3:26–29; 4:1–7.)’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1971–1973], deel 1, p. 216.)
3 Nephi 12:13. ‘Het zout der aarde’
-
Het verslag in het Boek van Mormon geeft aan dat ‘het zout der aarde te zijn’ een doel is waarnaar alle leden van de kerk dienen te streven (3 Nephi 12:13). In het Mosaïsche offerritueel wees zout erop dat we onze verbonden met God moesten gedenken en bewaren (zie Numeri 18:19; 2 Kronieken 13:5). In soortgelijke zin moeten de heiligen de verbonden in deze laatste dagen helpen herstellen en bewaren. Leer en Verbonden 101:39–40 geeft aan wanneer men tot ‘het zout der aarde’ wordt gerekend.
Tot ‘het zout der aarde’ worden gerekend heeft grote betekenis. Ouderling Carlos E. Asay (1926–1999) heeft als lid van het Presidium der Zeventig tegen priesterschapsdragers gezegd:
‘“Wanneer de mensen tot mijn eeuwigdurend evangelie worden geroepen, en zich met een eeuwigdurend verbond verbinden, worden zij gerekend tot het zout der aarde en de kracht der mensen;
‘“zij worden geroepen om de kracht der mensen te zijn” (LV 101:39–40; cursivering toegevoegd).
‘Het woord kracht duidt hier op smaak, smaakmaker, goede kwaliteit en goede reputatie. (…)
‘Een wereldberoemd scheikundige vertelde mij dat zout zijn smaak of kracht niet door ouderdom verliest. Die smaak en kracht gaan verloren door vermenging en onzuiverheden. Gelijkerwijs gaat ook de macht van het priesterschap niet door ouderdom verloren, maar verdwijnt die door vermenging en onzuiverheden. (…)
‘Smaak en kwaliteit ontvlieden de man die zijn verstand bezoedelt met onreine gedachten, zijn mond ontheiligt door onwaarheden te spreken en zijn kracht verkeerd aanwendt voor slechte daden. (…)
‘Ik wil deze eenvoudige richtlijnen in het bijzonder aan de jongemannen voorleggen als middelen om je smaak of kracht te behouden: als het niet rein is, denk het niet; als het niet waar is, zeg het niet; als het niet goed is, doe het niet.’ (Zie Marcus Aurelius, “The Meditations of Marcus Aurelius”, in The Harvard Classics, samengesteld door Charles W. Eliot, New York: P. F. Collier and Son, 1909, p. 211.)’ (Ensign, mei 1980, pp. 42–43.)
3 Nephi 12:14–16. ‘Laat dan uw licht (…) schijnen’
-
Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uit eigen ervaring verteld hoe belangrijk het is om een licht voor anderen te zijn:
‘Ik ben opgegroeid op Long Island in New York, en ik begreep hoe essentieel licht is voor wie in het donker op zee zijn. Hoe gevaarlijk is een ingestorte vuurtoren! Hoe verschrikkelijk is het als het licht van een vuurtoren uitvalt!
‘Wij, die de gave van de Heilige Geest hebben, moeten zijn aanwijzingen opvolgen zodat we een licht kunnen zijn voor anderen.
‘“Laat zo uw licht schijnen voor de mensen”, zei de Heer, “opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” [Matteüs 5:16].
‘We weten nooit wie zich op ons verlaten. En, zoals de Heiland heeft gezegd, we weten “niet of zij niet zullen terugkomen en zich bekeren, en met een volmaakt voornemen des harten tot Mij komen en Ik hen zal genezen, en gij het middel zult zijn om redding tot hen te brengen” [3 Nephi 18:32].’ (Liahona, juli 2002, p. 79.)
3 Nephi 12:17–20, 46–47. De wet van Mozes werd door Jezus Christus vervuld
-
Toen de Heiland op aarde was, stond in het religieuze en sociale leven van de Israëlieten al meer dan duizend jaar de wet van Mozes centraal. De Nephieten hadden geschreven kronieken van de wet op de koperen platen in hun bezit, en Nephitische profeten onderwezen in en hielden zich aan die wet. Bij zijn bezoek aan de Nephieten leerde de Heiland het volk dat de wet volledig in Hem was vervuld. Zij moesten echter niet menen dat de wet van Mozes ‘teniet’ was gedaan of ‘verdwenen’ was (3 Nephi 12:17–18). Hoe komt het dat de Heiland de wet van Mozes heeft ‘vervuld’ maar niet ‘teniet’ heeft gedaan? De wet van Mozes omvatte zowel morele als rituele aspecten.
De morele aspecten bestonden uit geboden als ‘gij zult niet doodslaan’ en ‘gij zult niet echtbreken’. Jezus Christus heeft de Nephieten geleerd dat ze niet alleen doodslag en echtbreuk moesten vermijden, maar ook boosheid en begeerte — toestanden van het hart die tot doodslag en echtbreuk leiden (zie 3 Nephi 12:21–30). Het evangelie van Jezus Christus is in die zin dus een vervulling van de wet van Mozes: de morele aspecten van die wet zijn opgenomen in een hogere wet. De morele geboden en verboden van de wet van Mozes zijn in de context van bredere evangeliebeginselen geplaatst, waarvoor een verandering van het hart is vereist.
De rituele aspecten van de wet van Mozes omvatten geboden inzake dierenoffers en brandoffers — die Abinadi ‘riten en verordeningen’ noemde (Mosiah 13:30). De Nephitische profeten begrepen dat die onderdelen van de wet van Mozes bedoeld waren om de mensen vooruit te laten blikken naar het zoenoffer van Jezus Christus (zie 2 Nephi 25:24; Jakob 4:5; Mosiah 16:14–15). Toen de aardse zending van de Heiland was volbracht, waren die verordeningen niet langer een symbool van een toekomstige gebeurtenis — die gebeurtenis had immers plaatsgevonden en de verordeningen waren in die zin tot vervulling gekomen. De Heiland leerde de Nephieten duidelijk dat dierenoffers en brandoffers moesten worden ‘afgeschaft’ en dat zijn volgelingen Hem voortaan als offer ‘een gebroken hart en een verslagen geest’ moesten brengen (3 Nephi 9:19–20). In plaats van verordeningen die vooruitblikken naar de verzoening, heeft de Heiland het avondmaal ingesteld, een verordening waarmee we zijn zoenoffer indachtig zijn en erop terugblikken (zie 3 Nephi 18:1–11).
-
Ouderling Bruce R. McConkie heeft gezegd: ‘Jezus kwam de volheid van het evangelie herstellen die men vóór de tijd van Mozes, vóór de tijd van de lagere orde, had genoten. Uiteraard kwam Hij niet tenietdoen wat Hij zelf aan Mozes had geopenbaard, net zo min als een hoogleraar wiskunde de rekentafels tenietdoet door zijn studenten hogere wiskundige principes uit te leggen. Jezus kwam voortbouwen op het fundament dat Mozes had gelegd. Met de herstelling van de volheid van het evangelie bracht Hij de noodzaak om aan de voorwaarden van het voorbereidende evangelie te voldoen tot vervulling. Niemand hoefde meer bij het licht van de maan te wandelen, want de zon was in al zijn heerlijkheid opgegaan.’ (Doctrinal New Testament Commentary, deel 1, pp. 219–220; zie ook Stephen E. Robinson, ‘The Law after Christ’, Ensign, september 1983, pp. 68–73.)
3 Nephi 12:19. ‘Een gebroken hart en een verslagen geest’
-
Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft getuigd hoe waardevol een gebroken hart en een verslagen geest zijn: ‘Ik getuig dat er “verlossing [komt] in en door de heilige Messias; (…) voor allen die een gebroken hart en een verslagen geest hebben; en voor niemand anders kan aan de doeleinden der wet worden voldaan” [2 Nephi 2:6–7; cursivering toegevoegd]. Die absolute vereiste van “een gebroken hart en een verslagen geest” houdt de noodzaak in om onderworpen, meegaand, ootmoedig (ofwel onderwijsbaar) en bereidwillig gehoorzaam te zijn.’ (Zie De Ster, juli 1997, p. 57.)
3 Nephi 12:22. ‘Wie vertoornd is op zijn broeder’
-
De leringen van de Heiland staan [in de Statenvertaling van] het Nieuwe Testament opgetekend als: ‘Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht’ (SV, Matteüs 5:22). Bij de leringen van de Heiland over dit onderwerp in het Boek van Mormon staat ‘ten onrechte’ er niet bij. Dat geeft aan dat we toorn of boosheid maar beter helemaal kunnen vermijden. Overigens bevat het oudste bekende manuscript van Matteüs 5:22 [en de NBG-vertaling van de Bijbel] de woorden ‘ten onrechte’ niet. (Zie Daniel K. Judd en Allen W. Stoddard, ‘Adding and Taking Away “Without a Cause” in Matthew 5:22’, in How the New Testament Came to Be, bewerkt door Kent P. Jackson en Frank F. Judd jr. [Sidney B. Sperry Symposium, 2006], p. 161.)
3 Nephi 12:27–29. Begeerte vermijden
-
Ouderling Richard G. Scott heeft de resultaten en motivatie van liefde tegen die van begeerte afgezet: ‘Liefde, zoals omschreven door de Heer, verheft, beschermt, respecteert en verrijkt wederzijds. Men wordt erdoor gemotiveerd om wederzijds offers te brengen. Satan bevordert valse liefde, die in werkelijkheid begeerte is. Het is een drang om de eigen behoeften te bevredigen. Misleide mensen die zich hiermee bezighouden, geven weinig om het verdriet en de ellende die anderen berokkend worden. Hoewel dit vaak gecamoufleerd wordt door mooie woorden, is de werkelijke motivatie het bevredigen van de eigen begeerten.’ (Zie De Ster, juli 1991, pp. 34–35.)
3 Nephi 12:30. Uw kruis opnemen
-
Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over het opnemen van ons kruis gezegd:
‘Dagelijks het kruis opnemen betekent ons dagelijks de begeerten van het vlees ontzeggen.
‘Door het voorbeeld te volgen van de Meester, die verleidingen te verduren kreeg maar er “geen acht op sloeg”, kunnen ook wij leven in een wereld vol verleidingen die niet “bovenmenselijk” zijn (1 Korintiërs 10:13). Natuurlijk merkte Jezus de enorme verleidingen die Hem werden voorgeschoteld wel op, maar Hij bleef er Zich niet mee bezighouden. Hij wees ze onmiddellijk van de hand. Als wij ons met verleidingen inlaten, laten ze ons binnen de kortste keren niet meer los. Die ongenode gasten aan de deur van onze gedachtewereld afwijzen is één manier om er geen acht op te slaan. Let wel, die zogenaamde gasten zijn echte schurken die we slechts met de grootste moeite kunnen verdrijven als ze eenmaal binnen zijn.’ (Ensign, mei 1987, p. 71.)
3 Nephi 12:31–32. ‘Wie huwt met haar die gescheiden is, pleegt echtbreuk’
-
Ouderling Bruce R. McConkie heeft toegelicht tot wie de Heiland hier sprak en welke betekenis die woorden voor ons in deze tijd hebben:
‘Deze strikte wet inzake echtscheiding werd niet aan de Farizeeën of aan de wereld in het algemeen gegeven, maar aan de discipelen, “thuis”, op een later moment zoals Marcus dat uitlegt. Bovendien lichtte Jezus uitdrukkelijk toe dat die wet niet voor iedereen gold. Niet alle mensen konden zich aan die hoge norm houden; ze gold alleen voor degenen aan wie die werd gegeven.
‘(…) Die norm is in verschillende tijden en onder verschillende groepen van kracht geweest, maar de kerk is er tegenwoordig niet aan gebonden. In deze tijd zijn echtscheidingen in de kerk geoorloofd om diverse redenen anders dan seksuele immoraliteit, en staat het gescheiden leden van de kerk vrij om opnieuw te trouwen en alle zegeningen van het evangelie te genieten.’ (Doctrinal New Testament Commentary, deel 1, pp. 548–549.)
-
Het lijkt erop dat de woorden van de Heiland niet zozeer bedoeld waren om mensen te veroordelen die trouwen met iemand die gescheiden is, maar om de mensen onder meer te leren dat ze een echtscheiding niet moeten aangrijpen als oplossing voor alle kleine irritaties die zich in een huwelijk voordoen. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft over echtscheiding gezegd:
‘Natuurlijk is niet alles in het huwelijk rozengeur en maneschijn. Jaren geleden heb ik het volgende citaat van Jenkins Lloyd Jones uit de krant geknipt:
‘“Duizenden paartjes die in de bioscoop elkaars hand vasthouden en elkaar knuffelen lijken te denken dat het huwelijk bestaat uit een leuk huisje, omringd door eeuwig bloeiende stokrozen, waarin een eeuwig jonge en betoverende echtgenote haar eeuwig jonge en knappe echtgenoot opwacht. Maar als de stokrozen verwelken en plaatsmaken voor de sleur en de rekeningen, stapelen de echtscheidingen zich op. (…)
‘“Wie denkt dat rozengeur en maneschijn normaal zijn, zal veel tijd verdoen met rondbazuinen dat hij beroofd is.’ (‘Big Rock Candy Mountains’, Deseret News, 12 juni 1973, p. A4.) (…)
‘(…) Van alle drama’s is het meest tragische en het meest voorkomende wel echtscheiding. Het is een grote plaag geworden. In het nieuwste nummer van de World Almanac staat dat er in de Verenigde Staten in een tijdsbestek van twaalf maanden, tot en met maart 1990, naar schatting 2.423.000 paren in het huwelijk traden. In diezelfde periode scheidden naar schatting 1.177.000 paren. (Zie The World Almanac and Book of Facts 1991 [New York: World Almanac, 1990], p. 834.)
Dat houdt in dat er in de Verenigde Staten ten opzichte van elke twee huwelijken één echtscheiding werd uitgesproken. (…)
‘Zelfzucht is zo vaak de basis van (…) problemen. (…)
‘Teveel mensen die in het huwelijk treden zijn vertroeteld en verwend, en hebben om de een of andere reden het idee dat alles altijd precies goed moet zijn, dat het leven één groot, kleurrijk feest is, dat begeerten bevredigd mogen worden zonder zich ergens aan te hoeven storen. Hoe tragisch zijn de gevolgen van een dergelijke holle en onredelijke denkwijze! (…)
‘(…) De remedie voor de meeste spanningen in een huwelijk is geen echtscheiding, maar bekering. De oplossing ligt niet in scheiding van tafel en bed, maar in de eenvoudige integriteit die een man ertoe aanzet om zijn rug te rechten en zijn verplichtingen na te komen. Ze ligt in de toepassing van de gulden regel. (…)
‘[De partners] moeten bereid zijn kleine fouten over het hoofd te zien, te vergeven en daarna te vergeten.
‘Zij moeten hun tong in toom houden. Drift is wreed en bijtend, ondermijnt genegenheid en drijft liefde uit.
‘De [echtelieden] moeten zelfbeheersing betrachten die hen weerhoudt van misbruik. (…)
‘Zo nu en dan zal er een legitieme reden voor echtscheiding zijn. Ik zal niet zeggen dat echtscheiding nooit gerechtvaardigd is. Maar ik zeg ook zonder enig voorbehoud dat deze plaag, die overal om zich heen grijpt, niet van God is, maar eerder het werk van de tegenstander van rechtschapenheid, vrede en waarheid.’ (Zie De Ster , juli 1991, pp. 68–71.)
3 Nephi 12:48. ‘Ik wil dat gij volmaakt zijt’
-
In dit leven kunnen we niet volmaakt zijn. Toch heeft president James E. Faust gezegd dat we nu naar volmaking moeten streven zodat we die in het leven hierna kunnen bereiken: ‘Volmaking is een eeuwig doel. Ook al kunnen we in het sterfelijk leven niet volmaakt worden, toch is ons geboden ernaar te streven — een gebod dat wij uiteindelijk, door de verzoening, kunnen volbrengen.’ (Zie De Ster, juli 1999, p. 21.)
-
President Spencer W. Kimball heeft over de noodzaak om naar volmaking te streven gezegd: ‘“Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.” (Matteüs 5:48.) Welnu, dat is een haalbaar doel. We worden niet verhoogd, we bereiken onze bestemming niet, tenzij we volmaakt zijn, en dit moment is de beste tijd in de wereld om naar volmaking te gaan streven. Ik heb moeite met mensen die zeggen: “Ach, niemand is volmaakt”, waarmee ze eigenlijk bedoelen: “dus waarom zou ik ’t proberen?” Uiteraard is niemand helemaal volmaakt, maar er zijn er die al aardig op weg zijn.’ (Teachings of Spencer W. Kimball, p. 165.)
3 Nephi 13:1–8, 16–18. Doe uw goede werken niet om door anderen gezien te worden
-
Deze verzen in 3 Nephi wijzen erop dat we niet in het openbaar geld aan de armen moeten geven of bidden en vasten om door anderen gezien te worden. De Heer spoort ons aan om onze goede werken in het verborgene te doen. President Thomas S. Monson heeft de waarde van anoniem dienstbetoon toegelicht:
‘Ik richtte me eens tot de receptie van een groot ziekenhuis om te vragen naar het kamernummer van een patiënt die ik een bezoek wilde brengen. Zoals dat bij nagenoeg alle ziekenhuizen het geval is, was men ook in dit ziekenhuis flink bezig met uitbreidingswerkzaamheden. Achter de balie van de receptie was een prachtige gedenkplaat aangebracht met een woord van dank erin gegraveerd aan de donateurs die de uitbreiding mogelijk hadden gemaakt. De naam van iedere donateur die 100.000 dollar of meer had bijgedragen, stond met sierlijke letters gegraveerd op een apart bronzen plaatje dat met een glinsterend kettinkje aan de gedenkplaat was bevestigd.
‘De namen van al die weldoeners waren bij iedereen wel bekend. Kopstukken uit de handelswereld, industrie en wetenschap — ze stonden er allemaal op. Ik was dankbaar voor hun gulle liefdadigheid. Toen viel mijn blik op een bronzen plakkaatje dat er anders uitzag dan de rest — er stond geen naam op vermeld. Er was slechts één enkel woord op gegraveerd: “Anoniem”. Ik glimlachte en vroeg me af wie die anonieme donateur geweest kon zijn. Hij of zij kende vast een stille vreugde die anderen ontging. (…)
‘Een jaar geleden, in de winter [van 1981], begon een modern verkeersvliegtuig kort na de start te haperen en stortte in de ijskoude Potomac River neer. Er werden op die dag vele bewijzen van heldenmoed en onverschrokkenheid ten beste gegeven, waarvan de meest dramatische door de piloot van een reddingshelikopter werd waargenomen. De reddingskabel werd gevierd tot aan een rondspartelende drenkeling. In plaats van de reddingsgordel te grijpen en zichzelf in veiligheid te brengen, gordde de man de kabel om iemand anders heen, die daarop in veiligheid werd gebracht. De kabel werd opnieuw neergelaten en weer werd een ander gered. Zo werden vijf mensen uit het ijzige water gered. Onder hen bevond zich niet de anonieme held. Onbekend van naam “verliet hij de heldere lucht, die hij met zijn eer ondertekende”. (Stephen Spender, “I think continually of those—” in Masterpieces of Religious Verse, samengesteld door James Dalton Morrison [New York: Harper and Brothers Publishers], p. 291.) (…)
‘Moge deze waarheid [dienstbaarheid] tot gids van uw leven dienen. Moge onze blik zich opwaarts richten terwijl we voorwaarts gaan in dienst van onze God en onze medemens. En moge ons oor zich neigen tot Galilea, opdat wij misschien een echo mogen opvangen van de leringen van de Heiland: “Ziet toe, dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden” (Matteüs 6:1). “Laat (…) uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet” (Matteüs 6:3). En als wij een goede daad verrichten: “Ziet toe, dat gij het aan niemand zegt” (Matteüs 8:4). Ons hart wordt dan lichter, ons leven zonniger en onze ziel rijker.
‘Liefdevol dienstbetoon dat in anonimiteit wordt verleend, mag dan verborgen blijven voor de mens — de gave en gever zijn echter bekend bij God.’ (Ensign, mei 1983, pp. 55–57.)
3 Nephi 13:7. ‘Gebruikt dan geen ijdele herhalingen’
-
IJdel betekent onder meer nutteloos, waardeloos, hol, onbeduidend. Onze gebeden zijn ijdel als we ze uit gewoonte opzeggen zonder er bij na te denken of onze gevoelens te laten spreken.
‘De profeet Mormon maant terecht dat het nutteloos is als iemand “bidt, maar het niet met een oprecht voornemen des harten doet; (…) het baat hem niets, want God neemt zo iemand niet aan” (Moroni 7:9). Om uw gebeden betekenis te geven, moet u oprecht en “met alle kracht van uw hart” bidden (Moroni 7:48). (…) Besteed aandacht aan uw houding en de woorden die u gebruikt.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], p. 46.)
-
Ouderling Joseph B. Wirthlin heeft tegen herhalingen in onze gebeden gewaarschuwd: ‘Onze gebeden worden nietszeggend omdat we telkens weer dezelfde woorden op dezelfde manier uitspreken totdat het meer opzeggen dan communiceren wordt. Dat is wat de Heiland “ijdele herhaling” noemt (zie Matteüs 6:7, naar de King Jamesvertaling).’ (‘Onze gebeden verbeteren’, Liahona, augustus 2004, p. 16; zie ook Alma 34:27–28.)
3 Nephi 13:9–13. Het onzevader
-
We kunnen de beginselen in het onzevader toepassen als een model voor ons dienstbetoon in het koninkrijk. President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd:
‘Het gebed begint met eerbied voor onze hemelse Vader. Vervolgens spreekt de Heer over het koninkrijk en zijn komst. De dienstknecht met het getuigenis dat dit de ware kerk van Jezus Christus is, ervaart vreugde in de vooruitgang ervan en wil zijn of haar uiterste best doen om het op te bouwen.
‘De Heiland zelf was het voorbeeld van de norm vervat in de volgende woorden van het gebed: “Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde” (Matteüs 6:10). Dat bad Hij ook tijdens zijn uiterste nood, toen Hij de verzoening voor alle mensen en de hele wereld tot stand bracht (zie Matteüs 26:42). De getrouwe dienstknecht bidt dat zelfs de kleinste opdracht volgens de wil van de Heer wordt uitgevoerd. Het is erg belangrijk om meer voor zijn succes dan voor ons eigen succes te werken en te bidden.
‘Ook gaf de Heiland ons deze norm van persoonlijke reinheid: “En vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven een ieder, die ons iets schuldig is; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze” (Lucas 11:4 en Matteüs 6:13). De kracht die we aan de mensen geven over wie wij waken, is van de Heiland afkomstig. Wij en zij moeten vergeven om vergeving van Hem te kunnen ontvangen (zie Matteüs 6:14). Wij en zij kunnen alleen maar hopen om rein te blijven met zijn bescherming en met onze innerlijke verandering die door zijn verzoening mogelijk wordt gemaakt. We hebben die verandering nodig om het voortdurende gezelschap van de Heilige Geest te kunnen hebben. (…)
‘U mag vol vertrouwen in dienst van de Heer werken. De Heiland zal u leiden bij wat Hij u te doen heeft gegeven, hetzij tijdelijk als werker in de kerk, hetzij voor altijd als ouder. U kunt om de benodigde hulp bidden om het werk te doen en weten dat u die hulp zult ontvangen.’ (Liahona, juli 2000, p. 81.)
3 Nephi 13:19–24. ‘Verzamelt u geen schatten op aarde’
-
President Ezra Taft Benson heeft op de tijdelijke aard van aardse schatten gewezen:
‘Vaak koesteren wij onbeduidende, vergankelijke zaken teveel. De materiële schatten van deze aarde zijn er alleen maar om ons, als het ware, kost en inwoning te verschaffen zolang we hier op school zijn. Het is aan ons om goud, zilver, onroerend goed, aandelen, grond, vee en andere aardse bezittingen in het juiste perspectief te plaatsen.
‘Dit leven is slechts een tijdelijke aangelegenheid voor ons. Wij zijn hier om de eerste les te leren die voert tot de verhoging — gehoorzaamheid aan het evangelieplan van de Heer.’ (Ensign, juni 1971, p. 33.)
-
Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd welke schatten we voor onszelf kunnen verzamelen: ‘De Heiland leerde ons dat we ons geen schatten op aarde moeten verzamelen, maar schatten in de hemel (zie Matteüs 6:19–21). In het licht van het ultieme doel van het grote plan van geluk geloof ik dat onze ultieme schatten op aarde en in de hemel onze kinderen en ons nageslacht zijn.’ (Zie De Ster, januari 1994, p. 70.)
3 Nephi 13:34. ‘Niet bezorgd over de dag van morgen’
-
Het Boek van Mormon verduidelijkt de betekenis van Matteüs 6:25–32 en geeft aan dat Jezus dit gedeelte van zijn rede tot de twaalf Nephitische discipelen richtte (zie 3 Nephi 13:25–34). Nadat Jezus deze opdracht aan hen had gegeven, wendde Hij zich wederom tot de menigte (zie 3 Nephi 14:1). Het is goed om te beseffen dat Jezus zijn rede afwisselend tot die twee doelgroepen richtte.
3 Nephi 14:1–2. Oordelen
-
Ouderling Dallin H. Oaks heeft de betekenis van vss. 1–2 in 3 Nephi 14 nader toegelicht door onderscheid te maken tussen rechtschapen en onrechtschapen oordelen. Vervolgens heeft hij die rechtschapen beginselen behandeld:
‘Ik heb me verbaasd over het feit dat we volgens sommige teksten niet mogen oordelen en dat er in andere staat dat we wel moeten oordelen, en hoe. Maar door die teksten te bestuderen, ben ik ervan overtuigd geraakt dat deze ogenschijnlijke tegenstellingen met elkaar stroken als we ze in het eeuwig perspectief beschouwen. Het is belangrijk om te beseffen dat er twee soorten beoordelingen zijn: definitieve oordelen, die we niet mogen vellen, en tijdelijke oordelen, die we wel moeten vellen, maar gebaseerd op rechtschapen beginselen. (…)
‘Ten eerste, een rechtschapen oordeel moet per definitie tijdelijk zijn. (…)
‘Ten tweede, een rechtschapen oordeel zal onder leiding van de Geest van de Heer worden uitgesproken, niet uit boosheid, jaloezie of eigenbelang. (…)
‘Ten derde, om rechtschapen te zijn, moet een tijdelijk oordeel binnen ons rentmeesterschap vallen. (…)
‘Ten vierde, wij moeten zo mogelijk niet oordelen totdat ons voldoende feiten bekend zijn.’ (‘“Judge Not” and Judging’, Ensign, augustus 1999, pp. 7, 9–10.)
3 Nephi 14:7–8. Vragen in gebed
-
President James E. Faust heeft getuigd van de gave en het voorrecht die ieder van ons heeft om onze hemelse Vader in gebed te benaderen: ‘Onze Schepper benaderen door middel van onze Heiland is absoluut een van de grootste voorrechten en zegeningen in ons leven. (…) Geen enkel aards gezag kan ons verhinderen onze Schepper te benaderen. Er kan nooit een mechanisch of elektronisch defect optreden als we bidden. We kunnen elke dag zo vaak en zo lang bidden als we willen. We kunnen zoveel vragen als we willen. We hoeven niet via een secretaris een afspraak te maken om de troon van goedertierenheid te bereiken. Hij is altijd en overal bereikbaar.’ (Liahona, juli 2002, p. 62.)
3 Nephi 14:12. De gulden regel
-
Ouderling Russell M. Nelson heeft de gulden regel aangehaald en er het volgende over gezegd:
‘[Jezus] heeft ons de gulden regel geleerd: “Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus” [Matteüs 7:12]. Dit beginsel is te vinden in bijna elke grote godsdienst. Anderen, zoals Confucius en Aristoteles, hebben datzelfde gezegd. Tenslotte begon het evangelie niet met de geboorte van het Kind in Betlehem. Het is eeuwig. Het is in den beginne aan Adam en Eva verkondigd. Delen van het evangelie zijn bewaard gebleven in vele culturen. Zelfs heidense mythologieën zijn verrijkt met fragmenten van de waarheid uit eerdere bedelingen.
‘Waar hij ook wordt gevonden en hoe hij ook tot uiting komt, de gulden regel omvat de morele gedragslijn voor het koninkrijk van God. Hij verbiedt de ene mens om in te grijpen in de rechten van een ander. Hij geldt evenzeer voor volken, verenigingen en individuele personen. Met barmhartigheid en verdraagzaamheid vervangt hij de represaille-acties van “oog om oog, tand om tand” [Matteüs 5:38]. Als wij op dat oude, onproductieve pad blijven, worden we uiteindelijk blind en tandeloos.’ (Liahona, november 2002, pp. 39–40.)
3 Nephi 14:15. ‘Wacht u voor valse profeten’
-
Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gewaarschuwd tegen mensen die valse leer verkondigen of publiceren: ‘Laten we oppassen voor valse profeten en valse leraren, zowel mannen als vrouwen, die op eigen titel zogenaamde leerstellingen van de kerk verkondigen, en die hun valse leer prediken en volgelingen proberen te vinden door symposiums, boeken en tijdschriften te propageren waarvan de inhoud niet overeenstemt met de leer van de kerk. Pas op voor zulke mensen, die zich door het geschreven of gesproken woord tegen de ware profeten van God keren, en die actief volgelingen proberen te vinden, zonder rekening te houden met het eeuwig welzijn van de mensen die zij misleiden. (…) Zij werpen zichzelf op “als een licht der wereld om gewin en de lof der wereld te verwerven; maar het welzijn van Zion zoeken zij niet” (2 Nephi 26:29).’ (Liahona, januari 2000, p. 74.)
Stof tot nadenken
-
Wat is het verschil tussen bereidwillig of met tegenzin een goede daad verrichten?
-
Ga na wat uw motieven zijn en of u ‘eerst het koninkrijk Gods’ zoekt (3 Nephi 13:33).
Voorgestelde opdrachten
-
Noem zoveel mogelijk zaligsprekingen in uw eigen woorden op als u kunt. Controleer vervolgens in 3 Nephi 12:3–12 hoe u het hebt gedaan.
-
Hoe kunt u uzelf nog meer van onrechtschapen gedachten en verlangens ontdoen? Stel een plan op hoe u dat gaat verwezenlijken.