Instituut
Hoofdstuk 44: 3 Nephi 20–22


Hoofdstuk 44

3 Nephi 20–22

Inleiding

De hoop van alle rechtschapen ouders is dat hun nakomelingen God zelf leren kennen en Hem getrouw zijn. God beloofde Abraham en zijn nakomelingen dat hun nageslacht in de laatste dagen de zegeningen van het priesterschap zou genieten en in veilige plaatsen vergaderd zou worden. De Vader gebood de Heiland die beloften aan de Nephieten over te brengen.

Het beginsel van vergadering houdt meer in dan mensen in bepaalde landen bijeenbrengen. Het behelst tevens een geestelijke vergadering die plaatsvindt als iemand in contact komt met de kerk en er lid van wordt. In hun verstrooide toestand zijn de Israëlieten de kennis van hun God, zijn evangelie, het priesterschap, de tempel en de verlossende waarheden kwijtgeraakt. De Vader deed echter de belofte dat Hij de kinderen Israëls in de laatste dagen indachtig zou zijn en hun het evangelie, zijn priesterschap, de tempel en de weg naar het eeuwige leven zou aanbieden. Onze hemelse Vader wil de zegeningen van het evangelie aan al zijn kinderen schenken, en helpt deze vergadering in de laatste dagen tot stand te brengen.

Toelichting

3 Nephi 20:1. We dienen altijd in ons hart te bidden

  • Nadat de Nephieten met bidden waren opgehouden, gaf de Heiland hun de belangrijke raad om voortdurend een gebed in hun hart te houden. Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft dezelfde raad gegeven:

    Echtpaar in gebed neergeknield‘Profeten hebben ons gezegd dat we nederig en vaak moeten bidden. (…)

    ‘Men kan zelfs in stilte bidden. Men kan een gebed denken, vooral als woorden een belemmering zouden zijn.’ (Liahona, mei 2003, 7.)

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd:

    ‘Leer bidden. Bid vaak. Bid in gedachten, in uw hart. Bid op uw knieën. (…)

    ‘Gebed is uw sleutel tot de hemel. Het slot bevindt zich aan uw kant van de deur [zie Openbaring 3:20].’ (Zie De Ster, januari 1995, p. 54.)

3 Nephi 20:8–9. De avondmaalsbelofte van vervulling met de Geest

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de zegeningen van deelname aan het avondmaal gezegd: ‘Als we elke week naar de kerk gaan, kunnen we deelnemen aan het avondmaal, zoals de Heer ons heeft geboden (zie LV 59:9). Als we de juiste voorbereiding en houding hebben, wordt door deelname aan het avondmaal het reinigend effect van onze doop hernieuwd en komen we in aanmerking voor de belofte dat zijn Geest altijd bij ons zal zijn. Die Geest, de Heilige Geest, is gegeven om van de Vader en de Zoon te getuigen en ons tot de waarheid te leiden (zie Johannes 14:26; 2 Nephi 31:18). Getuigenis en waarheid, die onontbeerlijk zijn voor onze bekering, vormen de uitgelezen oogst van die wekelijkse hernieuwing van onze verbonden. In de alledaagse beslissingen van mijn leven en in mijn eigen geestelijke groei heb ik de vervulling van die belofte ondervonden.’ (Liahona, juli 2002, p. 37.)

  • Ouderling Oaks heeft ook gezegd: ‘Aan die broeders en zusters die zichzelf misschien hebben toegestaan om laks te worden in deze essentiële hernieuwing van de verbonden van het avondmaal, richt ik een smeekbede in de woorden van het Eerste Presidium dat u “terugkomt en u verheugt aan de dis van de Heer, en weer de zoete, bevredigende vruchten van de omgang met de heiligen proeft”. (“An Invitation to Come Back”, Church News, 22 december 1985, p. 3.) Laten wij zorgen dat wij in aanmerking komen voor de belofte van de Heiland dat wij door deelname aan het avondmaal “verzadigd” worden (3 Nephi 20:8; zie ook 3 Nephi 18:9), ofwel “vervuld met de Geest” (3 Nephi 20:9). Die Geest — de Heilige Geest — is onze trooster, onze navigator, onze contactpersoon, onze tolk, onze getuige en onze louteraar — onze onfeilbare leidsman en heiligmaker voor onze reis door het sterfelijk leven op weg naar het eeuwig leven.’ (Zie De Ster, januari 1997, p. 59.)

3 Nephi 20:11–13. Jesaja heeft over de vergadering van Israël geschreven

  • Jezus gebood de Nephieten, en ons, om de woorden van Jesaja te onderzoeken. Als we de vervulling van Jesaja’s profetieën zien, weten we dat God zijn verbond met het huis Israëls nakomt. In de Gids bij de Schriften staat dat ‘veel van Jesaja’s profetieën gaan over de komst van de Verlosser’. (‘Jesaja’, p. 102.) De verstrooiing en de vergadering van Israël zijn eveneens twee hoofdthema’s van Jesaja.

    De leringen over de Verlosser en de vergadering van Israël zijn nauw met elkaar verbonden. God verstrooide de Israëlieten omdat zij zondigden en Hem verwierpen. De verzoening biedt hun echter de kans om zich met God te verzoenen, vergeving van hun zonden te ontvangen en zowel in geestelijke als stoffelijke zin tot Hem vergaderd te worden.

  • Raadpleeg ‘De vergadering van Israël’ in het aanhangsel (p. 439) voor meer informatie over de vergadering van Israël.

  • De Heiland sprak over de vervulling van zijn Vaders verbond om het verstrooide Israël te vergaderen. Wie is Israël en waarom werd het volk verstrooid? De Heer beloofde Abraham dat zijn nakomelingen het evangelie en het priesterschap zouden hebben en dat zij alle volken der aarde tot zegen zouden zijn (zie Abraham 2:9–11). Die belofte werd opnieuw gedaan aan Abrahams zoon Isaak (zie Genesis 26:3–5), aan Isaaks zoon Jakob (zie Genesis 28:12–15) en aan Jakobs nakomelingen, de kinderen Israëls.

    Helaas zondigden de kinderen Israëls tegen God en zetten zij die beloften op het spel. Uiteindelijk werden zij uit hun beloofde land verdreven en over de aarde verstrooid, waarvoor God hen gewaarschuwd had. De Heer is hen echter niet vergeten. Onze hemelse Vader had beloofd dat ze op een dag het evangelie zouden leren kennen en in landen van belofte worden vergaderd. Die belofte maakt deel uit van het verbond dat Hij heeft gesloten: dat Hij de kinderen van Israël zou vergaderen en onderrichten.

  • President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gezegd dat we met onze aanvaarding van het evangelieverbond aan de wet van de vergadering voldoen: ‘De vergadering van Israël bestaat uit lid worden van de ware kerk en kennis van de ware God ontvangen. (…) Iemand die dus het herstelde evangelie heeft aanvaard en die de Heer in zijn eigen taal wil aanbidden, samen met de heiligen in zijn land, voldoet aan de wet van de vergadering van Israël en is erfgenaam van alle zegeningen die in deze laatste dagen aan de heiligen zijn beloofd.’ (The Teachings of Spencer W. Kimball, bewerkt door Edward L. Kimball [1982], p. 439.)

  • In de begindagen van de kerk moedigden de leiders bekeerlingen aan om zich bij de heiligen in centrale plaatsen te voegen, zoals Ohio, Missouri, Illinois en Utah in de Verenigde Staten. In onze tijd krijgen de heiligen de opdracht om de kerk op te bouwen waar ze wonen:

    ‘In onze tijd acht de Heer het gepast om de zegeningen van het evangelie, waaronder steeds meer tempels, in veel delen van de wereld te verlenen. ‘Daarom willen we de al lang bestaande raad aan de leden van de kerk herhalen om in hun geboorteland te blijven en niet naar de Verenigde Staten te emigreren. (…)

    ‘Als de leden over de hele wereld in hun geboorteland blijven, en in hun eigen land aan de opbouw van de kerk werken, zullen zij en de kerk bijzonder gezegend worden.’ (Zie brief van het Eerste Presidium, 12 december 1999; zie ook Dieter F. Uchtdorf, Liahona, november 2005, p. 102.)

  • Ouderling Douglas L. Callister van de Zeventig heeft de doelen van en de gang van zaken bij de vergadering van Israël in de laatste dagen beschreven: ‘Onze huidige vergadering is primair van geestelijke, niet van geografische aard. Christus verklaarde dat Hij in de laatste dagen zijn kerk zou vestigen, zijn volk zou vestigen en zijn Zion onder hen zou vestigen (zie 3 Nephi 21:22; 3 Nephi 20:21; 3 Nephi 21:1). Door de vestiging van zijn kerk in deze tijd kunnen mensen het evangelie leren en “tot de kennis worden gebracht van de Heer, hun God” (3 Nephi 20:13) zonder dat zij huis en haard hoeven te verlaten. In tegenstelling tot de officiële verklaringen in de beginperiode van de herstelde kerk hebben onze leiders bekendgemaakt dat de vergadering tegenwoordig behoort plaats te vinden in iemands eigen land en taal. De noodzaak van de fysieke nabijheid van grote aantallen heiligen is minder groot dan een eeuw geleden; de kerkelijke tijdschriften en satellietuitzendingen overbruggen afstand en tijd, en zorgen voor een gevoel van eenheid binnen de wereldwijde kerk. Iedereen heeft toegang tot dezelfde sleutels, verordeningen, leringen en geestelijke gaven.’ (‘Book of Mormon Principles: The Gathering of the Lord’s Faithful’, Ensign, oktober. 2004, p. 59.)

3 Nephi 20:14, 22. Een land als erfdeel

  • Jezus leerde de Nephieten dat onze hemelse Vader hun het land Amerika als erfdeel had gegeven. Lehi had die belofte ook gekregen toen hij in het beloofde land aankwam (zie 2 Nephi 1:5). Daarmee wordt de zegen van Jakob aan Jozef bevestigd: ‘De zegeningen van uw vader gaan de zegeningen van mijn voorvaderen te boven, reikende tot het kostelijkste der eeuwige heuvelen’ (Genesis 49:26). De woorden ‘reikende tot het kostelijkste der eeuwige heuvelen’ slaan op het westelijke halfrond. President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft gezegd: ‘De Heer heeft (…) Amerika als eeuwigdurend bezit aan Jozef, de zoon van Jakob, gegeven. Nadat zijn nageslacht, gereinigd van hun zonden, in de opstanding is voortgekomen, zal dit deel van de aarde hun erfland zijn. Dit land zal voor eeuwig het hunne zijn.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 1, p. 88.)

3 Nephi 20:21–22; 21:23–29. Het nieuwe Jeruzalem zal in Amerika worden gebouwd

  • Jezus Christus, goddelijke VerlosserZion, het nieuwe Jeruzalem, is een veilige plaats, zowel in stoffelijk als geestelijk opzicht. De Heiland heeft ons de raad gegeven om in de laatste dagen ‘op heilige plaatsen’ te staan (zie LV 45:32) en ons veiligheid in Zion en in zijn ringen beloofd (zie LV 115:6). De Heiland heeft zijn discipelen geleerd dat de stad Zion, het nieuwe Jeruzalem, ‘een land van vrede, een toevluchtsoord, een veilige plaats’ zal zijn in de tijd die aan de wederkomst voorafgaat (zie LV 45:66–71).

    In het tiende geloofsartikel staat: ‘Wij geloven in de letterlijke vergadering van Israël en in de herstelling van de tien stammen; dat Zion (het nieuwe Jeruzalem) op het Amerikaanse continent zal worden gebouwd; dat Christus persoonlijk op aarde zal regeren; en dat de aarde zal worden vernieuwd en haar paradijselijke heerlijkheid zal ontvangen.’

    Bij een andere gelegenheid heeft de profeet Joseph Smith (1805–1844) gezegd: ‘De vestiging van Zion is een aangelegenheid die Gods volk in alle tijden veel belang heeft ingeboezemd; het is een thema waarbij profeten, priesters en koningen altijd met vreugde hebben stilgestaan. (…) Het is aan ons om de heerlijkheid van de laatste dagen te zien, daar deel aan te hebben en die tot stand te brengen, “de bedeling van de volheid der tijden” (…). Een werk dat bestemd is om de machten der duisternis te vernietigen, om de aarde te vernieuwen, en de heerlijkheid Gods en het heil van het mensdom tot stand te brengen.’ (History of the Church, deel 4, pp. 609–610.)

3 Nephi 20:22. God zal in ons midden wonen

  • Toen de Heiland de Nephieten over Zion of het nieuwe Jeruzalem vertelde, beloofde Hij dat Hij ‘te midden van’ zijn volk zou zijn (3 Nephi 20:22). De Heer gebruikte woorden van diezelfde strekking in de Leer en Verbonden:

    ‘Maar zie, voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat mijn ogen op u rusten. Ik ben in uw midden, en gij kunt Mij niet zien;

    ‘maar de dag komt spoedig dat gij Mij wél zult zien en weten dat Ik ben; want de sluier van duisternis zal spoedig worden vaneengescheurd, en hij die niet gereinigd is, zal de dag niet verdragen.

    ‘Daarom, omgordt uw lendenen en weest voorbereid’ (LV 38:7–9).

    De belofte dat God te midden van Zion zal wonen, kan duiden op zijn verblijf in de tempel in Zion (het nieuwe Jeruzalem) en dat ‘alle reinen van hart die [de tempel] binnengaan’, God zullen zien (zie LV 97:16).

3 Nephi 20:23–24. ‘Een profeet (…) zal de Heer, uw God, (…) doen opstaan’

3 Nephi 20:25–27. Kinderen van het verbond worden

  • Jezus noemde de Nephieten ‘kinderen van het verbond’ (3 Nephi 20:26). Ouderling Russell M. Nelson heeft gezegd op welk verbond de Heiland doelde, en dat die woorden ook op ons betrekking hebben:

    ‘Het verbond dat de Heer eerst met Abraham sloot en daarna herhaalde met Isaak en Jakob, is van allesovertreffend belang. (…)

    ‘Wij zijn eveneens kinderen van het verbond. Wij hebben, zoals die van weleer, het heilige priesterschap en het eeuwige evangelie ontvangen. Abraham, Isaak en Jakob zijn onze voorouders. Wij behoren tot Israël. Wij hebben het recht om het evangelie, de zegeningen van het priesterschap en het eeuwige leven te ontvangen. De volken der aarde zullen gezegend worden dankzij onze inspanningen en die van onze nakomelingen. Het letterlijke nageslacht van Abraham, en zij die door adoptie tot zijn nageslacht worden gerekend, ontvangen deze beloofde zegeningen — voor zover zij gehoorzaam zijn aan de geboden en zij door de Heer aanvaard worden.’ (Zie De Ster, juli 1995, pp. 29–30.)

3 Nephi 20:29. Profetie over de herstelling van Jeruzalem

  • De herstelling van de stam van Juda en de stad Jeruzalem lijkt een belangrijk thema in profetieën in het Oude Testament en het Boek of Mormon. De Heer heeft in deze bedeling gezegd:

    ‘Laten daarom zij die zich onder de andere volken bevinden naar Zion vluchten.

    ‘En laten degenen die van Juda zijn, naar Jeruzalem vluchten, naar de bergen van het huis des Heren’ (LV 133:12–13).

    Christus treurt om Jeruzalem

    De profeet Joseph Smith heeft aangaande de herstelling van Juda getuigd: ‘Juda moet terugkeren, Jeruzalem moet worden herbouwd, en de tempel, het water dat vanonder de tempel stroomt, en het water van de Dode Zee, moeten worden genezen. Het zal enige tijd kosten om de muren van de stad en de tempel te herbouwen, enz.; en dit alles moet geschieden voordat de Zoon des Mensen op aarde terugkomt.’ (History of the Church, deel 5, p. 337.)

3 Nephi 20:29–33. De Joden zullen geloven en vergaderd worden

  • Orson Hyde wijdt Palestina toe

    Clark Kelley Price, © 1996 IRI

    Op 24 oktober 1841 sprak ouderling Orson Hyde (1805–1878) van het Quorum der Twaalf Apostelen op de top van de Olijfberg een apostolisch gebed uit ten behoeve van het Joodse volk dat over de hele wereld was verstrooid. Ten tijde van zijn gebed woonde slechts een handjevol Joden in Palestina en bood het politieke klimaat weinig hoop dat zij er ooit zouden mogen vergaderen. Sinds die tijd hebben diverse opmerkelijke gebeurtenissen tot de vestiging van de hedendaagse staat Israël als een ‘thuisland’ voor het Joodse volk geleid. Hoewel op deze ‘vergadering’ uiteraard de zegen van de Heer rustte, gaat het hier duidelijk niet om de volle vergadering van de Joden waarvan de profeten in het Boek van Mormon hebben geprofeteerd.

    Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat de huidige vergadering van de Joden naar hun thuisland niet een vervulling van deze profetie is, maar een politieke vergadering. ‘De hele wereld weet dat veel Joden zich in Palestina vergaderen, waar zij hun eigen natie en vorm van aanbidding hebben, allemaal zonder verwijzing naar een geloof in Christus of de aanvaarding van wetten en verordeningen van dit eeuwige evangelie. Is dit de vergadering van de Joden in de laatste dagen waarvan de Schriften spreken? Nee! Dat is niet het geval, laat over dat punt bij niemand enig misverstand bestaan. Die vergadering van de Joden tot hun thuisland, en hun organisatie als staat en koninkrijk, is niet de door de profeten beloofde vergadering. Daarmee gaan de oude beloften niet in vervulling. Zij die aldus vergaderd zijn, zijn niet tot de ware kerk en kudde van hun aloude Messias vergaderd.’ (The Millennial Messiah [1982], p. 229.)

  • President Marion G. Romney (1897–1988) van het Eerste Presidium heeft over de vergadering van Juda gesproken. Hij heeft teksten uit het Boek van Mormon aangehaald die aangeven wat de Joden moeten doen voordat de Vader hen naar hun erfland vergadert. Die teksten leren ons dat de Joden tot Jeruzalem, hun erfland, worden vergaderd wanneer zij ‘hun hart niet langer van de Heilige Israëls afwenden’ (1 Nephi 19:15); wanneer zij ‘hun Verlosser leren kennen’ (2 Nephi 6:11); wanneer zij ‘in de ware kerk en kudde van God worden teruggebracht’ (2 Nephi 9:2); wanneer zij ‘in Mij geloven, dat Ik Christus ben’ (2 Nephi 10:7); wanneer zij geloven dat Christus de Zoon van God is en in de verzoening geloven, en ‘de Vader in zijn naam aanbidden met een zuiver hart en reine handen, en niet langer uitzien naar een andere Messias’ (2 Nephi 25:16); wanneer ‘de volheid van mijn evangelie tot hen zal worden gepredikt’ en zij ‘bidden tot de Vader in [Jezus Christus’] naam’ (3 Nephi 20:30–31); pas dan is er sprake van hun vergadering.

    ‘Uit deze voorspellingen door profeten in het Boek van Mormon blijkt zonneklaar dat de herstelling van het huis Israëls tot hun erflanden duidt op hun aanvaarding van Jezus Christus als hun Verlosser. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus.’ (Ensign, mei 1981, p. 17; zie ook p. 16.)

3 Nephi 20:35. God zal zijn heilige arm ontbloten

  • Wat betekent de uitdrukking: ‘De Vader heeft zijn heilige arm ontbloot’? (3 Nephi 20:35.) ‘Vroeger maakte men zich klaar voor de strijd door de mantel van de schouder van de strijdende arm af te werpen (zie Psalmen 74:11). Bij de wederkomst van Christus zal God zijn arm ontbloten en zijn macht aan allen tonen (zie LV 133:2–3).’ (Donald W. Parry, Jay A. Parry, Tina M. Peterson, Understanding Isaiah [1998], p. 466.)

  • In deze laatste dagen openbaart de Heer zijn macht in het grote werk van de herstelling. Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat dit tegenwoordig nog net zo waar is als tijdens de grootse gebeurtenissen in de begintijd van de kerk: ‘Mijn broeders, “[u] zijn deze dagen toegewezen” (Helaman 7:9) in de geschiedenis van de kerk. Let er goed op om welke dagen het gaat: dagen waarop de Heer duidelijk zichtbaar “zijn heilige arm voor de ogen van alle volken [zal] ontbloten” (LV 133:3). God zal zijn werk tevens “bespoedigen” (LV 88:73) en de laatste dagen “ter wille van de uitverkorenen” inkorten (Matteüs 24:22). Gebeurtenissen zullen dus versneld en verkort plaatsvinden (zie Matteüs naar Joseph Smith 1:20). Bovendien zullen “alle dingen (…) in beroering zijn” (LV 88:91). Alleen wie mannen en vrouwen van Christus aan het worden zijn, zullen hun geestelijk evenwicht kunnen bewaren.’ (Zie De Ster, juli 1992, p. 36.)

3 Nephi 20:36–37. ‘Bekleed u met sterkte’ en ‘maak de banden van uw hals los’

  • In Leer en Verbonden 113 wordt uitgelegd dat ‘bekleed u met sterkte’ betekent dat priesterschapdragers in deze laatste dagen ‘het gezag van het priesterschap aanvaarden, waarop zij (…) door afkomst recht [hebben]’ (LV 113:7–8). ‘De banden om [hun] hals zijn de vervloekingen van God die op [hen] rusten, ofwel de overblijfselen van Israël in hun verstrooide toestand onder de andere volken’ (LV 113:10).

    Ouderling Bruce R. McConkie heeft de woorden van de Heiland met betrekking tot het naderende millennium toegelicht: ‘We hebben al gezien dat Jezus hoofdstuk 52 van Jesaja in de context van het millennium plaatste. Daarin staat onder meer: “Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion; bekleed u met uw pronkgewaden, Jeruzalem, heilige stad. Want geen onbesnedene of onreine zal meer in u komen.” In de dagen waarover we hier spreken, zijn er geen onreinen meer in de telestiale zin van het woord, want de goddelozen zullen door de gloed van zijn komst worden verteerd. Ook zullen er geen onbesnedenen meer zijn, als het ware, want allen die de zegeningen van de Heilige Stad verlangen, zijn afgestemd op de plannen en doeleinden van Hem van wie de stad is.’ (Millennial Messiah, p. 315.)

3 Nephi 20:40. ‘Hoe liefelijk op de bergen’

  • Zendelingen verkondigen het evangelie

    © 1987 Scott Snow

    Zendelingen spreken met een jongemanOuderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat die prachtige beschrijving ‘hoe liefelijk op de bergen zijn de voeten van hem die hun goede tijdingen brengt, die vrede aankondigt’ weliswaar slaat op de mensen die het evangelie van de Heer verkondigen, maar meer in het bijzonder op de Heiland zelf: ‘Deze bekende passages, door Jesaja opgetekend maar door Jehova zelf gesproken en geïnspireerd, worden vaak in verband gebracht met allen — met name zendelingen — die de goede tijdingen van het evangelie brengen en vrede verkondigen aan de zielen der mensen. Daar is zeker niets mis mee, maar wij dienen te beseffen — zoals de profeet Abinadi dat deed — dat deze psalm van waardering in zijn zuiverste vorm en oorspronkelijke betekenis in het bijzonder op Christus slaat. In de ultieme zin brengt alleen Hij de goede tijdingen van heil. Alleen door Hem wordt ware, blijvende vrede aangekondigd. Het is Christus die tot Zion, in zowel het oude als nieuwe Jeruzalem, zegt: “Uw God regeert!” De liefelijke voeten op de bergen van verlossing zijn die van Hem [3 Nephi 20:40].’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 286.)

3 Nephi 20:41. ‘Weest rein, gij die de vaten des Heren draagt’

  • Ouderling Jeffrey R. Holland heeft uitgelegd wat rein zijn voor priesterschapsdragers inhoudt: ‘Als priesterschapsdragers moeten wij heilige vaten en symbolen van Gods macht niet alleen vastpakken — denk aan het klaarzetten, zegenen en ronddienen van het avondmaal — maar we moeten bovendien zelf een heilig werktuig zijn. Deels om wat wij moeten doen, maar meer nog om wat wij moeten zijn, zeggen de profeten en apostelen ons “de begeerten der jeugd” te schuwen en de Here “uit een rein hart” aan te roepen. Zij vertellen ons dat we rein moeten zijn.’ (Zie Liahona, januari 2001, p. 48.)

    Het gebod: ‘Weest rein, gij die de vaten des Heren draagt’ (3 Nephi 20:41) aan de mensen in tijden van weleer die met heilige vaten voor aanbidding werkten, is eveneens van toepassing op de priesterschapsdragers van tegenwoordig. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft tot een groep priesterschapsdragers over dit belangrijke gebod gezegd: ‘“Wees rein, gij die de vaten des Heren draagt’ (LV 133:5). Aldus heeft Hij in een hedendaagse openbaring tot ons gezegd. Houd uw lichaam rein. Wees rein in gedachten. Wees rein in uw taalgebruik. Wees rein in uw uiterlijk en gedrag.’ (Zie De Ster, juli 1996, p. 45.)

    President Hinckley heeft verder gezegd: ‘Een tatoeage is graffiti op de tempel van het lichaam. Zo is het ook met het doorboren van het lichaam.’ (Liahona, januari 2001, p. 67.)

    Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft jongemannen en jongevrouwen aangespoord ‘om slechte taal te vermijden, verstandig vrienden te kiezen, pornografie en drugs uit de weg te gaan, geen slechte concerten en gevaarlijke feestjes bij te wonen, zichzelf te respecteren en in alle opzichten zedelijk rein te blijven.’ (Liahona, juli 2001, p. 81.)

3 Nephi 21:1–9. De vergadering van Israël in de laatste dagen

  • Jezus vertelde de Nephieten dat Hij hun ‘een teken’ zou geven (3 Nephi 21:1), opdat zij zouden weten wanneer de vergadering van Israël was begonnen. Hij voorzegde voorts de herstelling van het evangelie, het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon, de vestiging van een vrije natie in Amerika en de verkondiging van het evangelie aan hun nakomelingen (zie vss. 1–7). Hij noemde de herstelling in de laatste dagen ‘een groot en wonderbaar werk’ (zie vers 9). In de begindagen van de herstelling zei de Heiland: ‘Een wonderbaar werk staat op het punt (…) tevoorschijn te komen’ (zie LV 4:1).

    President Gordon B. Hinckley heeft over het wonder van de herstelling gesproken en van onze verantwoordelijkheid om het werk voort te stuwen:

    ‘Die heerlijke tijd werd ingeluid met de verschijning van de Vader en de Zoon aan de jonge Joseph. Het ochtendgloren van de bedeling van de volheid der tijden brak aan voor de wereld. Al het goede, mooie en goddelijke uit alle vorige bedelingen werd hersteld in die uiterst opmerkelijke tijd. (…)

    ‘Begrijpen wij werkelijk het enorme belang van wat wij hebben? (…)

    ‘Wij van deze generatie zijn de opbrengst van al wat vóór ons is gezaaid. Het is niet genoeg om alleen maar bekend te staan als lid van deze kerk. Op ons rust een heilige plicht. Laten we die onderkennen en uitvoeren.

    ‘Wij moeten leven als ware volgelingen van de Christus, met naastenliefde voor allen, kwaad met goed vergelden, door ons voorbeeld in de wegen van de Heer onderwijzen, en het grote werk verrichten dat Hij ons heeft opgedragen.’ (Liahona, mei 2004, pp. 83–84.)

  • Raadpleeg ‘De vergadering van Israël’ in het aanhangsel (pagina 439) voor meer informatie over de vergadering van Israël.

3 Nephi 22. Jesaja gebruikte heilige beeldspraak om in de vergadering te onderwijzen

  • De Heiland haalde Jesaja 54 helemaal aan om de vergadering van Israël verder uiteen te zetten. Jesaja gebruikte beeldspraak die vaker in profetische geschriften voorkomt: hij personifieerde Israël als vrouw van de Heer. Hoewel zij enige tijd wegens haar goddeloosheid verlaten is, zal de dag komen waarop ze met grote barmhartigheid met haar ‘man’ wordt verzoend. Met die beeldspraak schetste Jesaja treffend het zich ontvouwende wonder van de herstelling. Hij beloofde haar dat bij het toenemende aantal kinderen de plaats voor haar tent uitgebreid en haar pinnen of ringen vastgeslagen of versterkt moesten worden (zie 3 Nephi 22:1–3). De heilige verbintenis van het huwelijksverbond komt in gedachten als de Heer zijn onlosmakelijke verbintenis met Israël uiteenzet (zie vss. 4–10). Israël wordt veilige en fraaie woonplaatsen beloofd (zie vss. 11–12) en bescherming tegen haar vijanden (zie vss. 13–17).

3 Nephi 22:13. ‘Uw kinderen zullen leerlingen des Heren zijn’

  • Een moeder bestudeert de Schriften met twee jonge kinderen

    Longin Lonczyna, © 1985 IRI

    Zuster Patricia P. Pinegar heeft als algemeen jeugdwerkpresidente gezegd dat 3 Nephi 22:13 in deze tijd als richtsnoer voor het onderricht aan kinderen geldt: ‘De wereld is geen veilige plaats. Zij is geen plaats waar kinderen vrede, hoop en leiding zullen vinden, tenzij hun geleerd wordt de Heiland lief te hebben en Hem te volgen. Leer ze alstublieft dat deze grote zegeningen ook hun deel kunnen zijn en we wat ze moeten doen om die te ontvangen.’ (Liahona, januari 2001, p. 68.)

3 Nephi 22:17. ‘Elk wapen dat tegen u wordt gesmeed, zal niets uitrichten’

  • Er zijn altijd mensen geweest die het werk van de Heer bestrijden. Zoals Jesaja al beloofde, hebben hun inspanningen tegen ons niets uitgericht. President Gordon B. Hinckley heeft gezegd dat hun werken op niets zullen uitlopen:

    ‘Zo zeker als dit het werk van de Heer is, zal er tegenwerking zijn. Er zullen mensen zijn, en misschien wel vele, die met fraaie, misleidende woorden en slimme tactieken twijfel zaaien en zullen proberen het fundament waarop deze zaak gebouwd is te ondermijnen. Zij zullen hun kortstondige successen hebben. Misschien worden ze even bijgevallen door de twijfelaars, de sceptici en de criticasters. Maar ze zullen vervagen en in de vergetelheid raken, zoals zo vaak met hun soort is gebeurd.

    ‘Intussen gaan wij voorwaarts, ongeacht hun kritiek, ons bewust van hun uitlatingen en daden zonder dat we ons erdoor laten tegenhouden.’ (Zie De Ster, juli 1994, p. 52.)

Stof tot nadenken

  • De Heiland beloofde dat Hij Israël zou vergaderen ter vervulling van het verbond dat onze hemelse Vader met hun vaderen had gesloten (zie 3 Nephi 16:5, 11; 20:12–13). Dat is een algemene belofte met een zeer persoonlijke uitwerking. Wat weet u van de ervaringen van de eerste bekeerde heiligen der laatste dagen in uw familie? Welke offers hebben zij gebracht om met de heiligen te vergaderen?

  • Wanneer hebt u gevoeld dat onze hemelse Vader uw hart heeft geraakt om u tot Zich te trekken?

Voorgestelde opdrachten

  • Stel een plan op hoe u het avondmaal meer betekenis kunt geven in uw dagelijks leven. Vertel iemand over uw plan die u kan helpen uw doel te verwezenlijken.

  • Maak een lijst met minimaal drie activiteiten die u kunt doen om te helpen bij de vergadering van Israël in deze laatste dagen.