Instituut
Hoofdstuk 7: 2 Nephi 1–3


Hoofdstuk 7

2 Nephi 1–3

Inleiding

De laatste woorden van raad die Lehi aan zijn kinderen gaf, zijn zowel teder als krachtig. Hij legde zijn zoon Jakob op duidelijke en doeltreffende wijze het verband tussen de schepping, de val en de verzoening van Jezus Christus uit. Tot zijn zoon Jozef sprak hij profetische woorden uit van Jozef, de zoon van Israël, waaronder zijn getuigenis van de herstelling van het evangelie door toedoen van zijn naamgenoot in de laatste dagen, Joseph Smith jr. Als u de details van het heilsplan en de vervulling van de profetieën over de herstelling van het evangelie in de laatste dagen bestudeert, zal uw getuigenis van Gods liefde voor al zijn kinderen toenemen.

De verwoesting van Jeruzalem

Gary Kapp, © IRI

Toelichting

2 Nephi 1:5–11. ‘Een land van vrijheid’

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft getuigd dat Amerika een land van vrijheid is dat voor de herstelling van het evangelie was voorbestemd: ‘Onze Vader in de hemel plande de komst van de grondleggers van de Verenigde Staten van Amerika en hun regeringsvorm als de noodzakelijke inleiding tot de herstelling van het evangelie. Denk maar eens aan wat onze Heiland Jezus Christus bijna tweeduizend jaar geleden zei toen Hij dit beloofde land bezocht: “Want het is wijsheid in het bestel van de Vader dat zij zich in dit land vestigen en door de macht van de Vader als vrij volk opgericht worden, opdat deze dingen van hen zullen uitgaan” (3 Nephi 21:4). Amerika, het land van vrijheid, zou het thuisfront van de Heer worden voor zijn herstelde kerk.’ (Ensign, november 1987, p. 4.)

  • Ouderling Eduardo Ayala van de Zeventig heeft gezegd dat de zegeningen van het evangelie tegenwoordig voor alle getrouwe leden beschikbaar zijn, waar ze ook wonen: ‘De omstandigheden van volken en landen veranderen naargelang de wisselende toestand in de wereld. In vele plaatsen, of het nu in het koude hooggebergte is, in een warme vallei, langs een rivier of in de woestijn, waar onze kerkleden zich ook mogen bevinden, zullen er altijd mensen zijn die leven volgens de fundamentele beginselen van het evangelie en aldus hun volksgenoten tot zegen zijn.’ (Zie De Ster, juli 1995, p. 27.)

2 Nephi 1:13–23. Ontwaken ‘uit de slaap der hel’

  • Ongehoorzaamheid aan de geboden van de Heer geeft Satan de kans om ons te misleiden, waardoor we het licht en de waarheid vergeten die we eerder hebben ontvangen. President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft die gevaarlijke toestand als volgt beschreven: ‘Een van de gevolgen van ongehoorzaamheid aan God lijkt te zijn dat we net genoeg geestelijk verdovingsmiddel aanmaken om onze gewaarwordingen te belemmeren terwijl de banden met God worden doorgesneden. Niet alleen [wordt] het getuigenis van de waarheid langzaam uitgehold, maar zelfs de herinneringen aan hoe het was om in het licht te zijn, [komen ons] voor als waanideeën.’ (‘A Life Founded in Light and Truth’, Brigham Young University 2000–2001 Speeches [2001], p. 81.)

2 Nephi 1:22. Eeuwige vernietiging

  • In vers 22 in 2 Nephi 1 staat niet dat de geest en het lichaam van de goddelozen worden verdelgd of ophouden te bestaan. Onze geest is eeuwig van aard en het lichaam van iedereen die op aarde heeft geleefd, zal herrijzen (zie Alma 11:43–44). President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft de betekenis van de vernietiging van de ziel uitgelegd zoals Nephi dat bedoelde:

    ‘Vernietiging betekent geen volledige verdelging. Dat weten wij omdat wij uit de openbaringen van de Heer leren dat een ziel niet kan worden vernietigd.

    ‘Iedere ziel die op deze aarde is geboren, zal herrijzen, onsterfelijk worden en altijd voortbestaan. ‘Vernietiging betekent dus niet volledige verdelging. Wanneer de Heer zegt dat ze vernietigd worden, bedoelt Hij dat ze uit zijn tegenwoordigheid worden verbannen, dat ze van licht en waarheid worden afgesneden en niet het voorrecht van de verhoging ontvangen. Dat is vernietiging.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, pp. 227–228.) Goddeloosheid ontneemt iemand de kans op een opstanding in een hogere graad van heerlijkheid (zie LV 88:30–31).

2 Nephi 2:2. Onze ellende voor ons welzijn heiligen

  • In 2 Nephi 2:2 zegt Lehi dat de beproevingen die we doormaken ten goede voor ons kunnen uitwerken (zie ook LV 98:3). Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat een dankbare houding ons in staat stelt om onze moeilijkheden in de context van ons doel hier op aarde te zien: ‘Wanneer wij in alles dank betuigen, zien we ontberingen en tegenspoed in de context van het doel van het leven. We zijn hierheen gestuurd om beproefd te worden. In alles moet een tegenstelling zijn. Het is de bedoeling dat we leren en groeien door die tegenspoed, door onze moeilijkheden het hoofd te bieden en anderen te leren dat ook te doen.’ (Liahona, mei 2003, p. 97.)

  • Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat God ons moeilijkheden geeft die onze geestelijke vooruitgang bevorderen. ‘Net als alles goed lijkt te gaan, dient tegenslag zich in verschillende porties tegelijk aan. Als die beproevingen niet het gevolg zijn van uw eigen ongehoorzaamheid, zijn ze het bewijs dat de Heer vindt dat u klaar bent om verder te groeien (zie Spreuken 3:11–12). Dus geeft Hij u ervaringen die groei, begrip en naastenliefde bevorderen en u vervolmaken, zodanig dat ze u tot in de eeuwigheid ten goede komen. Om u te krijgen van waar u nu bent tot waar u moet komen, moet u flink worden opgerekt, en dat is meestal vervelend en pijnlijk.’ (Zie De Ster, januari 1996, p. 15.)

2 Nephi 2:4. ‘De redding is vrij’

  • Gered worden betekent verlost worden ‘van de lichamelijke en de geestelijke dood. Door Gods genade zullen alle mensen van de lichamelijke dood worden gered dankzij de dood en opstanding van Jezus Christus. Ieder mens kan ook door Gods genade worden gered van de geestelijke dood door geloof in Jezus Christus, dat tot uiting komt in gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie en in dienstbetoon aan Christus.’ (Gids bij de Schriften, ‘Heil’.)

  • Door de verzoening van Jezus Christus is het heilsplan voor alle mensen vrij beschikbaar. Dat betekent niet dat alle mannen en vrouwen dezelfde beloning ontvangen. Alma getuigde als volgt: ‘Wie ook wil komen, mag komen en om niet nemen van de wateren des levens.’ Maar hij voegde er een waarschuwing aan toe: ‘Wie niet wil komen, wordt niet gedwongen te komen; maar ten laatsten dage zal alles tot hem worden hersteld naar zijn werken’ (Alma 42:27). Het eeuwig heil is vrij omdat het door de genade van God en door de verzoening van Christus beschikbaar is voor iedereen die het wil ontvangen. Het wordt evenwel niet ongeacht iemands geloof of levenswandel vrij aan iedereen gegeven.

2 Nephi 2:6–30.
scripture mastery
Schepping, val en verzoening

  • Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het verband tussen de schepping, de val en de verzoening uitgelegd: ‘Wat ons eeuwig heil betreft is het niet mogelijk om waarlijk en volledig in Christus en zijn zoenoffer te geloven zonder daarbij in de ware leer van de val te geloven en die te aanvaarden. Als er geen val was geweest, was een Verlosser of Heiland ook niet noodzakelijk geweest. Het is ook niet mogelijk om in de val te geloven, waaruit de onsterfelijkheid en het eeuwige leven voortvloeien, zonder daarbij in de ware leer van de schepping te geloven en die te aanvaarden. Als er geen schepping in een onsterfelijke staat, dus zonder de dood, was geweest, had er geen sprake kunnen zijn van de val en dus ook geen verzoening en verlossing. In het eeuwige plan van de Vader was voorzien in de schepping, de val en de verzoening als onderdelen van één samenhangend geheel.’ (A New Witness for the Articles of Faith [1985], p. 82.)

    Schepping, Eden, Getsemane
  • Ouderling Bruce R. McConkie heeft bij een andere gelegenheid gezegd:

    ‘De belangrijkste gebeurtenissen in de eeuwigheid (…) zijn de schepping, de val en de verzoening.

    ‘Voordat wij de aardse schepping van alle dingen zelfs maar kunnen beginnen te begrijpen, moeten wij weten hoe deze drie eeuwige waarheden — de schepping, de val en de verzoening — onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. Geen van de drie staat op zichzelf; elk is verweven met de andere twee; en zonder kennis van alle drie is het onmogelijk om de waarheid van een van die drie te kennen. (…)

    ‘Maar onthoud dat de verzoening tot stand kwam vanwege de val. Christus heeft de losprijs voor Adams overtreding betaald. Als er geen val was geweest, zou er geen verzoening, met de daaruit voortvloeiende onsterfelijkheid en het eeuwige leven, zijn geweest. Dus, net zo zeker als het heil door de verzoening komt, komt het heil ook door de val.’ (‘Christ and the Creation’, Ensign, juni 1982, p. 9.)

2 Nephi 2:5–6. ‘Door de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd’

  • Rechtvaardiging betekent ‘kwijtschelding ontvangen van de straf voor zonden en zonder zonde worden verklaard. Iemand wordt gerechtvaardigd door de genade van de Heiland wanneer hij in Hem gelooft. Dat geloof blijkt uit bekering en gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie. De verzoening van Jezus Christus stelt de mensen in staat om zich te bekeren en te worden gerechtvaardigd, ofwel kwijtschelding te krijgen van de straf die anders zou worden opgelegd.’ (Gids bij de Schriften, ‘Rechtvaardigen, Rechtvaardiging’.)

    Ouderling Dallin H. Oaks heeft gezegd dat het Boek van Mormon ons leert dat het heil niet alleen komt door het onderhouden van de geboden. ‘“Door de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd” (2 Nephi 2:5). Zelfs zij die de Heer met heel hun hart dienen, zijn onnutte dienstknechten (zie Mosiah 2:21). De mens kan zijn eigen heil niet verdienen.

    ‘In het Boek van Mormon staat: “Daar de mens was gevallen, kon hij uit zichzelf geen verdienste verwerven” (Alma 22:14). “Daarom kan niets minder dan een oneindige verzoening voldoende zijn voor de zonden der wereld” (Alma 34:12; zie ook 2 Nephi 9:7; Alma 34:8–16). Daarom komt er verlossing in en door de heilige Messias; (…) Hij geeft Zichzelf als offer voor de zonde om aan de doeleinden der wet te voldoen” (2 Nephi 2:6–7). En daarom prediken wij Christus, “opdat onze kinderen zullen weten op welke Bron zij mogen vertrouwen voor vergeving van hun zonden” (2 Nephi 25:26).’ (Ensign, november 1988, p. 67.)

2 Nephi 2:8. ‘De verdiensten en de barmhartigheid en de genade van de heilige Messias’

  • Voordat hij lid van het Quorum der Zeventig was, heeft ouderling Bruce C. Hafen uitgelegd dat de verzoening meer is dan alleen een manier waarop God het verkeerde rechtzet en aan de eisen der gerechtigheid voldoet. De verzoening is een rehabiliterende, wonderlijke macht die ons als persoon kan veranderen: ‘Ik heb me wel eens afgevraagd of mensen die zich niet willen bekeren maar die wel aan de wet der gerechtigheid voldoen door voor hun eigen zonden te boeten, in aanmerking komen voor het celestiale koninkrijk. Het antwoord is nee. De vereisten voor een celestiaal leven strekken verder dan alleen aan de wet der gerechtigheid voldoen. Daarom brengt het boeten voor onze zonden niet dezelfde vruchten voort als bekering van onze zonden. Gerechtigheid is een wet van evenwicht en orde: er moet aan voldaan worden, door onszelf of door Hem. Maar als we het aanbod van de Heiland om onze zonden te dragen afslaan, en vervolgens zelf aan de gerechtigheid voldoen, hebben wij daarmee nog niet de volledige rehabilitatie ervaren die door goddelijke hulp en oprechte bekering mogelijk is. Die krachten werken samen om ons hart en leven blijvend te veranderen en ons zo op het celestiale leven voor te bereiden.’ (The Broken Heart: Applying the Atonement to Life’s Experiences [1989], pp. 7–8.)

  • Ouderling Richard G. Scott heeft zijn gevoelens geuit over de genade van Christus, die onze schulden op Zich neemt: ‘Jezus Christus bezat verdiensten die geen ander kind van onze hemelse Vader kon bezitten. Vóór zijn geboorte in Betlehem was Hij een God, Jehova. Zijn Vader heeft Hem niet alleen zijn geestlichaam gegeven, maar Jezus was ook zijn eniggeboren Zoon in het vlees. Onze Meester leidde een volmaakt, zondeloos leven en daarom hadden de eisen van de gerechtigheid geen vat op Hem. Hij was en is in elk opzicht volmaakt: in liefde, barmhartigheid, geduld, gehoorzaamheid, vergevensgezindheid en nederigheid. Als wij ons bekeren en Hem gehoorzamen, betaalt Hij door zijn barmhartigheid onze schuld aan de gerechtigheid.’ (Zie De Ster, juli 1997, p. 57.)

2 Nephi 2:11–14. ‘Een tegenstelling in alle dingen’

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft uitgelegd dat tegenstellingen en tegenspoed ons sterker maken: ‘We zijn hier niet vrij van problemen, sommige zijn bitter en moeilijk te verdragen. Wensen dat we verschoond blijven van beproevingen is verleidelijk, maar het druist in tegen het grote plan van geluk, “want er moest wel een tegenstelling in alle dingen zijn” (2 Nephi 2:11). Die toetsing is de bron van onze kracht.’ (Liahona, mei 2004, p. 80.)

  • President Ezra Taft Benson heeft uitgelegd dat tegenstellingen keuzes mogelijk maken:

    ‘Het Boek van Mormon leert ons: “Want er moest wel een tegenstelling in alle dingen zijn” (2 Nephi 2:11) — en zo is het ook. Tegenstelling voert tot keuzes, en keuzes hebben gevolgen — goede of kwade.

    ‘In het Boek van Mormon staat dat de mensen vrij zijn “om vrijheid en eeuwig leven te kiezen door de grote Middelaar van alle mensen, of om gevangenschap en dood te kiezen, naar de gevangenschap en macht van de duivel” (2 Nephi 2:27).

    ‘God heeft ons lief; de duivel haat ons. God wil dat wij dezelfde volheid van vreugde bezitten die Hij heeft. De duivel wil dat wij even ellendig worden als hij. God geeft ons geboden om ons te zegenen. De duivel wil dat wij die geboden overtreden om ons te vervloeken.

    ‘Dagelijks, onophoudelijk, kiezen wij door onze verlangens, onze gedachten en onze daden of wij gezegend of vervloekt willen worden, en of we gelukkig of ellendig willen zijn.’ (Ensign, mei 1988, p. 6.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd wat tegenstellingen met geluk te maken hebben: ‘Zonder keuzemogelijkheden, zonder onze vrijheid om te kiezen en zonder tegenstellingen zou er inderdaad geen sprake zijn van een echt bestaan. Dit lijkt sterk op de metafoor van Lehi dat alle dingen bij de afwezigheid van keuzevrijheid en tegenstellingen in één zinloos, “samengesteld geheel” zouden resulteren (2 Nephi 2:11). In een dergelijke situatie “zou de schepping [van de aarde] zonder doel zijn geweest” (2 Nephi 2:12). Geestelijke groei en werkelijk geluk zijn uiteindelijk alleen mogelijk als en wanneer we onze keuzevrijheid verstandig gebruiken.’ (One More Strain of Praise [1999], p. 80.)

2 Nephi 2:15. De boom der kennis van goed en kwaad en de boom des levens

  • Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de betekenis van de boom des levens en de boom der kennis van goed en kwaad uitgelegd: ‘Wat de val betreft, noemen de Schriften twee bomen in de hof van Eden. De ene was de boom des levens, die het eeuwige leven voorstelt; de andere was de boom der kennis van goed en kwaad, die voorstelt hoe en waarom het sterfelijk leven, en alles wat daarbij hoort, is ontstaan.’ (A New Witness for the Articles of Faith, p. 86.)

2 Nephi 2:15. Wat was verboden?

  • President Joseph Fielding Smith heeft gezegd dat het boek Mozes ons inzicht geeft waarom de Heer Adam gebood niet van de vrucht te eten: ‘Waarom de Heer precies tegen Adam zei dat hij niet van de vrucht mocht eten, is in het Bijbelverhaal niet helemaal duidelijk. In het oorspronkelijke verslag in het boek Mozes is dat wel het geval. De Heer zei namelijk tegen Adam dat als hij in zijn huidige staat in de hof wilde blijven, hij niet van de vrucht moest eten, maar dat hij vrij was om ervan te eten en de dood te ondergaan als hij dat verkoos.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 4, p. 81.)

2 Nephi 2:15–16, 26–27.
scripture mastery
De mens dient zelfstandig te handelen

  • President Howard W. Hunter (1907–1995) heeft gezegd dat keuzevrijheid noodzakelijk is voor onze vooruitgang:

    ‘Onze Vader in de hemel wilde dat onze ontwikkeling zich in het sterfelijk leven zou voortzetten en verrijkt zou worden door onze vrijheid om te kiezen en te leren. Ook wilde Hij dat wij ons geloof en onze wil zouden gebruiken, vooral met een nieuw stoffelijk lichaam dat we moesten leren beheersen en onderwerpen. Maar uit oude en hedendaagse openbaring weten wij dat Satan ons, op dat nu vergeten moment zo lang geleden, die onafhankelijkheid en keuzevrijheid wilde ontzeggen, en dat wil hij nog steeds. Ja, Satan streed zo fanatiek tegen de keuzevrijheid die de Vader aanbood, dat Johannes in Openbaring schrijft dat er “oorlog in de hemel” (Openbaring 12:7) gevoerd werd over die kwestie. Satan zou dwang hebben uitgeoefend, en ons zo mogelijk hebben beroofd van de kostbaarste gave: de vrijheid om voor die begeerde goddelijke toekomst en verhoging te kiezen.

    ‘Dankzij Christus en zijn moedige verdediging van het plan van onze Vader bleef de weg van keuzevrijheid en eeuwige vooruitgang open. (…)

    ‘En zo kwamen wij, net als Jeremia, naar deze sterfelijke wereld [zie Jeremia 1:5]. Wij zijn letterlijk Gods geestkinderen en Hij kent ons. We hebben het voorrecht gekregen om zelf te bepalen welk pad wij inzake onze geloofsovertuiging bewandelen. Door Christus’ overwinning in de hemel op Lucifer, en later, op aarde, zijn overwinning op de gevolgen van Adams val en de dood van de gehele mensheid, zijn “de mensenkinderen” nog steeds “voor eeuwig vrij (…), het onderscheid kennende tussen goed en kwaad; om zelfstandig te handelen en niet om met zich te laten handelen”. (…)

    ‘Om deze gave van keuzevrijheid en haar onschatbare waarde volledig te begrijpen, moeten wij inzien dat Gods handelwijze voornamelijk gebaseerd is op overreding, geduld en lankmoedigheid, niet op dwang of harde confrontatie. Zijn benadering is zachte aandrang en vriendelijke uitnodiging. Bij alles wat God doet, respecteert Hij ten volle onze vrijheid en onafhankelijkheid. Hij wil ons helpen en smeekt om een kans om ons bij te staan, maar Hij zal dat nooit doen ten koste van onze keuzevrijheid. Daarvoor houdt Hij te veel van ons, en een dergelijke handelwijze zou strijdig zijn met zijn goddelijke aard.’ (Ensign, november 1989, pp. 17–18.)

2 Nephi 2:17–18. ‘Een engel Gods (…) werd (…) een duivel’

  • Satan voert volgelingen weg

    Paul Mann, © 1999 IRI

    President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft uitgelegd hoe Lucifer zijn gezagspositie verloor en viel: ‘Door zijn opstandigheid werd Lucifer uitgeworpen en werd hij Satan, de duivel, “de vader van alle leugen, om de mensen te misleiden en te verblinden en om hen gevankelijk weg te voeren naar zijn wil, ja, allen die weigerden naar mijn stem te luisteren” (Mozes 4:4). En zo werd deze persoon, een engel Gods die gezag bezat in de tegenwoordigheid van God, uit de tegenwoordigheid van God en zijn Zoon verwijderd (zie LV 76:25). Dat veroorzaakte grote droefheid in de hemel, “daar de hemelen hem beweenden — het was Lucifer, een zoon des dageraads” (LV 76:26).’ (Ensign, november 1987, p. 35.)

2 Nephi 2:22. De val van Adam had gevolgen voor ‘alle dingen’

  • Ouderling Bruce R. McConkie heeft uitgelegd dat alle dingen met de val van Adam verbonden waren: ‘Maar dan komt de val; Adam valt; de sterfelijkheid, de voortplanting en de dood doen hun intrede. De gevallen mens is sterfelijk; hij heeft sterfelijk vlees; hij is “het eerste vlees op aarde”. En de gevolgen van die val gelden voor alles wat geschapen is. Zij vallen in de zin dat zij ook sterfelijk worden. De dood doet zijn intrede in de wereld; de sterfelijkheid heerst; de voortplanting vangt aan; en de grote en eeuwige doeleinden van de Heer vinden voortgang.’ (‘Christ and the Creation’, Ensign, juni 1982, p. 14.)

    ‘De sterfelijkheid, de voortplanting en de dood kwamen alle drie voort uit de val. (…)

    ‘(…) Een oneindige Schepper schiep in de begintijd de aarde en de mens en alle levensvormen in een dusdanige toestand dat ze konden vallen. Met de val zou er een statusverandering optreden. Alle dingen waren zo geschapen dat ze konden vallen of veranderen. (…)

    ‘(…) In de tijd van de hof van Eden verkeerden alle levensvormen in een hogere staat dan nu het geval is. (…) De dood en de voortplanting moesten nog in de wereld komen.’ (Ensign, juni 1982, p. 9.)

2 Nephi 2:22–23. Wat is het verschil tussen zonde en overtreding?

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft het verschil tussen zonde en overtreding toegelicht: ‘[De] tegenstelling tussen zonde en overtreding herinnert ons aan het voorzichtige woordgebruik in het tweede geloofsartikel: “Wij geloven dat de mens zal worden gestraft voor zijn eigen zonden en niet voor Adams overtreding” (cursivering toegevoegd). Ook in de wetgeving kent men een soortgelijk onderscheid. Sommige daden, zoals moord, zijn misdaden omdat ze op zich slecht zijn. Andere daden, zoals zonder vergunning werkzaam zijn, zijn uitsluitend misdaden omdat ze door de wet verboden zijn. Volgens dit onderscheid is de daad die de val veroorzaakt heeft, geen zonde — of anders gezegd: slecht op zich — maar een overtreding, ofwel verkeerd omdat het formeel verboden was. Die woorden dekken niet altijd een andere lading, maar in verband met de val lijkt dit onderscheid wel zinvol te zijn.’ (Zie De Ster, januari 1994, p. 68.)

2 Nephi 2:22–25.
scripture mastery
‘Adam viel, opdat de mensen zouden zijn’

  • Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd waarom de val noodzakelijk was:

    ‘De schepping had als hoogtepunt de plaatsing van Adam en Eva in de hof van Eden. Zij waren geschapen naar Gods beeld, met een lichaam van vlees en beenderen. Omdat zij naar Gods beeld waren geschapen en nog niet sterfelijk waren, konden ze niet oud worden en sterven. “En zij zouden geen kinderen hebben gekregen” [2 Nephi 2:23] noch de beproevingen van het leven hebben meegemaakt. (…) De schepping van Adam en Eva was een paradijselijke schepping, een die een aanzienlijke verandering vereiste alvorens zij het gebod konden naleven om kinderen te krijgen en zo aardse lichamen te verschaffen aan voorsterfelijke geestzonen en -dochters van God.

    ‘(…) De val van Adam (en Eva) vormde de sterfelijke schepping en bracht de vereiste veranderingen in hun lichaam teweeg, waaronder de bloedsomloop en andere wijzigingen. Zij waren toen in staat om kinderen te krijgen. Zij en hun nakomelingen waren bovendien onderhevig aan letsel, ziekte en de dood.’ (Zie De Ster, januari 1997, p. 32.)

  • President James E. Faust heeft over de gevolgen van de val op Adam en Eva en al hun nakomelingen gezegd:

    ‘Vanwege hun overtreding werden Adam en Eva, die ervoor gekozen hadden hun staat van onschuld af te leggen (zie 2 Nephi 2:23–25), uit Gods tegenwoordigheid verbannen. In het christendom wordt dit de zondeval genoemd, of Adams overtreding. Het is een geestelijke dood omdat Adam en Eva buiten Gods tegenwoordigheid geplaatst werden en de vrijheid kregen “om zelfstandig te handelen en niet om met zich te laten handelen” (2 Nephi 2:26). Zij kregen ook het vermogen om zich voort te planten, opdat ze het gebod “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” konden onderhouden en vreugde in hun nageslacht hebben (zie Genesis 1:28).

    Adam en Eva verlaten de hof

    © 1998 Joseph Brickey

    ‘Al hun nakomelingen waren ook van Gods tegenwoordigheid afgesneden (zie 2 Nephi 2:22–26). Maar het nageslacht van Adam en Eva had geen schuld aan de erfzonde omdat het er part noch deel aan had gehad. Daarom zou het oneerlijk zijn als de hele mensheid eeuwig moest lijden door de overtredingen van onze eerste ouders, Adam en Eva. Deze onrechtvaardigheid moest rechtgezet worden; daarom was het nodig dat Jezus Christus, in zijn rol als Heiland en Verlosser, een zoenoffer bracht. Dankzij die verheven verzoeningsdaad kan iedere ziel nu vergeving van zijn zonden ontvangen, ze laten wegwassen en ze doen vergeten. (Zie 2 Nephi 9:6–9; Talmage, Articles of Faith, p. 89.) Deze vergeving vindt echter plaats op voorwaarde van bekering en rechtschapenheid van elk mens individueel.’ (Ensign, november 1988, p. 12.)

  • President Brigham Young (1801–1877) en president Joseph Fielding Smith hebben uitgelegd dat de val van Adam deel van het plan van onze hemelse Vader uitmaakte:

    ‘Gingen [Adam en Eva] rechtstreeks in tegen God en zijn bestuur? Nee. Maar zij overtraden een gebod van de Heer, en door die overtreding kwam de zonde in de wereld. De Heer wist dat zij dat zouden doen, en dat was ook zijn bedoeling.’ (Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe [1954], p. 103.)

    ‘Adam deed slechts wat hij moest doen. Hij had een goede reden om van die vrucht te eten, en dat was om de deur open te doen waardoor u en ik en alle andere mensen in deze wereld konden komen. (…)

    ‘(…) Zonder Adam was ik hier niet geweest; was u hier niet geweest; zouden we als geesten in de hemel zitten wachten.’ (Joseph Fielding Smith, Conference Report, oktober 1967, pp. 121–122.)

    In Mozes 5:10–11 lezen we dat Adam en Eva zich ook de zegeningen van de val bewust waren. Zij zagen het volgende in:

    ‘Mijn ogen [zijn] opengegaan.’ Zij konden goed van kwaad onderscheiden (vers 10).

    ‘In het vlees zal ik God zien.’ De opstanding kon plaatsvinden door de komst van de Heer Jezus Christus (vers 10).

    ‘Wij (…) zouden (…) nakomelingen (…) hebben.’ Voortplanting werd mogelijk (vers 11).

    ‘Wij (…) hebben (…) goed en kwaad gekend.’ Adam en Eva hadden de vrijheid om tussen goed en kwaad te kiezen (vers 11).

    ‘Wij (…) hebben (…) de vreugde van onze verlossing [gekend] en het eeuwige leven dat God geeft aan alle gehoorzamen.’ De verzoening kon plaatsvinden (vers 11).

2 Nephi 3:4–5. ‘Groot waren de verbonden des Heren’

  • In de Bijbelvertaling van Joseph Smith lezen we dat de Heer Jozef bezocht, de zoon van Jakob uit het Oude Testament, en dat Jozef grote beloften kreeg aangaande zijn nageslacht (zie BJS, Genesis 50:24). Lehi getuigde: ‘Jozef heeft waarlijk onze tijd gezien’ (2 Nephi 3:5), ofwel de tijd van Lehi en zijn nakomelingen, en hij wist dat God in de toekomst ‘een uitgelezen ziener’ zou doen opstaan (vers 7), namelijk de grote profeet met dezelfde naam als de zijne (zie vers 15). Jozef wist ook dat de Heer in de laatste dagen op de eerste plaats zijn nakomelingen zou roepen om het evangelie naar de andere verloren leden van het huis van Israël te brengen die onder de volken der aarde verstrooid waren, overeenkomstig het verbond dat God met Abraham had gesloten. (Zie Gids bij de Schriften, ‘Jozef, zoon van Jakob’.) Aangezien de Heer Zich aan zijn verbond met Jozef heeft gehouden, zal Hij dat ook bij ons doen als wij getrouw blijven.

    Lehi’s onderricht is een groot voorbeeld van hoe onze hemelse Vader het verbond met Jozef is nagekomen. We mogen erop vertrouwen dat God Zich altijd aan zijn verbonden houdt.

2 Nephi 3:6–9. ‘Een uitgelezen ziener’

  • Een ziener is ‘iemand die van God het recht heeft ontvangen om met zijn geestelijke ogen dingen te zien die God voor de wereld verborgen houdt (Mozes 6:35–38). Een ziener is een openbaarder en een profeet (Mosiah 8:13–16). Ammon, uit het Boek van Mormon, leerde dat alleen een ziener in staat was om speciale uitleggers, ofwel een Urim en Tummim, te gebruiken (Mosiah 8:13; 28:16). Een ziener kent het verleden, het heden en de toekomst. Vroeger werd een profeet dikwijls ziener genoemd (1 Samuël 9:9; 2 Samuël 24:11).

    Het visioen van Jozef in Egypte over Joseph Smith

    © 1994 Paul Mann

    ‘Joseph Smith is de grote ziener van de laatste dagen (LV 21:1; 135:3)’ (Gids bij de Schriften, ‘Ziener’). De profeet Joseph Smith is de ‘uitgelezen ziener’ die in 2 Nephi 3:6 wordt beschreven als een nakomeling van Jozef, de zoon van Israël.

  • President Brigham YoungPresident Brigham Young (1801–1877) getuigde van de ‘uitgelezen ziener’ Joseph Smith, die niet alleen in de tijd van Jozef in Egypte bekend was, maar zelfs al vóór de schepping van de aarde: ‘Lang voordat de fundamenten van de aarde waren gelegd, was in de eeuwige raden al besloten dat hij, Joseph Smith, in de laatste bedeling van deze wereld de man zou zijn die het woord van God bij de mensen zou brengen en alle sleutels en macht van het priesterschap van de Zoon van God zou ontvangen. De Heer had zijn blik gevestigd op hem, zijn vader en zijn grootvader, en op hun voorzaten tot aan Abraham, en van Abraham tot de zondvloed, van de zondvloed tot aan Henoch, en van Henoch tot Adam. Hij had die familie gadegeslagen en het bloed dat vanaf de bron gestroomd heeft tot aan de geboorte van die man. Hij [de profeet Joseph Smith] is in de eeuwigheid geordend om deze laatste bedeling te presideren.’ (Discourses of Brigham Young, p. 108.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft enkele voorbeelden gegeven van waarheden die de ziener Joseph Smith met geestelijke ogen kon zien en die eerder voor de wereld verborgen waren:

    1. Openbaring over de omvang en reikwijdte van het heelal (zie Mozes 1:33; LV 76:24scripture mastery)

    2. Openbaring over Gods hoofddoel (zie Mozes 1:39scripture mastery)

    3. Openbaring over ons als Gods kinderen (zie LV 93:29)

    4. Openbaring over de bestemming van de mens (zie LV 84:38scripture mastery)

    5. Openbaring over Gods persoonlijke betrokkenheid bij zijn kinderen (zie Alma 18:32)

    6. Openbaring over de draagwijdte van de verzoening van de Heiland (zie 2 Nephi 9:7; LV 88:6)

    (Zie Liahona, november 2003, pp. 100–101.)

2 Nephi 3:6–15. De profetieën van Jozef

  • Het volgende overzicht bevat de specifieke profetieën die Jozef van Egypte uitte met betrekking tot de profeet Joseph Smith en de latere vervulling ervan:

    Profetie in 2 Nephi 3

    Mogelijke vervulling

    ‘Een ziener zal de Heer, mijn God, doen opstaan, die een uitgelezen ziener voor de vrucht van mijn lendenen zal zijn’ (vers 6).

    De Heer heeft gezegd dat Joseph Smith jr. ‘ziener [zal] worden genoemd, vertaler, profeet’ (LV 21:1) en dat Joseph was aangewezen om aan het hoofd van deze bedeling te staan (zie LV 110:16; 112:32).

    ‘Hij zal hoog worden geacht onder de vrucht van uw lendenen’ (vers 7).

    Miljoenen nakomelingen van het volk uit het Boek van Mormon hebben Joseph Smith als profeet van de herstelling aanvaard.

    ‘Hij zal (…) een werk (…) doen voor de vrucht van uw lendenen, (…) dat voor hen van grote waarde zal zijn’ (vers 7).

    Veel nakomelingen van Lehi zijn gezegend door het licht van het evangelie dat door middel van de profeet Joseph Smith is hersteld.

    ‘[Hij zal] geen ander werk (…) doen dan het werk dat Ik hem gebied’ (vers 8).

    Joseph Smith stemde zijn leven af op de wil van de Heer. Aan het begin van zijn bediening kreeg hij bijvoorbeeld de opdracht om het Boek van Mormon te vertalen: ‘En u hebt een gave om de platen te vertalen; en dat is de eerste gave die Ik u heb verleend; en Ik heb u geboden op geen andere gave aanspraak te maken totdat mijn oogmerk in dezen is bereikt; want Ik zal u geen andere gave schenken voordat het is voltooid’ (LV 5:4).

    ‘Hij zal groot zijn zoals Mozes’ (vers 9).

    Mozes vergaderde Israël van Egypte naar het beloofde land. Joseph Smith ontving van Mozes de sleutels om Israël te vergaderen: ‘Daarom zal Ik voor mijn volk een man doen opstaan die het zal leiden zoals Mozes de kinderen van Israël leidde’ (LV 103:16). Dat is een van de vele manieren waarop Joseph zoals Mozes was.

    ‘Hem zal Ik macht geven om mijn woord voor het zaad van uw lendenen voort te brengen’ (vers 11).

    Joseph Smith vertaalde en gaf de nakomelingen van Lehi het verslag van hun voorouders (zie LV 3; 5; 10), evenals vele andere openbaringen.

    ‘De vrucht van uw lendenen (…) zal samengroeien, teneinde valse leerstellingen te weerleggen’ (vers 12)

    Het Boek van Mormon en andere hedendaagse openbaringen geven een duidelijke en gezaghebbende uitleg van vele beginselen en leerstellingen van het evangelie in de Bijbel (zie LV 20:8–15; 42:12).

    ‘Vanuit zwakte zal hij sterk worden gemaakt’ (vers 13).

    Een eenvoudige boerenjongen werd de profeet van de herstelling.

    ‘Zij die trachten hem te vernietigen, zullen beschaamd worden gemaakt’ (vers 14).

    Zoals de Heer had beloofd (zie 3 Nephi 21:10), bleef de profeet Joseph Smith in leven tot hij zijn zending had volbracht (zie LV 121:16–22).

    ‘Zijn naam zal naar de mijne worden genoemd; en die zal naar de naam van zijn vader zijn’ (vers 15).

    Joseph Smith jr. was de derde zoon van Joseph Smith sr. en is naar zijn vader vernoemd (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:4).

    ‘Want hetgeen [het evangelie en de verordeningen ervan] de Heer door zijn hand zal voortbrengen, zal mijn volk door de macht des Heren tot redding voeren’ (vers 15).

    Door de herstelling van de kerk en de verordeningen van de Heer heeft de profeet Joseph Smith ons laten zien hoe we het eeuwige leven verkrijgen.

2 Nephi 3:12. Het Boek van Mormon en de Bijbel zullen ‘samengroeien’

  • President Boyd K. Packer heeft uitgelegd hoe het Boek van Mormon en de Bijbel samengegroeid zijn: ‘Het Oude Testament en het Nieuwe Testament (…) en (…) het Boek van Mormon (…) zijn nu zodanig samengekomen dat u, als u het ene aandachtig bestudeert, door het andere wordt aangetrokken; en als u iets uit het ene leert, u door het andere wordt onderricht. Zij zijn nu inderdaad één in onze handen.’ (Ensign, november 1982, p. 53.)

    Ezechiël met boekrollen

    Lyle Beddes, © 1977 IRI

2 Nephi 3:18. Wie zijn de verschillende mensen die genoemd worden?

  • Ouderling Bruce R. McConkie heeft de genoemde mensen in 2 Nephi 3:18 als volgt aangeduid: ‘Let op deze woorden van de Heer: “En Ik, zie, Ik verleen hem [Mormon] de gave om de geschriften van de vrucht van uw lendenen [de Nephieten] te schrijven voor de vrucht van uw lendenen [de Lamanieten]; en de woordvoerder van uw lendenen [Joseph Smith] zal ze verkondigen.” Dat wil zeggen: Mormon schreef het Boek van Mormon, maar wat hij schreef was afkomstig van de geschriften van de Nephitische profeten; en die geschriften, samengesteld tot één boek, zijn door Joseph Smith vertaald en door hem naar de Lamanieten gebracht.’ (A New Witness for the Articles of Faith [1985], p. 426.)

Stof tot nadenken

  • Welke verbanden zijn er tussen de schepping, de val en de verzoening?

  • Wat komen we uit de zinsnede ‘de slaap der hel’ over de tactieken van Satan te weten? (2 Nephi 1:13.)

  • Wat is het verband tussen de beproevingen, tegenspoed en moeilijkheden die we meemaken en wat we volgens onze hemelse Vader kunnen worden? (Zie 2 Nephi 2:2.)

Voorgestelde opdrachten

  • Schrijf een stukje over het verband tussen de schepping, de val en de verzoening.

  • Hoe kunt u iemand die niet van ons geloof is op basis van 2 Nephi 2:5–10 de noodzaak van de verzoening van Jezus Christus uitleggen?

  • Noem ten minste zes profetieën in 2 Nephi 3 die rechtstreeks op de profeet Joseph Smith betrekking hebben.