Muziek
Komt, gij kind’ren van de Heer


35

Komt, gij kind’ren van de Heer

Uitbundig

1. Komt, gij kind’ren van de Heer,

zingen wij een lied ter eer

van de Heer, die binnenkort

hier op aarde koning wordt,

als van ongerechtigheid

deze wereld wordt bevrijd,

als de mens, van zonden schoon,

vredig in Gods liefde woont.

2. O, wat vreugde wonderbaar

als wij zien de Middelaar!

Als in glorie Hij verschijnt,

al het kwade dan verdwijnt.

O, hoe geeft ons lied dan eer

onze Heiland, Vorst en Heer!

Welk een liefd’ heerst overal,

als geen mens meer vrezen zal!

3. Dan, in smetloos wit gehuld

en van hemels licht vervuld,

zingen wij de Zoon ter eer,

juub’len dankbaar immermeer.

D’aarde is van zonden rein;

al wat ademt, groot en klein,

woont in schoonheid, liefd’ en deugd;

aller hart is dan verheugd.

Tekst: naar James H. Wallis (1861–1940)

Muziek: Spaanse melodie; bew. Benjamin Carr (1768–1831)

Leer en Verbonden 133:25, 33, 56

Openbaring 7:9–17