1. Meester, de stormwinden woeden! Onstuimig is ’t bandloos tij!
De lucht is zo dreigend en donker, geen haven of hulp nabij.
Bekommert U dan onze nood niet? Hoe kunt Gij slapen, Heer,
nu elk ogenblik hier ons bedreigt met een graf in het kokend meer!
[Chorus]
De wind en de golven verstaan uw wil:
zwijg, wees stil.
Zij het de woede van ’t noodgetij,
of duivels of mensen of wat het ook zij,
geen zee deert het vaartuig waar Gij mee vaart,
de Meester van hemel en zee en aard’.
Zij allen volgen gedwee uw wil:
zwijg, wees stil; zwijg, weest stil.
Zij allen volgen gedwee uw wil:
zwijg, zwijg, wees stil.
2. Meester, verslagen van geeste buig ’k heden in smart mij neer.
Mijn hart is ten diepste bekommerd, word wakker en red mij, Heer!
Ik lig in de golven der zonde waarin ’k al dieper zink.
Ik verga hier, ’k verga! O, mijn Meester, kom, red mij voordat ’k verdrink!
[Chorus]
De wind en de golven verstaan uw wil:
zwijg, wees stil.
Zij het de woede van ’t noodgetij,
of duivels of mensen of wat het ook zij,
geen zee deert het vaartuig waar Gij mee vaart,
de Meester van hemel en zee en aard’.
Zij allen volgen gedwee uw wil:
zwijg, wees stil; zwijg, weest stil.
Zij allen volgen gedwee uw wil:
zwijg, zwijg, wees stil.
3. Meester, de schrik is nu over, ’t is rustig op land en vloed.
De zon kiest het meer tot haar spiegel en vreed’ is in mijn gemoed.
O, toef, mijn gezegende Heiland, houd mij steeds aan uw hand,
tot ik anker met vreugd in uw haven en rust aan het zalig strand.
[Chorus]
De wind en de golven verstaan uw wil:
zwijg, wees stil.
Zij het de woede van ’t noodgetij,
of duivels of mensen of wat het ook zij,
geen zee deert het vaartuig waar Gij mee vaart,
de Meester van hemel en zee en aard’.
Zij allen volgen gedwee uw wil:
zwijg, wees stil; zwijg, weest stil.
Zij allen volgen gedwee uw wil:
zwijg, zwijg, wees stil.