1. Waar is een toevluchtsoord? Waar is verlichting
als het verstand’lijk woord geen uitkomst meer biedt,
als, met geloof verflauwd, zoekend naar richting,
ik mij afzijdig houd met mijn verdriet?
2. Waar, in mijn eenzaamheid, waar, in mijn wachten,
waar, in mijn bange tijd, waar kan ik heen?
Waar is genezingskracht, zalf voor mijn smachten?
Wie kent mijn donk’re nacht? Hij, hij alleen.
3. Hij worstelt met mij mee, deelt in mijn lijden
in mijn Getsemane, Heiland en Vriend.
Zijn vrede geeft Hij mij, rust in mijn strijden.
Goed en constant is Hij, eeuwig alziend.