1. O God, mijn steun en toeverlaat,
mijn hoop in eeuwigheid,
mijn toevlucht bij het dreigend kwaad,
mijn rots van zekerheid.
2. De schaduw van uw troon bedekt
als schild mijn huis en haard.
Uw arm, in almacht uitgestrekt,
is d’arm die mij bewaart.
3. Eer Gij deez’ aard’ hadt voortgebracht,
waart Gij, o Vader, God.
Omgeven door uw scheppingspracht
stuurt Gij des mensen lot.
4. O God, mijn steun en toeverlaat,
mijn hoop in eeuwigheid,
weest Gij mijn kracht die nooit vergaat,
mijn gids tot zaligheid.