Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 16: Onze band met God nauwer aanhalen


Hoofdstuk 16

Onze band met God nauwer aanhalen

Ik heb liever God als vriend dan alle andere invloeden en machten daarbuiten.1

Uit het leven van John Taylor

John Taylor had een diepe liefde voor onze hemelse Vader. Hij noemde Hem: ‘Onze Vader, Vriend en Weldoener.’ Hij zei: ‘Wij leunen op Hem, en we weten dat Hij de aangelegenheden van zijn volk zal leiden, beïnvloeden en besturen. Daarom vertrouwen wij op Hem.’2

Toen hij zijn getuigenis van de liefde en zorg van God voor zijn kinderen gaf, verklaarde president Taylor: ‘Er is geen mens op aarde, waar hij zich ook bevindt, die zijn vertrouwen in God heeft gesteld die kan ontkennen dat God hem niet heeft verlost. Dat is bij mij heel nadrukkelijk het geval geweest. Voor mij staat het vast dat de Almachtige, toen ik in het buitenland was, in verre oorden, mijn enige toeverlaat was, dat Hij naast mij stond, en dat Hij mijn gebeden heeft verhoord.’3

Dit vertrouwen op God kwam in 1839 goed tot uitdrukking, toen ouderling Taylor met ouderling Wilford Woodruff naar Engeland op zending ging. Ouderling Taylor werd ernstig ziek op weg van Nauvoo naar New York, vanwaar ze per schip naar Engeland zouden vertrekken. Ouderling Woodruff ging verder naar New York en wachtte op ouderling Taylor, die door zijn ziekbed verlaat was.

Toen ouderling Taylor in New York arriveerde, wilde ouderling Woodruff onmiddellijk vertrekken en regelde zijn overtocht naar Engeland. Ouderling Taylor had geen geld en zei tegen ouderling Woodruff: ‘Broeder Woodruff, als u vindt dat ik met u mee moet gaan, zal ik u vergezellen.’ Ouderling Woodruff vroeg hoe ouderling Taylor aan geld voor de overtocht zou komen, waarop ouderling Taylor antwoordde: ‘O, dat is geen probleem. Zorg maar dat ik op dezelfde boot kom, en ik zal je ervoor betalen.’

Broeder Theodore Turley, die het gesprek tussen ouderling Taylor en ouderling Woodruff opving, zei dat hij graag met de apostelen mee wilde gaan en voor hen wilde koken, hoewel hij zelf ook geen geld had. Omdat broeder Turley graag bij het werk betrokken wilde zijn, zei ouderling Taylor tegen ouderling Woodruff dat hij ook een plaats voor broeder Turley moest bespreken.

Al snel zorgde de Heer voor de middelen om de reis te betalen. Ouderling B. H. Roberts van de Zeventig heeft daarover geschreven: ‘Toen de plaatsen werden besproken, had ouderling Taylor geen geld, maar de Geest had hem ingefluisterd dat er voor de middelen gezorgd zou worden. En die stille, zachte stem had hem nog nooit teleurgesteld! Daar vertrouwde hij op en hij werd daarin niet teleurgesteld. Hoewel hij niemand om geld vroeg, kreeg hij van verschillende mensen vrijwillige bijdragen die voldoende waren voor de overtocht van hemzelf en broeder Turley, maar niets meer.’4

Leringen van John Taylor

God is onze Vader en Hij heeft vaderlijke genegenheid voor ons.

Onze godsdienst (…) schildert God niet af als een nors wezen dat onbenaderbaar is, maar ons wordt juist geleerd dat Hij onze Vader is, en dat wij zijn kinderen zijn en dat hij vaderlijke genegenheid voor ons heeft; en we hebben iets ervaren van de gevoelens die bestaan tussen vader en zoon, moeder en dochter, ouders en kinderen.5

Wat voor gevoelens heeft God ten opzichte van de mens? Hij voelt dat wij zijn kinderen zijn. Allemaal? Ja, blanken, zwarten, roodhuiden, joden, niet-joden, heidenen, christenen en alle andere mensen. Hij is in iedereen geïnteresseerd. Dat is vanaf het begin zo geweest en dat zal tot aan het einde zo blijven. Hij zal alles in zijn macht doen om de mens in dit leven en in de eeuwigheid te zegenen en te verhogen.6

Wij zijn allemaal kinderen van God. Hij is onze Vader en heeft het recht om ons te leiden, en niet alleen ons, maar Hij heeft het volste recht om de aangelegenheden van het mensdom op aarde te leiden en te controleren, want zij zijn allemaal kinderen van Hem.7

Het is Gods doel om de mens zoveel als Hij kan te zegenen. We zeggen soms dat we hemel en aarde willen bewegen, maar God heeft de hemel en de aarde bewogen om dat doel te bereiken. (…) God heeft ons welzijn voor ogen, en daar heeft Hij wetten voor ingesteld. Hij heeft om die reden het eeuwig evangelie geïntroduceerd, en Hij heeft het heilig priesterschap hersteld dat vanouds heeft bestaan, samen met alle beginselen, zegeningen, machten, ceremonies, verordeningen en voorrechten die al vanaf het begin op aarde zijn.8

Als we onszelf goed willen begrijpen, moeten we ons als eeuwige wezens beschouwen, en God als onze Vader, want wij hebben leren bidden: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd.’ [Zie Matteüs 6:9.] ‘Wij hebben vaders naar het vlees, en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven?’ [Zie Hebreeën 12:9.] Ik hoef hiervoor geen bewijzen te overleggen, want de heiligen begrijpen maar al te goed dat God de Vader van onze geest is, en als we in zijn tegenwoordigheid terugkeren, zullen we Hem kennen, zoals we onze aardse ouders kennen. Ons is geleerd dat wij Hem aanspreken zoals we een aardse ouder aanspreken als we iets nodig hebben. Hij heeft gezegd: ‘Als een zoon zijn vader om brood vraagt, zal hij hem dan een steen geven, of als hij om een vis vraagt, zal hij hem dan een slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden.’ [Zie Matteüs 7:9–11.]9

Onze hemelse Vader zal ons zegenen als we Hem in nederig gebed aanroepen.

We moeten het gevoel hebben dat God onze Vader is en dat wij zijn kinderen zijn, en dat Hij ons heeft beloofd dat Hij naar onze gebeden zal luisteren, en dat Hij van ons verwacht dat wij zijn wil gehoorzamen en zijn plannen uitvoeren. En dan moeten we, om onze gebeden bindend te maken, onze verschillende taken verrichten, waarover al gesproken is; en we moeten eerlijk en oprecht tegen elkaar zijn. Hoe kunnen we verwachten dat God ons daarin zegent als wij proberen onze broeder te bedriegen, want ook hij is een kind van onze hemelse Vader. (…) [God] heeft interesse in zijn welzijn; en als wij ten koste van een kind van God ons voordeel proberen te doen, denkt u dan dat [de Heer] tevreden over ons is?10

Ik moet aan mijn kinderjaren denken. Al op jonge leeftijd heb ik geleerd God aan te roepen. Ik ben vaak de natuur ingegaan om mij, geknield achter een struik, voor de Heer te buigen en Hem om leiding te vragen. En Hij heeft mijn gebed gehoord. Soms ging ik samen met andere jongens. Jongens en meisjes, het kan geen kwaad om, net als ik, de Heer in je binnenkamer aan te roepen. Dat was de houding die ik als kleine jongen had. En God heeft me van het een tot het andere geleid. (…) Ik hield mij toen veel met God bezig; en dat doe ik nog steeds.’11

Ik zal u vertellen wat ik altijd als eerste deed als ik moest prediken, vooral als het in een [nieuwe] plaats was. Ik ging naar een afgelegen plek, in een veld, een schuur, in een bos of mijn binnenkamer, en vroeg God om me te zegenen en me de wijsheid te geven die ik nodig had om alle omstandigheden het hoofd te bieden die ik zou tegenkomen; en de Heer heeft me altijd de nodige wijsheid en steun gegeven. Als u een soortgelijke weg bewandelt, zal Hij u ook zegenen. Vertrouw niet op uzelf, maar bestudeer de beste boeken – de Bijbel en het Boek van Mormon – en verzamel zoveel mogelijk informatie, en houd u dan vast aan God en vrijwaar uzelf van allerlei verdorvenheid en vervuiling, dan zullen de zegeningen van de allerhoogste op u zijn.12

Vergeet niet om de Heer in uw gezin aan te roepen, en uzelf, en al uw bezittingen iedere dag aan God toe te wijden; streef naar het goede en cultiveer een geest van eenheid en liefde, dan zullen de vrede en de zegeningen van de levende God bij ons zijn, en zal Hij ons op onze levensweg leiden; en we zullen door alle heilige engelen, patriarchen vanouds en mannen van God gesteund en gesterkt worden, en de sluier tussen ons en God zal dunner worden, we zullen steeds dichter bij Hem komen en onze ziel zal de Heer der heerscharen grootmaken.13

We moeten geloof in God hebben en op Hem vertrouwen.

Ik geloof niet in een godsdienst die mijn volledige liefde niet heeft, maar ik geloof in een godsdienst waar ik voor kan leven, of sterven. Ik heb het niet over zaken die ik niet begrijp; ik heb met de dood geworsteld en ben door de duivel belaagd, maar dat kon me niets schelen. Ontneem mij deze hoop en mijn godsdienst is niets waard. (…) Wij moeten handelen naar de beginselen die we aanvaard hebben; we moeten geloof in God hebben en op Hem vertrouwen; we moeten ons gedrag ten opzichte van elkaar erdoor laten beïnvloeden.14

Als wij ons deel doen, zal de Heer ons niet in de steek laten. Andere mensen mogen zich dan onverstandig gedragen, dat houdt niet in dat we hen kunnen imiteren. Wij beweren het Zion van onze God te zijn, de reinen van hart. Wij beweren integere, waarheidsgetrouwe en deugdzame mensen te zijn, die geloof in God hebben. Maar dat moeten we niet alleen beweren, dat moeten we ook in praktijk brengen. We moeten het woord, de wil en de wet van God uitvoeren en vervullen.15

Daar geloof zonder werken dood is [zie Jakobus 2:17, 26] is het duidelijk dat een levenskrachtig geloof – het soort geloof dat voor God aanvaardbaar is – meer is dan geloven dat God bestaat; het zet tot actie aan. Het is niet alleen de reden van actie, maar omvat zowel reden als actie. Of met andere woorden, het is een geloof dat door werken wordt vervolmaakt.16

We moeten ons vertrouwen in God stellen, ongeacht de gevolgen. Als we dat doen, en als we de heilige verbonden naleven die we met Hem en met elkaar hebben gesloten, zal Zion zegevieren. (…)

Broeders en zusters, ik zal u vertellen wat we moeten doen: we moeten ontzag voor God hebben, en we moeten afzien van onze hebzucht en onze eigenzinnigheid, onze koppigheid en allerlei dwaasheden. (…) We moeten ons voor de Heer vernederen, ons van onze zonden bekeren, en ons lichaam en onze geest rein houden; opdat we zullen openstaan voor de Geest van de levende God, en door Hem in al onze werken voor de levenden en de doden zullen worden geleid. Onze verlangens moeten op God en zijn rechtschapenheid zijn gericht, totdat we als een van de profeten vanouds kunnen zeggen: Doorgrond mij, o God, toets mij; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg. [Zie Psalmen 139:23–24.] Als ouders moeten we God nederig vragen of Hij ons met vrede in ons hart wil zegenen; en als we iets verkeerd gedaan hebben, moeten we dat belijden en zoveel mogelijk goedmaken; en laat iedereen in Israël zijn huis op deze wijze op orde brengen en voor eeuwig de geest van vrede, eenheid en liefde cultiveren.

En als de gezinnen in Israël dit in het hele land Zion in praktijk brengen, God vrezen en goede werken verrichten, de geest van nederigheid en zachtmoedigheid koesteren, en op Hem vertrouwen, zal niets ons schade toe kunnen brengen.17

Vrede is de gave van God aan de mensen die in zijn licht wandelen.

Vrede is een gave van God. Wilt u vrede in uw leven? Ga dan naar God. Wilt u vrede in uw gezin? Ga naar God. Wilt u vrede ter bescherming van uw gezin? Leef dan uw godsdienst na, en dan zal de vrede van God bij u zijn en blijven, want vrede komt alleen bij Hem vandaan; en die is nergens anders te vinden. (…) Vrede is goed en daar streef ik naar, koester vrede in uw hart, in uw woonomgeving en als u met vrienden en kennissen omgaat. Als we de vrede van God ontvangen, is alles in orde. (…)

Sommige mensen hebben het over oorlogen en moeilijkheden en vragen: bent u niet bang? Ik niet. Ik ben een dienstknecht van God, en dat is voldoende, want de Vader staat aan het roer. Ik moet als klei in de handen van de pottenbakker zijn, volgzaam zijn en in het licht van de Geest wandelen. Dan maakt het niet uit wat er gebeurt. De bliksem kan flitsen en de aarde beven, God staat aan het roer, en ik wil niet te veel zeggen, maar de Here God, de Almachtige, regeert en Hij zal zijn werk voortzetten totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft en zijn koninkrijk zich van de rivieren tot aan de einden der aarde uitstrekt.18

We hoeven alleen maar onze godsdienst na te leven, de raad van onze president op te volgen, nederig en getrouw te zijn, en niet op onze eigen kracht vertrouwen, maar God om wijsheid vragen en in vrede met God, ons gezin en elkaar leven; dan zal er vrede in ons hart en onze samenleving heersen.19

Als we onze godsdienst naleven, als we naar het licht van de Geest van God wandelen, als we ons van onreinheid en verdorvenheid zuiveren, en de zoete influistering van de Geest Gods licht in onze boezem laat stromen en die Geest ons beschermt, waardoor we vrede en vreugde ervaren – dan vangen we, min of meer, een vage glimp op van wat de getrouwen te wachten staat; dan lijkt het net alsof wij, en alles wat we hebben, in de handen van de Heer zijn en dat we klaar zijn om onszelf op te offeren voor de verwezenlijking van zijn doeleinden op aarde.20

Vrede is begeerlijk, het is een gave van God, de grootste gave die God een sterveling kan geven. Wat is er begerenswaardiger dan vrede? Vrede in landen, vrede in steden en vrede in gezinnen. Gelijk de zacht ruisende zefier [westenwind], brengt haar invloed troost aan de zorgelijke, droogt de tranen van verdriet en verjaagt de problemen uit het hart. Laat dat algemeen ervaren worden, dat zal de zorgen van de wereld verjagen en van deze aarde een paradijs maken. Maar vrede is een gave van God.21

Ideeën voor studie en bespreking

  • Hoe toont God zoal zijn vaderlijke liefde voor ons? Wat hebben we in tijden van lichamelijke of geestelijke nood aan de kennis dat Hij vaderlijke liefde voor ons heeft?

  • Waarom bidden we soms niet geregeld en oprecht? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze gebeden zinvoller worden?

  • Wat kunnen we leren van de ervaringen die John Taylor met het gebed had? Hoe kunnen we kinderen leren dat zij, zo jong als John Taylor destijds, tot God in gebed kunnen gaan?

  • Hoe kunnen we ons vertrouwen in God vergroten? Hoe bent u gezegend door op God te vertrouwen?

  • Wat houdt het in om bereid te zijn om ‘naar het licht van de Geest van God [te] wandelen’? Wat voor invloed heeft ons geloof op deze bereidheid? Op welke specifieke manieren kunt u uw geloof in daden omzetten?

  • Hoe hebt u vrede als een gave van God ervaren? Hoe is uw liefde voor Hem door die vrede beïnvloed?

  • Hoe kunt u de vrede thuis bevorderen?

Relevante teksten: Spreuken 3:5–6; Filippenzen 4:6–7; 2 Nephi 32:8–9; Mosiah 4:9–10; LV 19:23; 20:17–18; 59:23–24

Noten

  1. The Gospel Kingdom, samengesteld door G. Homer Durham (1943), blz. 343.

  2. Deseret News (wekelijkse uitgave), 27 december 1871, blz. 550.

  3. The Gospel Kingdom, blz. 45.

  4. Zie B. H. Roberts, The Life of John Taylor (1963), blz. 65–74.

  5. The Gospel Kingdom, blz. 30.

  6. The Gospel Kingdom, blz. 63.

  7. The Gospel Kingdom, blz. 79.

  8. The Gospel Kingdom, blz. 30.

  9. Deseret News (wekelijkse uitgave), 22 december 1853, blz. 101.

  10. Deseret News: Semi-Weekly, 25 juni 1878, blz. 1.

  11. The Gospel Kingdom, blz. 46.

  12. The Gospel Kingdom, blz. 240.

  13. Deseret News: Semi-Weekly, 23 december 1879, blz. 1.

  14. Deseret News (wekelijkse uitgave), 11 april 1860, blz. 42.

  15. Deseret News: Semi-Weekly, 15 mei 1883, blz. 1.

  16. The Gospel Kingdom, blz. 332.

  17. The Gospel Kingdom, blz. 347–348.

  18. Deseret News (wekelijkse uitgave), 24 december 1862, blz. 202.

  19. Deseret News (wekelijkse uitgave), 23 september 1857, blz. 231.

  20. Deseret News (wekelijkse uitgave), 3 februari 1858, blz. 382.

  21. The Government of God (1852), blz. 20.

woman praying

Als we geregeld bidden, kunnen we onze relatie met onze hemelse Vader opbouwen.