Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 8: Onze zendingsplicht


Hoofdstuk 8

Onze zendingsplicht

Ik zie de ouderlingen nooit op zending gaan om het evangelie te prediken [zonder te overwegen] dat zij deelnemen aan een van de grootste werken die ooit voor het mensdom zijn verricht.1

Uit het leven van John Taylor

Tussen 1839 en 1857 heeft ouderling John Taylor verscheidene malen een voltij dzending in de Verenigde Staten en andere landen vervuld. Hij predikte het evangelie vaak onder moeilijke omstandigheden, soms zonder geld of voedsel, en gaf dan blijk van zijn grote geloof en getuigenis. Hij vertrouwde erop dat de Heer hem en zijn gezin zou beschermen en hem van de middelen zou voorzien om het evangelie te prediken.

Een voorbeeld van de schragende macht van de Heer vond plaats kort nadat ouderling Taylor zijn gezin in Montrose (Iowa) had achtergelaten om een zending in Engeland te vervullen. Toen hij door Indiana reisde, werd hij ernstig ziek en moest verscheidene weken in een hotel doorbrengen. In die tijd verkondigde ouderling Taylor het evangelie in bijeenkomsten die hij naast het hotel hield, hoewel hij een groot deel van de tijd dat hij sprak, moest blijven zitten. Zijn luisteraars merkten dat hij ondanks zijn moeilijke omstandigheden nooit om geld vroeg. Uiteindelijk ging een van hen naar hem toe en zei: ‘Mijnheer Taylor, u gedraagt zich niet als de meeste andere predikanten. U hebt niets over uw omstandigheden of over geld gezegd, terwijl u hier al enige tijd ziek verblijft. De rekeningen van de artsen, het hotel en dergelijke moeten behoorlijk oplopen. Sommige vrienden en ik hebben deze zaak besproken en wij willen u graag helpen.’

Ouderling Taylor nam deze hulp dankbaar aan en kon kort daarna zijn reis voortzetten, na al zijn rekeningen te hebben betaald. Over deze ervaring heeft ouderling Taylor gezegd: ‘Ik vertrouw liever op de Heer dan op een van de koningen van de aarde.’2 Met zijn vertrouwen op de Heer en zijn toewijding aan de verkondiging van het evangelie is John Taylor een goed voorbeeld van de manier waarop we zendingswerk moeten verrichten.

Leringen van John Taylor

Door zendingswerk krijgt het mensdom kennis van het leven en de onsterfelijkheid.

We zijn hier met een bepaald doel; de wereld is met een bepaald doel geschapen; (…) het evangelie is met een bepaald doel geïntroduceerd in de verschillende tijdperken en onder de verschillende volken aan wie het is geopenbaard en overgebracht; en dat geldt allemaal ook voor ons. De Heer heeft ons geleid zoals Hij ooit Israël heeft geleid, en zoals Hij de Nephieten uit Jeruzalem heeft geleid, en de tien stammen, en andere volken die naar verschillende plekken zijn getrokken. Hij heeft ons geleid, en het eerste wat Hij voor ons heeft gedaan (…) was ons zijn evangelie bekendmaken, allereerst geopenbaard aan Joseph Smith; en hij - benoemd door de Almachtige, een benoeming die tot stand kwam door middel van het heilige priesterschap, dat in de hemelen bestaat, en daarmee het gezag om het anderen aan te reiken - heeft het anderen aangereikt, en zij op hun beurt aan anderen; en derhalve is het evangelie bij ons in de verschillende landen waar we woonden, terechtgekomen.

En toen deze mannen rondgingen om het evangelie te verkondigen, gingen ze, zoals Jezus heeft gezegd, niet om hun eigen wil te doen, ‘doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft’ [Johannes 5:30] en om in samenwerking met de priesterschap juiste beginselen te introduceren. Derhalve gingen ze uit onder de volken, en duizenden en tienduizenden en miljoenen luisterden naar hun getuigenis; maar zoals het in oude tijden ging, gaat het ook in de laatste dagen. Jezus heeft gezegd: ‘Wijd is [de poort] en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.’ [Matteüs 7:13–14.] Dit is in alle tijdperken en onder alle volken het geval geweest, waar en wanneer het evangelie ook is verkondigd.3

God heeft het evangelie hersteld om leven en onsterfelijkheid aan het licht te brengen; en zonder de kennis van het evangelie is er geen kennis van het leven en de onsterfelijkheid; want de mens kan deze beginselen alleen begrijpen als ze uitgelegd worden. (…) Toen de hemelen waren geopend en de Vader en de Zoon verschenen en de beginselen van het evangelie aan Joseph Smith openbaarden, en toen het heilig priesterschap was hersteld en de kerk en het koninkrijk van God op aarde waren gevestigd, waren dat de grootst mogelijke zegeningen die op deze generatie konden worden uitgestort. Als ze dat toch eens begrepen, het was de grootste zegen die God het mensdom kon verlenen.4

Het is onze plicht de Heer door middel van het zendingswerk te helpen.

Wat we dus zien is dat de Heer in deze tijd evenals in voorgaande tijdperken altijd verlangt een volk te vergaderen dat zijn wil doet, zijn geboden onderhoudt, naar zijn raad luistert en zijn bevelen uitvoert. (…) De Heer, in deze tijd zowel als bij voorgaande gelegenheden, stuurt wie Hij wil sturen; Hij kiest zijn eigen boodschappers uit en stuurt hen uit onder de mensen. En toen de ouderlingen van Israël rondgingen, zei Hij in een bepaalde openbaring tegen hen: ‘Mijn engelen zullen rondom u zijn om u te bemoedigen.’ [LV 84:88.] En zij gingen rond, en de Heer hield zich aan zijn woord, en velen van u, in die tijd in andere landen, luisterden naar de woorden des levens, en toen u ze hoorde, toen kende u ze en begreep ze, zoals Jezus had gezegd: ‘Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen.’ [Zie Johannes 10:5, 27.] U hebt de stem van de waarheid vergezeld van de Geest van God gehoord, en daardoor werd er een snaar in uw boezem geraakt en was gehoorzaamheid het gevolg. (…)

Wat moeten we dan nu doen, nu we zijn bijeenvergaderd om te helpen? Onze eigen belangen behartigen? Nee. Rijkdom vergaren? Nee. Ons aan de goede dingen in het leven overgeven? Nee, maar we moeten de wil van God doen en onszelf, onze talenten en vaardigheden toewijden, onze intelligentie en invloed aanwenden, en wel op iedere mogelijke manier, om de oogmerken van Jehova uit te voeren en vrede en rechtschapenheid op aarde te vestigen. Dat is, zoals ik het begrijp, de reden dat wij hier zijn, niet om onze eigen zaken te regelen en God voor zijn eigen koninkrijk te laten zorgen. Wij zijn allemaal betrokken bij het werk van God in de laatste dagen, en we behoren daaraan mee te werken.5

Ik ben met het juiste gezag tot ouderling geordend, en ben rondgegaan om dit evangelie te verkondigen. Andere ouderlingen zijn net als ik naar andere landen gegaan om dezelfde leer en dezelfde beloften te prediken. Sommigen van hen waren niet echt ontwikkeld; anderen hadden niet veel scholing gehad. Onze zendelingen zijn uniek. Soms is een zendeling koopman, soms jurist, smid, metselaar, stukadoor, boer of arbeider, of welk beroep ook. Maar zij staan allemaal onder dezelfde invloed van de Geest, en zij gaan allemaal rond als zendeling om het evangelie van licht, van leven en van eeuwig heil te verkondigen. Zij hebben de schatten van het eeuwig leven ontvangen, en ze zijn gemachtigd om er met anderen over te praten; en ze bieden dezelfde beloften.

U die vanmiddag hier bent, zowel als tienduizenden anderen, hebben naar deze beginselen geluisterd; u kreeg die beloften aangeboden; en toen u het evangelie gehoorzaamde, ontving u deze zelfde geest; u bent mijn getuigen dat wat ik nu verkondig waar is, en van de Geest en de macht van God die de gehoorzamen aan het evangelie vergezeld, en u kunt het niet ontkennen. Deze groep zal het niet ontkennen. Toen u koos voor gehoorzaamheid aan de wetten van God, zijn geboden ging gehoorzamen en u liet dopen voor de vergeving van uw zonden en u de handen werden opgelegd voor gave van de Heilige Geest, ontving u die ook, en nu bent u een levende getuige van God. Dit is een geheim dat de wereld niet begrijpt. (…) We bezitten de beginselen van het eeuwig leven en werken voor de eeuwigheid; en we werken ook aan de opbouw van het Zion van God, waar rechtschapenheid kan worden geleerd en de mens beschermd kan worden, en waar de vrijheid kan worden verkondigd aan alle mensen, van elk ras, van elk gezindte en uit elk land.6

Onze plicht is de verkondiging van het evangelie aan alle mensen. (…) En we doen het ondanks de tegenwerking van mensen, en we doen het in de naam van God. (…) En als zij de duivel meer liefhebben dan God, dan is dat aan hen, evenals de problemen en het verdriet, en rampen en oorlogen en bloedvergieten die zij daarmee over zich heen halen. Want natie zal opstaan tegen natie, en land tegen land; tronen zullen worden neergehaald; wereldrijken zullen naar de vier windstreken worden verstrooid, en de machten van de aarde zullen overal wankelen; en de Heer zal weldra komen om de landen te oordelen; en het betaamt ons te weten wat we aan het doen zijn, en niet tegelijk heilige Gods en hypocriet te zijn, maar vervuld te zijn van waarheid en integriteit, onze roeping groot te maken en onze God te eren.

Dat verwacht God van ons. En daarna tempels te bouwen. En wat dan? Dat we in die tempels dienen, het evangelie naar de landen op aarde brengen en dan de leden daar vergaderen. En dan? Dat we meer tempels bouwen. En dan? De mensen erin laten dienen.7

Zendelingen verkondigen eeuwige waarheid met de kracht en het gezag van God.

Er is een groot verschil tussen onze manier van evangelieverspreiding en die van de wereld. Veel van onze mannen (…) komen naar de heersende maatstaven in de wereld nauwelijks in aanmerking voor de prediking van het evangelie; maar het grote verschil tussen ons en hen is dat wij in de naam van de God van Israël rondgaan, gesteund door zijn kracht, wijsheid en intelligentie om de beginselen van de eeuwige waarheid te verkondigen die wij van Hem hebben ontvangen; terwijl zij rondgaan en verkondigen wat ze op de universiteit hebben geleerd.

Onze ouderlingen hebben hun zwakheden. (…) Als [zij] rondgaan, hebben ze geen voorbereiding gehad boven de gewone opleiding die iedereen hoort te krijgen; maar het zijn geen woorden die zij verkondigen, het zijn beginselen. En hoewel zij zich voor een gehoor dat onderlegd is in de wetten van God, onzeker kunnen voelen en moeite kunnen hebben zich te uiten, toch zal de Geest van de Heer, wanneer zij rondgaan en voor de gemeenten in de wereld staan, met hen meegaan, zal de Heer hen schragen en hun wijsheid geven, ‘welke al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerstaan of weerleggen.’ [Zie Lucas 21:15.] Dat is de belofte aan de dienstknechten van de Heer die met vertrouwen in Hem rondgaan.8

Deze jongemannen lijken veel op ons: ze hebben de geest van leven, licht, intelligentie ontvangen, en de gave van de Heilige Geest, en ze zijn de boodschappers van de grote Jehova, die hen heeft uitgekozen, aangesteld en geordend om zijn wil in alle landen op aarde te verkondigen. Zij gaan niet uit eigen naam of in eigen kracht op pad, maar in de naam, kracht en macht van de God van Israël. Dat is hun positie, en als zij God aanhangen en hun roeping grootmaken, de beginselen van de waarheid naleven, en verleiding en verloedering van elke soort mijden, zal de macht van God bij hen zijn; en God zal hun mond openen en hen in staat stellen om de wijsheid van de wijzen te beschamen, en zij zullen woorden spreken tot verbazing van zichzelf en hen die naar hen luisteren.

Ik wil tegen deze broeders zeggen: maak werk van uw zending. Laat de wereld voor wat ze is; maak u niet druk over de dollars en centen, de ponden, shillings en pence. Houd u aan God vast, leef uw godsdienst na, maak uw roeping groot, verootmoedig u voor God, roep Hem in het verborgene aan en Hij zal uw weg voor u bereiden.9

Een grondige geestelijke voorbereiding is onontbeerlijk voor de effectieve zendeling.

Derhalve zeg ik tot hen die op zending gaan: bestudeer de Bijbel, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en alle andere boeken, zodat je de beginselen van ons geloof goed kent. En tegen de andere jongemannen die nu niet op zending gaan, maar die waarschijnlijk in de toekomst zullen gaan, zeg ik eveneens dat deze zaken belangrijker zijn dan zij zich nu kunnen voorstellen. De waarheid behoort ons op te bouwen en te versterken. We behoren de beginselen, leerstellingen en verordeningen van de kerk en het koninkrijk van God te leren kennen.

In de Leer en Verbonden staat dat wij wijsheid moeten zoeken zoals we dat naar een verborgen schat zouden doen, door studie en door geloof; dat we op de hoogte moeten zijn met de geschiedenis en de wetten van het land waarin we wonen en van andere landen op aarde. [Zie LV 88:78–80, 118.] Ik weet dat wanneer jongemannen hier in de omgeving werken, de bergen in gaan, op de boerderij werken en naar het theater gaan, ze zich niet echt met dergelijke zaken bezighouden; maar als er een beroep op hen wordt gedaan om de hand aan de ploeg te slaan, zouden veel van hen willen dat ze meer kennis van de Bijbel, het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden hadden.10

De soort mannen die we als de brengers van deze evangelieboodschap op het oog hebben, zijn mannen die in God geloven; mannen die in hun godsdienst geloven; mannen die hun priesterschap eren; mannen in wie de mensen die hen kennen, vertrouwen hebben en in wie God vertrouwen heeft. (…) We willen mannen die met de Heilige Geest en de macht van God vervuld zijn. (…) De mannen die de woorden des levens onder de volken brengen, dienen eerzame, integere, deugdzame en reine mannen te zijn; en daar dat de opdracht van God aan ons is, zullen wij die proberen uit te voeren.11

Wij moeten geloof en moed hebben om onze zendingsplicht te vervullen.

De volken op aarde gaan een verschrikkelijke tijd tegemoet, (…) erger dan ooit in het hart van de mens is opgekomen - oorlogen, bloedvergieten, verwoesting, verdriet en ellende, pestilenties, hongersnood, en aardbevingen, en al die rampen waarover de profeten hebben gesproken zullen zeker in vervulling gaan. (…) En het is aan ons, heiligen der laatste dagen, de positie die we innemen, goed te begrijpen. (…)

(…) Er zijn een aantal zaken die het voor de mens soms uitermate moeilijk maken om de soort zending te volbrengen die zij voorheen volbrachten, wegens leeftijd, ziekte en omstandigheden. Toch heb ik me vaak beschaamd gevoeld bij het zien van de reacties van velen in de quorums waarover ik het heb, wanneer zij op zending worden geroepen. Een voor een volgen de excuses. Het was twintig jaar geleden gemakkelijker om twee- of driehonderd mannen bij elkaar te krijgen dan nu uit de duizenden in Israël. Hoe denkt u dat dat komt? Gedeeltelijk door de onverschilligheid die er heerst.12

Er zijn genoeg gezonde mannen die, als ze wat meer geloof in God hadden, en als ze zich wat meer bewust waren van de rampen die over de aarde zullen komen, en van de plichten van het priesterschap dat God op hen heeft bevestigd, alle hindernissen uit de weg zouden ruimen en zouden zeggen: hier ben ik, Heer, stuur mij; ik wil het mensdom tot zegen zijn. Als Jezus op aarde is gekomen om de verlorenen te zoeken en te verlossen, laat mij dan vervuld zijn van diezelfde geest.13

Ik heb zelf duizenden kilometers gereisd om het evangelie te prediken – zonder buidel of male, vol vertrouwen op de Heer. Heeft Hij mij ooit in de steek gelaten? Nee, nooit. Er is altijd voor me gezorgd, en daarvoor wil ik God, mijn hemelse Vader, loven. Ik was met zijn werk bezig, en Hij zei me dat Hij me daarin zou steunen. Hij heeft zich aan zijn belofte gehouden; en als ik mij niet aan die van mij heb gehouden, hoop ik dat Hij mij wil vergeven en de kracht geven om het beter te doen. Maar de Heer is mij trouw gebleven, en ik heb nooit gebrek aan eten, drinken of kleding gehad, en ik heb altijd de middelen gehad om te gaan en staan waar ik wilde.14

Ik heb veel meer vertrouwen in mensen die deze bijeenkomst verlaten in het besef van hun zwaktes en onmacht, dan in mensen die vinden dat ze goed geïnformeerd zijn en denken dat ze in alles kunnen onderwijzen. Waarom? Omdat de mens, als hij op zichzelf vertrouwt, op een gebroken riethalm vertrouwt. Maar als hij op de Heer vertrouwt, zal hij nooit falen. (…) De Heer is overal, Hij waakt over zijn volk, en als deze broeders op God blijven vertrouwen (…), zal zijn Geest op hen rusten, hun verstand verlichten, hun capaciteiten vergroten en hun de wijsheid en intelligentie geven die zij nodig hebben. Zij hoeven wat wereldse wijsheid betreft geen vrees te hebben, want er is in de wereld geen wijsheid die gelijk is aan de wijsheid die de Heer zijn heiligen geeft; en zolang deze broeders het kwaad uit de weg gaan, hun godsdienst naleven en de Heer aankleven door zijn geboden te onderhouden, hoeven zij niet te vrezen; en dit geldt niet alleen voor deze broeders maar voor alle heiligen.15

Wat hun gevoelens ook mogen zijn, [zendelingen] gaan rond als barmhartige engelen die de kostbare zaden van het evangelie in zich dragen, en zij zijn het middel om velen vanuit het donker naar het licht te brengen, van dwaling en bijgeloof naar leven, licht, waarheid en intelligentie en, uiteindelijk, naar de verhoging in het celestiale koninkrijk van onze God.

Als deze broeders rondgaan, is het misschien een nieuwe taak voor hen. Zij zullen strijd moeten leveren met eeuwenoude dwalingen, korte metten moeten maken met de vooroordelen waaraan zij zelf, zo verklaren zij, zolang onderhevig zijn geweest; ze zullen ook moeten prediken tot en praten met mensen die geen achting voor de waarheid hebben, en zeker niet voor de godsdienst die wij hebben aangenomen. Toch gaan deze zendelingen rond als boodschappers van de Heer, Jezus Christus. Ze gaan rond en verkondigen dat God zijn werk op aarde heeft gevestigd, dat Hij uit de hemel heeft gesproken en dat de visioenen van de Almachtige aan ons oog zijn ontvouwd; het eeuwige licht van het evangelie is geopenbaard aan de dienaren van de Allerhoogste; de duisternis die de wereld eeuwenlang heeft bedekt, wordt uiteengedreven; en deze uitverkoren ouderlingen van Israël worden uitgezonden om deze blijde boodschap van het eeuwig heil aan de duistere en onverlichte volken op aarde te verkondigen. (…) Zij gaan rond en komen vreugdevol terug, en hebben kostbare schoven bij zich, ze prijzen de naam van de God van Israël omdat zij mochten deelnemen aan de waarschuwing van dit geslacht.16

Ideeën voor studie en bespreking

  • In welke opzichten draagt zendingswerk bij tot de verwezenlijking van de doelen van de Heer? Welke zendingstaken hebt u die het evangelie hebt aanvaard, in het plan van de Heer?

  • Waarom stuurt de kerk jonge, onervaren mensen als voltijdzendeling op pad?

  • Waarom is geloof in de Heer de grondslag van het zendingswerk?

  • Wat voor invloed heeft onze voorbereiding en levenswijze op ons vermogen om effectieve werktuigen van de Heer te zijn?

  • Wat zijn naast een voltijdzending nog andere mogelijkheden om het evangelie onder de mensen te brengen?

  • Welke redenen geven de leden op voor het niet doen van zendingswerk? Wat kunt u doen om uw hindernissen op dit gebied uit de weg te ruimen?

  • Heeft u gezien dat de Heer de mensen zegent die hun tijd, talenten, energie en middelen inzetten om het evangelie te verbreiden?

Relevante teksten: Alma 26:5–7; 3 Nephi 20:29–31; LV 1:18–23; 4:1–7; 75:2–5; 133:7–9

Noten

  1. The Gospel Kingdom, samengesteld door G. Homer Durham (1943), blz. 238.

  2. Zie B. H. Roberts, The Life of John Taylor (1963), blz. 69–71.

  3. Deseret News: Semi-Weekly, 9 mei 1876, blz. 1; alinea-indeling gewijzigd.

  4. Deseret News: Semi-Weekly, 4 oktober 1881, blz. 1.

  5. Deseret News: Semi-Weekly, 9 mei 1876, blz. 1.

  6. Deseret News: Semi-Weekly, 18 april 1882, blz. 1; alinea-indeling gewijzigd.

  7. The Gospel Kingdom, blz. 234–235; alinea-indeling gewijzigd.

  8. Deseret News: Semi-Weekly, 15 juni 1867, blz. 2.

  9. Deseret News (wekelijkse uitgave), 19 juni 1867, blz. 194.

  10. Deseret News: Semi-Weekly, 15 juni 1867, blz. 2. NB: Ten tijde van deze uitspraak was de Parel van grote waarde nog niet gecanoniseerd. Het boek werd in 1880 een van de standaardwerken van de kerk.

  11. Deseret News: Semi-Weekly, 15 maart 1881, blz. 1.

  12. The Gospel Kingdom, blz. 237.

  13. Deseret News: Semi-Weekly, 24 september 1878, blz. 1.

  14. The Gospel Kingdom, blz. 234.

  15. Deseret News: Semi-Weekly, 15 juni 1867, blz. 2; alinea-indeling gewijzigd.

  16. The Gospel Kingdom, blz. 238–239.

missionaries

Over zendelingen heeft president Taylor het volgende gezegd: ‘Als deze broeders rondgaan, is het misschien een nieuwe taak voor hen (…) . Toch gaan deze zendelingen rond als boodschappers van de Heer, Jezus Christus.’

Millennial Star office

Het kantoor van de Millennial Star in Liverpool, rond 1885. Al vroeg in zijn bediening is John Taylor op zending in Groot-Brittannië geweest, waar hij zijn schrijf- en spreekvaardigheden gebruikte om het werk van de Heer te bevorderen.