2003
Een kind en een discipel
Mei 2003


Een kind en een discipel

De Heer vertrouwt zijn ware discipelen. De Heer stuurt voorbereide mensen naar zijn voorbereide dienstknechten.

Ieder van ons die het doopverbond heeft gesloten, heeft beloofd om anderen het evangelie aan te bieden.1 Soms lijkt de angst om verworpen te worden of ergernis op te wekken een onneembare hindernis. Toch nemen sommige leden die hindernis met het grootste gemak. Ik heb ze op mijn reizen goed geobserveerd. Ik kan sommigen zo voor me zien.

Op veel plaatsen in de wereld is zaterdag marktdag. Op het platteland van Ghana, Ecuador en de Filipijnen brengen talloze mensen hun oogst- en nijverheidsproducten naar de stad om ze te verkopen. Ze praten met mensen die ze onderweg tegenkomen. En met de kooplieden naast hen, terwijl ze op klanten wachten. Veel gesprekken gaan over de worsteling om het bestaan, over uitstijgen boven de armoede, en soms over gevaar.

Onder die mensen op de weg en de markt bevinden zich heiligen der laatste dagen. Veel van de gesprekken die ze hebben met mensen die ze tegenkomen, zijn hetzelfde als je elders in de wereld hoort. ‘Waar komt u vandaan?’ ‘Is dat uw zoon?’ ‘Hoeveel kinderen hebt u?’ Maar de heiligen der laatste dagen zijn anders. Dat is te zien in hun ogen en te horen in hun woorden. Ze luisteren aandachtig, met de gelaatsuitdrukking van iemand die echt geeft om de antwoorden op de vragen en om de persoon.

Als het gesprek langer dan een paar minuten duurt, komt het op zaken die voor hen allebei erg belangrijk zijn. Dan bespreken ze wat volgens hen gelukkig maakt en wat verdrietig maakt. En dan gaat het gesprek over de hoop voor dit leven en de hoop op het leven hierna. De heilige der laatste dagen spreekt een innerlijke overtuiging uit. Het gebeurt niet altijd, maar soms vraagt de ander aan de heilige der laatste dagen: ‘Hoe kom je aan zo’n innerlijke rust?’ ‘Hoe kom je aan de zekerheid van die dingen die je zegt te weten?’

En dan komt er een rustig antwoord. Misschien wel over de verschijning van onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, aan de jonge Joseph Smith. Of over de bediening van liefde van de herrezen Heiland, zoals beschreven in het Boek van Mormon, onder gewone mensen die geloof in Hem hadden en die Hem net zo liefhadden als wij.

Als u zo’n gesprek zou horen, zo’n gesprek op de markt of op straat over geestelijke zaken, zoudt u zich kunnen afvragen: ‘Hoe kan ík dat doen? Hoe kan ik andere mensen, die nog niet voelen wat ik voel, iets vertellen over mijn geloof?’ Dat is een vraag voor alle leden van deze kerk. Diezelfde vraag houdt elke bisschop en elke gemeentepresident in de kerk bezig, want zij hebben nu de leiding over het plaatselijke zendingswerk. Het antwoord op die vraag is te vinden in de oogst van het werk.

Ik heb enkele opmerkelijk getrouwe en doeltreffende getuigen van de Heiland en zijn kerk bestudeerd. Hun verhalen zijn inspirerend. Een nederig man was geroepen als president van een uiterst kleine gemeente. Er waren zó weinig leden dat hij niet inzag hoe de gemeente kon functioneren. Hij ging het bos in om te bidden. Hij vroeg God wat hij moest doen. Hij kreeg antwoord. Samen met de andere leden begon hij vrienden mee naar de kerk te nemen. In een jaar tijd lieten honderden mensen zich dopen en werden ze medeburgers in de kerk van de Heer.

Ik ken een man die bijna wekelijks voor zijn werk op reis is. Bijna dagelijks zijn ergens in de wereld zendelingen iemand aan het lesgeven die hij ontmoet heeft. Er is nog een andere man die zich niet laat afschrikken door het aantal mensen dat hij moet spreken tot hij iemand vindt die de zendelingenlessen wil volgen. Hij kijkt niet naar de prijs van die moeite, maar alleen hoe gelukkig de mensen zijn die een ander leven krijgen.

Er is geen gemeenschappelijke deler in wat zij doen. Er is geen gemeenschappelijke methode. Sommigen hebben altijd een boek-van-mormon bij zich om weg te geven. Anderen stellen zich tot doel om voor een bepaalde datum iemand te vinden die de zendelingen kunnen onderwijzen. Weer anderen hebben vragen bedacht om iemand anders te laten vertellen wat hij in het leven het belangrijkste vindt. Ze hebben allen gebeden om erachter te komen wat ze moeten doen. Ze lijken allen een ander antwoord te krijgen dat speciaal bij hen past en bij de mensen die ze tegenkomen.

Maar in één opzicht zijn ze allemaal hetzelfde. Ze hebben namelijk eenzelfde inzicht in wie zij zijn. Zij kunnen doen waartoe zij geïnspireerd worden, omdat zij weten wie zij zijn. Als wij willen doen wat we behoren te doen, moeten we in ten minste twee opzichten worden zoals zij. Ten eerste voelen zij dat zij een kind van een liefhebbende hemelse Vader zijn en dat Hij van ze houdt. Daarom wenden zij zich makkelijk en vaak tot Hem in gebed. Zij verwachten dat ze persoonlijk leiding van Hem krijgen. Zij gehoorzamen Hem zachtmoedig en ootmoedig, als kinderen van een volmaakte Ouder. Hij is hen nabij.

Ten tweede zijn zij dankbare discipelen van de herrezen Jezus Christus. Zij weten dat de verzoening echt heeft plaatsgevonden en dat die voor iedereen nodig was. Zij hebben zich gereinigd gevoeld toen ze zich lieten dopen door iemand die daartoe het gezag bezat, en hebben zelf de Heilige Geest ontvangen. En door de gemoedsrust die zij gevoeld hebben, zijn zij als de zonen van Mosiah, zij willen ‘gaarne, dat de zaligheid aan alle schepselen zou worden verkondigd, want zij konden niet gedogen, dat de ziel van enig mens verloren zou gaan; ja, zelfs de gedachte al, dat een enkele ziel eindeloze foltering zou moeten verduren, deed hen sidderen en beven.’2

Zij die makkelijk en vaak over het herstelde evangelie spreken, stellen de betekenis ervan zeer op prijs. Ze denken vaak aan die grote zegen. En door de herinnering aan de gave die ze hebben gekregen, willen ze graag dat anderen die ook krijgen. Ze hebben de liefde van de Heiland gevoeld. Voor hen zijn deze woorden een dagelijkse, uurlijkse realiteit:

‘Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.

Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.’3

Maar zelfs de ware discipel die deze liefde eenmaal heeft gevoeld, voelt zich wel eens onzeker. De apostel Johannes was daar echter duidelijk over: de vrees verdwijnt als we volmaakt zijn geworden in de liefde. We kunnen bidden om die gave van volmaakte liefde. We kunnen vol vertrouwen bidden dat we de liefde van de Heiland voor ons kunnen voelen, en voor allen die wij tegenkomen. Hij heeft ons en hen voldoende liefgehad om de prijs voor al onze zonden te betalen. Het is al heel wat om dat te geloven. Maar het is nog veel beter om een dusdanige verandering van hart te ondergaan dat we dat elk moment voelen. Het gebod om te bidden dat we de liefde van de Heiland zullen voelen, houdt tevens een belofte in. Luister:

‘Daarom, mijn geliefde broederen, indien gij geen naastenliefde hebt, zijt gij niets, want naastenliefde vergaat nimmer. Houdt daarom vast aan de naastenliefde, die het voornaamste van alles is, want alle dingen moeten vergaan —

‘Maar naastenliefde is de reine liefde van Christus, en duurt voor eeuwig; en wie ook ten laatsten dage in het bezit er van wordt bevonden, met hem zal het wél zijn.

‘Daarom, mijn geliefde broederen, bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart, dat gij met deze liefde moogt worden vervuld, die Hij op allen, die oprechte volgelingen zijn van zijn Zoon, Jezus Christus, heeft uitgestort, opdat gij de zonen van God moogt worden, en wij aan Hem gelijk zullen zijn, wanneer Hij zal verschijnen, want wij zullen Hem zien, zoals Hij is, opdat wij deze hoop mogen hebben, en mogen worden gereinigd, gelijk Hij rein is.’4

De Heer vertrouwt zijn ware discipelen. De Heer stuurt voorbereide mensen naar zijn voorbereide dienstknechten. Net als ik, hebt u wel eens ontmoetingen gehad waarvan u zeker wist dat ze niet toevallig waren.

Ik heb een vriend die elke dag bidt dat hij iemand zal ontmoeten die klaar is om het evangelie te ontvangen. Hij heeft altijd een boek-van-mormon bij zich. De avond voordat hij op een korte reis zou gaan, besloot hij geen boek mee te nemen, maar een uitnodigingskaartje. ’s Morgens kreeg hij echter de ingeving: ‘Neem een boek-van-mormon mee.’ Hij deed er een in zijn tas.

In het vliegtuig zat hij naast een vrouw die hij kende, en hij vroeg zich af: ‘Is dit de juiste persoon?’ Ze zat op de terugreis weer naast hem. Hij dacht: hoe begin ik over het evangelie?

Maar zij zei tegen hem: ‘Jullie betalen toch tiende aan je kerk?’ Hij bevestigde dat. Zij zei dat ze geacht werd tiende te betalen aan haar kerk, maar dat ze dat niet deed. En toen zei zij: ‘Hoe zit dat nou eigenlijk met dat Boek van Mormon?’ Hij legde uit dat het Schriftuur is, een getuigenis van Jezus Christus. Ze leek geïnteresseerd. Dus deed hij een greep in zijn tas en zei: ‘Ik had het gevoel dat ik dit boek mee moest nemen. Ik denk dat het voor jou bestemd is.’

Ze begon erin te lezen. Toen ze afscheid namen, zei ze: ‘We moeten hier eens wat meer over praten.’ Wat mijn vriend niet kon weten, maar God wel, was dat zij op zoek was naar een kerk. God wist dat ze mijn vriend had geobserveerd en zich had afgevraagd waarom zijn kerk hem zo gelukkig maakte. God wist dat ze hem naar het Boek van Mormon zou vragen en Hij wist dat ze bereid zou zijn om de zendelingenlessen te volgen. Ze was voorbereid. En mijn vriend ook. En u en ik kunnen dat ook zijn.

In uw gelaat en uw ogen zijn uw goede levenswijze en verlangens af te lezen. U bent enthousiast over de kerk van de Heer en over zijn werk, en dat is te zien. U bent vierentwintig uur per dag, in alle omstandigheden, zijn discipel. U hoeft geen moed bijeen te rapen om eindelijk zover te komen dat u iemand aanspreekt, om vervolgens weer in uw schulp te kruipen. Het feit dat de meeste mensen niet geïnteresseerd zijn in het herstelde evangelie heeft weinig invloed op wat u doet en zegt. Vertellen wat u gelooft gaat als vanzelf.

Mijn vader was zo. Hij was wetenschapper. Hij hield lezingen in landen over de hele wereld. Ik las eens een toespraak die hij tijdens een groot wetenschappelijk congres had gehouden. Daarin sprak hij niet alleen over zijn wetenschap, maar ook over de schepping en de Schepper. Ik wist dat maar weinig van zijn toehoorders daarin geloofden. Ik zei vol verbazing en verwondering tegen hem: ‘Pa, je hebt je getuigenis gegeven.’ Hij keek me verbaasd aan en zei: ‘Echt waar?’

Hij wist niet eens dat hij zo moedig was geweest. Hij had gewoon de waarheid gezegd zoals hij die kende. En toen hij zijn getuigenis gaf, wisten zelfs zij die het verwierpen dat hij het niet met opzet zei, maar omdat het heel gewoon voor hem was. Hij was wie hij was, waar hij ook was.

Dat is een kenmerk van allen die stoutmoedig en doeltreffend het evangelie verkondigen. Zij zien zichzelf als kinderen van een liefhebbende, levende Vader in de hemel. En zij zien zichzelf als discipelen van Jezus Christus. Zij hebben geen discipline nodig om te bidden. Dat gaat vanzelf. Het is geen extra moeite om aan de Heiland te denken. Zijn liefde voor hen en hun liefde voor Hem is er altijd. Zo zijn zij en daarom zien zij zichzelf en de mensen om hen heen zo.

Voor ons mag het lijken of dat een grote verandering vereist, maar wij kunnen erop vertrouwen dat het zal gebeuren. De verandering in individuele leden vindt in alle landen en in de hele kerk plaats. Dit is de bijzondere tijd die de profeten sinds de schepping voorzien hebben. Het herstelde evangelie zal in alle landen verkondigd worden. De Heiland heeft deze woorden aan de profeet Joseph Smith gegeven:

‘Ik [heb] mijn engel uitgezonden door het midden des hemels, en hij had het eeuwige evangelie, en hij is aan enkelen verschenen en heeft het aan de mens overgedragen, en hij zal verschijnen aan velen, die op de aarde wonen.

‘En dit evangelie zal aan alle natiën, geslachten, talen en volken worden gepredikt.’5

Wat voor beroering er ook ontstaat, wij kunnen zeker weten dat God bepaalde grenzen stelt, zodat Hij zijn beloften kan vervullen. Hij, en niet alleen de mens, heeft de uiteindelijke macht over landen en gebeurtenissen, en is in staat om ervoor te zorgen dat zijn doeleinden worden bereikt. Onder alle volken en in alle landen zullen er mensen zijn die de absolute zekerheid hebben dat zij kinderen van God zijn, die gezuiverde discipelen van de herrezen Christus in zijn kerk zijn geworden.

Enkele jaren geleden sprak ik tot zendelingen in het opleidingscentrum in Japan. Ik beloofde ze toen dat er een grote dag zou komen voor dat land. Ik zei dat veel meer leden enthousiast over hun getuigenis van het herstelde evangelie zouden vertellen aan mensen die zij tegenkwamen. Ik dacht toen dat de leden de moed om dat te doen zouden putten uit toenemende bewondering die hun landgenoten voor de kerk zouden krijgen. Maar ik weet nu dat het grote wonder, een grote verandering, in de leden zal plaatsvinden, en niet in de wereld om hen heen.

Zij, en leden elders op de aarde, zullen liefhebben, luisteren, spreken en getuigen wegens hun hart dat een verandering heeft ondergaan. Bisschoppen en gemeentepresidenten zullen het goede voorbeeld geven. De oogst aan zielen wordt groot, en hij is veilig in de handen van de Heer.6

Om deel uit te maken van dat wonder, moet u niet wachten tot u zich dichter bij uw hemelse Vader voelt, of tot u er zeker van bent dat u gezuiverd bent door de verzoening van Jezus Christus. Bid om de kans mensen tegen te komen die aanvoelen dat ze iets beters in hun leven kunnen krijgen. Bid om te weten wat u moet doen om ze te helpen. Uw gebeden zullen verhoord worden. U zult kennis maken met mensen die de Heer heeft voorbereid. U zult merken dat u dingen voelt en zegt die u niet zelf bedacht hebt. En dan zult u na verloop van tijd merken dat u dichter tot uw hemelse Vader komt en de reiniging en vergeving voelt die de Heiland zijn getrouwe getuigen belooft. En u zult zijn goedkeuring voelen en weten dat u hebt gedaan wat Hij van u verwacht, omdat Hij u liefheeft en vertrouwt.

Ik ben dankbaar dat ik in deze tijd mag leven. Ik ben dankbaar dat ik weet dat u en ik kinderen zijn van een verheerlijkte hemelse Vader, die van ons houdt. Ik getuig dat Jezus de Christus is, dat Hij mijn Heiland is en de uwe, en de Heiland van alle mensen die u ooit zult tegenkomen. De Vader en de Zoon zijn aan de profeet Joseph Smith verschenen. De sleutels van het priesterschap zijn hersteld en de laatste, grote vergadering is begonnen. Ik weet dat het waar is.

In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie LV 88:81, Mosiah 18:9.

  2. Mosiah 28:3.

  3. 1 Johannes 4:18–19.

  4. Moroni 7:46–48.

  5. LV 133:36–37.

  6. Zie LV 50:41–42.