Op zoek naar de schat
Leer van het verleden, bereid u voor op de toekomst, leef in het heden.
In mijn jeugdjaren genoot ik van het boek Schateiland van Robert Louis Stevenson. Ook keek ik naar avonturenfilms waarin verschillende figuren ieder een stuk van een versleten kaart in hun bezit hadden, die, aan elkaar gelegd, naar de plek leidde waar de schat begraven lag.
Ik weet nog dat ik doordeweeks elke middag naar een radioprogramma luisterde. Het programma heette Jack Armstrong, the All-American Boy. Het begon met een jingle: ‘Hebt u Wheaties al geproefd, het beste wat er voor uw ontbijt te koop is?’ Daarna kwam er een mysterieuze stem uit de radio met de boodschap: ‘We voegen ons nu bij Jack en Betty, die de mythische, geheime ingang van de olifantenbegraafplaats naderen, waar de schat begraven ligt. Maar wacht; op het pad voor hen ligt het gevaar op de loer.’
Niemand kreeg me bij dat programma weg. Het was alsof ik hoogstpersoonlijk de leiding had over de zoektocht naar de verborgen schat van kostbaar ivoor.
In een andere tijd, onder andere omstandigheden, heeft de Heiland van de wereld over schatten gesproken. In zijn bergrede verklaarde Hij:
‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen;
‘Maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot, noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen;
‘want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’1
De beloofde schat bestond niet uit ivoor of goud of zilver. Noch bestond hij uit hectaren land of een portefeuille in aandelen en obligaties. De Meester sprak over rijkdommen die voor ieder bereikbaar zijn — namelijk onuitsprekelijke vreugde hier en eeuwig geluk hierna.
Vandaag zal ik u drie stukken van uw schatkaart geven, waarmee u uw eeuwig geluk kunt vinden. Namelijk:
-
Leer van het verleden.
-
Bereid u voor op de toekomst.
-
Leef in het heden.
Laten we elk stuk van de kaart bekijken.
Ten eerste, leer van het verleden.
Ieder van ons heeft erfgoed — hetzij van de pioniers, latere bekeerlingen of anderen die ons leven vorm hebben gegeven. Dit erfgoed voorziet ons van een fundament dat bestaat uit offers en geloof. We hebben de aangename plicht om op een dergelijke hechte en solide basis voort te bouwen.
In een verhaal van Karen Nolen, gepubliceerd in de New Era in 1974, wordt verteld over Benjamin Landart, die in 1888 15 jaar was en een voortreffelijk violist. Soms vond Benjamin het maar niks dat hij met zijn moeder en zeven broers en zusters op een boerderij in het noorden van Utah woonde, omdat hij niet zoveel kon spelen als hij wel zou willen. Zo nu en dan borg zijn moeder de viool weg totdat hij zijn karweitjes op de boerderij gedaan had, zozeer was Benjamin in de verleiding om door te spelen.
In het najaar van 1892 kreeg Benjamin de uitnodiging om naar Salt Lake City te reizen voor een auditie bij het territoriale orkest. Er ging een droom in vervulling. Na weken van oefenen en bidden, reisde hij in maart 1893 naar Salt Lake City voor de auditie waar hij zo lang naar had uitgekeken. Toen de dirigent, de heer Dean, Benjamin hoorde spelen, zei hij dat Benjamin de beste violist was die hij ten westen van Denver had horen spelen. Benjamin moest zich in de herfst in Denver voor de repetities melden. Hij ging genoeg verdienen om in zijn onderhoud te voorzien, en hij kon ook nog wat naar huis sturen.
Een week na dit goede nieuws werd Benjamin evenwel bij zijn bisschop naar binnen geroepen. Die vroeg hem of hij zijn baan bij het orkest een paar jaar kon opschuiven. Hij zei tegen Benjamin dat hij de Heer nog iets verschuldigd was, voordat hij geld kon gaan verdienen. Toen vroeg hij Benjamin of hij een zending wilde vervullen.
Dat was even slikken voor Benjamin, want hij wilde dolgraag in het territoriale orkest spelen, maar hij wist ook wat hem te doen stond. Hij beloofde de bisschop dat hij de oproep zou accepteren als hij het geld voor zijn zending bij elkaar kon krijgen.
Toen Benjamin zijn moeder over zijn zending vertelde, was ze in de wolken. Ze zei hem dat zijn vader graag op zending was gegaan, maar overleden was voordat hij de kans had gekregen. Toen ze echter de financiering van de zending bespraken, betrok haar gezicht. Benjamin zei haar dat ze niet nog meer van hun land moest verkopen. Ze keek hem toen een ogenblik indringend aan en zei toen: ‘Ben, er is een manier om het geld bij elkaar te krijgen. We [hebben] hier iets in huis waarmee we je zending makkelijk kunnen bekostigen. Je zult je viool moeten verkopen.’
Tien dagen later, op 23 maart 1893, schreef Benjamin in zijn dagboek: ‘Ik werd vanmorgen wakker en nam mijn viool uit zijn kist. De hele dag heb ik mijn lievelingsstukken gespeeld. Tegen de avond toen het ging schemeren en ik niet langer kon spelen, legde ik het instrument terug in zijn kist. Dat was het dan. Morgen ga ik [op zending].’
45 jaar later, op 23 juni 1938, zou Benjamin in zijn dagboek schrijven: ‘De belangrijkste beslissing die ik ooit heb genomen, was afstand te doen van iets waar ik mijn hart aan verpand had, voor de God die voor mij nog meer betekende. Hij heeft mij ruimschoots bedacht.’2
Leer van het verleden.
Ten tweede, bereid u voor op de toekomst.
We leven in een veranderende wereld. De technologie is in bijna elk aspect van ons leven doorgedrongen. We moeten met die ontwikkelingen leren leven — zelfs die desastreuze veranderingen — in een wereld waarvan onze voorvaders nooit gedroomd hebben.
Denk aan de belofte van de Heer: ‘Wanneer gij zijt voorbereid, zult gij niet vrezen’3 Angst is dodelijk voor vooruitgang.
Het is noodzakelijk dat we ons voorbereiden en plannen, zodat we geen tijd verspillen. Zonder een gesteld doel kan er ook geen echt succes behaald worden. Een van de beste definities van succes die ik ooit gehoord heb, luidt ongeveer zo: succes is de voortschrijdende verwezenlijking van een zinvol ideaal. Iemand heeft eens gezegd dat je je hele leven het veld over kunt rennen zonder ooit een doelpunt te maken, als je niet weet wat je doel is.
Jaren geleden was er een romantische, fantasierijke ballade met de woorden: ‘Meer dan verlangen hoef je niet te doen. Waarom zou je aan arbeid je tijd verdoen?’4 Ik wil hier en nu verklaren dat verlangens geen vervanging zijn van een grondige voorbereiding op de wisselvalligheden van het leven. Voorbereiding vergt veel werk, maar is absoluut noodzakelijk voor onze vooruitgang.
Onze reis in de toekomst gaat niet over een glad geasfalteerde snelweg die zich uitstrekt van hier tot de eeuwigheid. Integendeel, er zijn splitsingen en bochten in de weg, om nog maar te zwijgen van de onverwachte hobbels. We moeten dagelijks bidden tot een liefdevolle hemelse Vader, die wil dat we slagen in het leven.
Bereid u voor op de toekomst.
Ten derde, leef in het heden.
Soms staan we toe dat we ons vandaag te veel bezighouden met morgen. Mijmeren over het verleden en uitkijken naar de toekomst kan troost bieden, maar kan ons leven in het heden niet vervangen. Onze kansen liggen in het nu, en die moeten we aangrijpen.
Meredith Willson legde in The Music Man professor Harrold Hill deze waarschuwing in de mond: ‘Als je je blind staart op de toekomst, zal je verleden uitermate leeg zijn.’
Er is geen morgen om op terug te kijken als we vandaag niet iets doen, en om vandaag ten volle te leven, moeten we doen wat het belangrijkste is. Laten we niet uitstellen wat het zwaarst weegt.
Onlangs las ik over een man die de la van de toilettafel van zijn kort daarvoor overleden vrouw opendeed en daar een kledingstuk vond dat ze negen jaar eerder tijdens een bezoek aan het oosten van de Verenigde Staten had gekocht. Ze had het niet gedragen, maar bewaarde het voor een speciale gelegenheid. En nu zou die gelegenheid zich nooit meer voordoen.
Toen hij dit aan een vriendin toevertrouwde, zei de echtgenoot: ‘Bewaar iets niet louter voor een speciale gelegenheid. Elke dag van ons leven is een speciale gelegenheid.’
Die vriendin zou later zeggen dat die woorden haar leven veranderden. Ze bleef niet meer uitstellen wat voor haar het belangrijkst was. Ze zei: ‘Nu breng ik meer tijd met mijn gezin door. Ik gebruik elke dag mijn kristallen glaswerk. Als ik daar zin in heb, ga ik in nieuwe kleding naar de supermarkt. De woorden “op zekere dag” of “eens” gebruik ik nog maar zelden. Nu neem ik de tijd om mijn familie en goede vrienden te bellen. Ik heb contact gezocht met oude vrienden om meningsverschillen bij te leggen. Ik zeg mijn familie hoeveel ik van ze houd. Ik probeer niets op de lange baan te schuiven dat ze plezier kan brengen. En elke morgen houd ik mezelf voor dat dit een bijzondere dag wordt. Elke dag, elk uur, elke minuut, is bijzonder.’
Een treffend voorbeeld van deze filosofie vloeide jaren geleden uit de pen van Arthur Gordon in een Amerikaans tijdschrift. Hij schreef:
‘Toen ik dertien was en mijn broertje tien, had vader beloofd ons mee naar het circus te nemen. Maar tijdens de middagmaaltijd kwam er een telefoontje dat hij voor dringende zaken naar kantoor moest komen. We zagen het circus al aan onze neus voorbijgaan. Toen hoorden we hem [in de telefoon] zeggen: “Nee, ik kan niet komen. Het zal moeten wachten.”
‘Toen hij terug aan tafel kwam, glimlachte moeder. “Weet je, het circus komt heus nog wel een keer”, [zei ze].
‘“Dat weet ik,” zei vader, “maar de kinderjaren niet.”’5
Ouderling Monte J. Brough van het Eerste Quorum der Zeventig had het eens over een zomer in zijn kinderjaren, toen hij en zijn jongere broer, Max, in een boom in de achtertuin van zijn ouderlijk huis een boomhut wilden bouwen. Ze maakten plannen voor het mooiste dat ze ooit zouden bouwen. Ze verzamelden de bouwmaterialen uit alle hoeken van de buurt en gebruikten die op een plek in de boom waar twee takken de ideale locatie voor de hut vormden. Het was een heel karwei en ze werkten hard aan de voltooiing van hun project. De gedachte aan de voltooide boomhut motiveerde hen enorm.
Ze werkten er de hele zomer aan, en eindelijk wisten ze de hut in de herfst, net voor het nieuwe schooljaar begon, af te krijgen. Ouderling Brough zei dat hij nooit de gevoelens van vreugde en voldoening zal vergeten die hem overspoelden toen zij hun eigendom in bezit namen. Ze gingen in de boomhut zitten, keken een paar minuten rond, klommen weer omlaag — en zijn nooit meer teruggekeerd. Het voltooide project, hoe mooi het ook was, kon hun aandacht nog niet één dag vasthouden. Met andere woorden, de werkzaamheden — plannen, verzamelen, bouwen en werken — en niet de voltooiing van het project, zorgden voor de blijvende voldoening en blijdschap die ze ervoeren.
Laten we genieten van het leven en, zoals ouderling Brough en zijn broer Max, vreugde vinden in de reis.
De oude spreuk: ‘Stel niet uit tot morgen wat u vandaag kunt doen’ is dubbel zo belangrijk als het aankomt op het uiten van onze liefde en genegenheid — in woord en in daad — aan onze familieleden en vrienden. De auteur Harriet Beecher Stowe heeft geschreven: ‘De bitterste tranen aan het graf worden geschreid over ongesproken woorden en ongedane zaken.’6
Een dichter heeft het verdriet over verspeelde kansen als volgt verwoord. Ik lees een fragment voor:
Om de hoek woont een vriend van mij
In deze grote stad zonder eind;
Maar de dagen en de weken snellen voorbij
En voor ik ‘t weet is een jaar op z’n eind.
En ik zie het gezicht van m’n oude vriend nooit meer;
Want we zijn in het leven altijd zo druk in de weer. (…)
Maar morgen naakt — en morgen gaat,
Wat de afstand tussen ons steeds groter maakt.
Om de hoek — toch mijlen ver (…)
‘Een telegram voor u, meneer.’
‘Jim is vandaag gestorven.’
En dan krijgen we, en uiteindelijk hebben we het verdiend:
Om de hoek, een verdwenen vriend.7
Iets meer dan een jaar geleden besloot ik niet langer een bezoek aan een goede vriend uit te stellen, die ik in geen jaren had gezien. Ik was al heel lang van plan om hem op te zoeken, maar was er niet toe gekomen.
Bob Biggers en ik zagen elkaar voor het eerst toen we ons beiden tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog in het opleidingscentrum van de Amerikaanse marine in San Diego (Californië) bevonden. We konden het gelijk goed met elkaar vinden. Hij kwam me vlak voor zijn huwelijk in Salt Lake City opzoeken; en we zijn elkaar geregeld blijven schrijven nadat ik in 1946 was afgezwaaid. Mijn vrouw, Frances, en ik stuurden hem en zijn vrouw, Grace, altijd een kerstkaart.
Eindelijk dan, in het begin van januari 2002, plande ik een bezoek aan een ringconferentie in te Whittier (Californië), waar de familie Bigger woont. Ik belde mijn vriend Bob op, nu tachtig jaar oud, en we spraken af dat mijn vrouw en ik bij hem en Grace langs zouden komen, om nog eens over die goede oude tijd te praten.
Het werd een fijn bezoek. Ik had wat foto’s meegenomen die 55 jaar geleden toen we bij de marine waren, waren genomen. We wezen mannen aan die we herkenden en wisselden gegevens uit over hun verblijfplaats, voor zover we die wisten. Hoewel hij niet tot onze kerk behoort, herinnerde Bob zich dat hij met mij een avondmaalsdienst had bezocht toen we in San Diego gelegerd waren.
Toen Frances en ik afscheid namen van Bob en Grace was ik blij dat ik er eindelijk toe was gekomen om een oude vriend op te zoeken, aan wie ik al die jaren zulke goede herinneringen had overgehouden.
Op een goede dag is het leven voorbij. Laten we nooit iets belangrijks uitstellen.
Leef in het heden.
Uw schatkaart is nu compleet: leer van het verleden, bereid u voor op de toekomst, leef in het heden.
Ik besluit zoals ik ben begonnen. Met de woorden van onze Heer en Heiland:
‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen;
‘Maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot, noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen;
‘want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’8
Broeders en zusters, uit het diepst van mijn ziel geef ik u mijn getuigenis: God is onze Vader; zijn Zoon is onze Heiland en Verlosser; we worden geleid door een profeet, president Gordon B. Hinckley.
In de naam van Jezus Christus. Amen.