Standvastig in onze verbonden
Standvastig zijn in Christus houdt in dat we ons aan onze verbonden houden. (…) Als we die dingen doen (…) wordt onze geest opgebouwd en ons hart vervuld van liefde.
Sinds ik een half jaar geleden geroepen werd, voel ik een intense, door God gegeven liefde voor jullie, lieve zusters. Mijn intense verlangen is dat jullie, jongevrouwen overal ter wereld, weten dat we van jullie houden — niet alleen ik, maar ook jullie ouders en leidsters, en vooral jullie hemelse Vader.
Soms is die liefde moeilijk te voelen. Ik ken een jongevrouw bij wie alles voor de wind leek te gaan. Ze was net gekozen in de leerlingenraad, ze had succesvol auditie gedaan voor het koor, en ze was gekozen tot koningin van het eindejaarsfeest. Toen ze op een dag uit school kwam, liet ze zich huilend op haar bed vallen. Haar moeder vroeg wat er aan de hand was en de dochter barstte uit: ‘Ik ben een mislukkeling; niemand mag me; ik heb geen enkel talent; ik loop achter op school; en ik ben ook nog lelijk.’ Niemand zou denken dat ze zich onzeker, eenzaam en onbekwaam voelde; maar de meeste tieners voelen zich af en toe zo.
En sommige jongeren gaan gebukt onder lasten die nog duidelijker zijn. Ik ken bijvoorbeeld een jongevrouw wiens moeder kanker heeft en stervende is. Een ander heeft gescheiden ouders. Eén meisje blijft in de weekends alleen thuis omdat al haar vriendinnen dan ergens iets gaan drinken. Eén jongevrouw is invalide geworden door een ongeluk. De vader van een ander meisje is opgeroepen voor militaire dienst. En weer een andere zuster maakt zich zorgen over haar eigenzinnige broer.
Welke hulp is er voor de jeugd met deze verschillende en grote problemen? Het thema van dit jaar, wat vanavond ons uitgangspunt is, voorziet in een antwoord. Er staat: ‘Daarom moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, met onverzwakte hoop, en met liefde voor God en alle mensen’ (2 Nephi 31:20). Ik hou van die tekst. Er staat in hoe we met onze problemen moeten omgaan. Als ik voorwaarts streef met hoop en liefde, voel ik ook hoop en liefde.
Standvastig zijn in Christus houdt in dat we ons aan onze verbonden houden. Elke week hernieuwen we ons doopverbond dat we zijn naam op ons nemen, Hem altijd indachtig zijn, en zijn geboden onderhouden. (Zie LV 20:77.) We zijn standvastig in Christus als we die dingen doen, onze geest wordt opgebouwd en ons hart vervuld wordt van liefde. Kortom, als ik me aan mijn verbonden houd, voel ik hoop en liefde.
Mijn jonge vriendin die ik Lindsey zal noemen, had behoefte aan hoop. Bij haar thuis ontbraken de Geest en de liefde. Ze had losbandige vriendinnen, en zelfs de meeste jongevrouwenleidsters zagen haar slechts als een ‘project’. Maar diep van binnen voelde ze dat de Heer van haar hield, ondanks haar jammerlijke situatie. Ze probeerde Hem altijd indachtig te zijn. Ze deed niet mee met de verkeerde dingen die haar vriendinnen deden. Ze probeerde in de beslotenheid van haar slaapkamer tot onze hemelse Vader te bidden omdat ze zijn Geest wilde voelen. Iets in haar wilde goed zijn, zijn geboden onderhouden. Zelfs met haar beperkte kennis en zonder hulp van buitenaf, probeerde ze zich te houden aan haar doopverbond. Ze had de hoop om door te zetten, en ze voelde liefde van haar hemelse Vader.
De Heer heeft ons beloofd dat Hij ons niet vergeet omdat Hij ons in zijn ‘handpalmen [heeft] gegraveerd’ (Jesaja 49:16). En wij beloven Hem dat we Hem niet vergeten omdat we Hem in ons hart hebben gegraveerd.
De eerste heiligen leerden dat tijdens hun lijden in Missouri. De Heer raadde hen aan om ‘geduldig (…) op de Here [te wachten], want uw gebeden zijn tot in de oren van de Here (…) gekomen. (…)
‘Daarom geeft Hij u deze belofte met een onveranderlijk verbond, dat ze zullen worden verhoord; en alles, waarmede gij zijt bezocht, zal tezamen werken voor uw welzijn’ (LV 98:2–3). Die belofte nam hun beproevingen niet weg, maar het troostte hen, het gaf hun hoop voor de toekomst.
Zo ging ook Abraham standvastig voort. Hij hield zich vast aan wat God hem beloofd had. Steeds als ik lees hoe Abraham naar de berg Moría trok om zijn zoon Isaak te offeren, voel ik met hem mee. Hij wist niet hoe die test zou aflopen. Wij weten dat wel vanuit geschiedkundig perspectief. Hij ging het onbekende tegemoet. En toch was hij standvastig. Hij overleefde op de belofte dat de Heer hem zou zegenen. Hoe nerveus hij ook geweest mag zijn, het belette hem niet standvastig in Christus voorwaarts te streven.
Net als de heiligen in Missouri wist Lindsey dat onze hemelse Vader haar, ondanks haar jammerlijke omstandigheden, niet had losgelaten, Hij bleef van haar houden. Ze vond troost in het ‘onveranderlijk verbond’ van zijn liefde — dat ‘alles, waarmede gij zijt bezocht, tezamen (zal) werken voor uw welzijn’. (LV 98:3.) Net als het pad van Abraham was het hare niet gemakkelijk, maar ze zette door. Doordat ze dat deed, kreeg ze hulp. Een bijzondere leidster hield van haar en leidde haar. Ze kwam nader tot onze hemelse Vader en vond uiteindelijk een jongeman die van haar hield, haar veel over het evangelie vertelde, en met haar trouwde.
Uiteindelijk werden veel zegeningen waarnaar ze verlangd had, over haar uitgestort. Ze merkte dat de Geest in haar eigen gezin aanwezig kon zijn en dat ze rechtschapen kinderen kon opvoeden. Eens stond ze alleen en werd er niet op haar gelet, nu voelt ze zich omhuld door liefde. Dat komt doordat ze doorzette en geduldig wachtte op de Heer. Door standvastig in Christus te zijn, kreeg Lindsey hoop. Dat krijgen wij ook als we worstelen met levensproblemen. De woorden die het koor vanavond zingt, zullen ons aansporen om tot Hem te komen:
Wat er ook mocht gebeuren,
welk gevaar er ook dreigt;
Hij is in alles mijn toevlucht,
beschermt mij tegen mijn vijand.
Kom tot Hem, allen die ontmoedigd zijn,
die zondigen en somber zijn,
Die moe zijn en naar rust verlangen.
Kom tot Hem! Kom tot Hem!
(Naar ‘Kom tot Hem!’, Hymns, nr. 114.)
Doordat we ons aan onze verbonden houden, krijgen we hoop om door te gaan, en het verandert ons hart. De Heer zegt in Jeremia: ‘Dit is het verbond dat Ik (…) maken zal. (…) Ik zal mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven’ (Jeremia 31:33). Verbonden verruimen ons hart en daardoor voelen we ‘liefde voor God en alle mensen’. (2 Nephi 31:20.) Denk eraan: als we ons aan onze verbonden houden, voelen we hoop en liefde.
Tijdens de bergrede vertelde Jezus over deugden als liefde, vergevensgezindheid en mededogen. Hij heeft gezegd dat wij, zijn discipelen, zijn naam en zijn karaktertrekken op ons moeten nemen. Daardoor verandert ons hart en wordt onze band met anderen hechter. Ouderling Marvin J. Ashton heeft gezegd: ‘Wanneer wij ons waarlijk tot Jezus Christus bekeren en ons aan Hem toewijden, (gebeurt) er iets opmerkelijks: onze aandacht richt zich op het welzijn van onze medemens, wij gaan anderen met meer geduld en liefde behandelen.’ (‘De tong kan een scherp zwaard zijn’, De Ster, juli 1992, p. 17.)
Kun je standvastiger in Christus zijn bij je thuis, bij je eigen familieleden? De belofte om zijn naam en karaktertrekken op je te nemen, houdt in dat je wat zachter spreekt, wat vriendelijker bent, je broers en zussen onzelfzuchtiger helpt, en je ouders openlijker waardeert en helpt.
Onze zoon heeft dat lang geleden gedaan tijdens een gezinsuitstapje. We hadden lang gereden om een mooi kasteel te bekijken. Toen we er eindelijk waren, was een van onze jongere dochters moe en humeurig. Ze weigerde uit de auto te komen en het stukje te lopen naar de plek waarvoor we zo’n eind gereden hadden. De meesten van ons waren ongeduldig. Maar onze zoon van veertien nam haar vriendelijk op zijn rug en droeg haar naar het kasteel. De spanning week door zijn stille uiting van liefde. Dat leeft in onze herinnering voort, meer nog dan hoe het kasteel er uitzag.
Soms is het thuis het moeilijkste om ons van onze beste kant te laten zien. Het vereist dat we ijverig proberen ‘voorwaarts te streven’. Maar als je je aan je verbond houdt, leer je meer houden van degenen aan wie je voor eeuwig verbonden bent. Dan zul je ook in staat zijn om je liefde te geven aan anderen, buiten die kring.
Jaren geleden woonden we korte tijd in Brazilië. Twee weken voordat we naar huis terug zouden gaan, kregen we een auto-ongeluk. Toen we na de avondmaalsdienst in de stortregen naar huis reden, kwamen we bij een kruispunt. Een auto kwam achter een geparkeerd voertuig vandaan en raakte ons in de flank. Gelukkig raakte in beide auto’s niemand gewond, maar de auto’s waren beide behoorlijk gedeukt. Toen mijn man, John, uitstapte om de situatie met de andere bestuurder te bespreken, bleef ik maar zeggen dat het niet onze fout was. Al snel kwam hij terug en reed langzaam naar het boerderijtje waar we woonden. Metaal knarste tegen de banden. De andere auto volgde. John zei alleen: ‘Ik leg het later wel uit.’
Toen we thuis waren, pakte John ons envelopje met reservegeld en betaalde de familie voor de reparatie van hun auto. Ze vertrokken blij. Ik stond versteld. Toen riep John ons gezin bij elkaar. Hij legde enigszins verontschuldigend uit wat hij gedaan had. ‘Ik weet dat dit ongeluk niet onze schuld was, maar toen ik met dat gezin onderhandelde, dacht ik alleen maar dat ik nog maar net iets meer dan een uur geleden onze hemelse Vader beloofd had altijd te doen wat Hij zou doen. Ik wist dat Hij, als Hij in mijn plaats was, mededogen zou hebben met dat gezin en al het mogelijke zou doen om ze te helpen.’ Wat een voorbeeldige man en vader! Hij had aan zijn verbonden gedacht. Door in christelijke liefde te handelen, had hij harten verzacht.
Ik getuig dat ik, als ik elke dag mijn verbonden gedenk, hoop en liefde voel. Ik weet dat standvastig zijn in Christus mij onverzwakte hoop geeft en liefde voor God en alle mensen.
‘Wat vraagt onze Vader ons te doen? Wat staat er in de Schrift? Leef als zijn Zoon en houd zijn woord steeds in je hart gegrift.’ (‘Hij zond zijn Zoon’, Kinderliedjes, p. 20–21; Liahona, april 1992, K11.) Ik bid dat wij allemaal tot Hem komen voor hoop, en zijn voorbeeld van liefde volgen. In de naam van Jezus Christus. Amen.