2003
Zielslief de schapen die dolen
Mei 2003


Zielslief de schapen die dolen

Tot de diepbedroefde ouders die hun ongehoorzame kinderen in rechtschapenheid, ijverig en gebedvol hebben onderwezen, zeggen we: de goede Herder waakt over ze.

Geliefde broeders en zusters, en vrienden. Vanochtend wil ik met mijn boodschap hoop en troost bieden aan verdrietige ouders die hun best doen om hun kinderen liefdevol en plichtsgetrouw in het evangelie groot te brengen, maar die de wanhoop nabij zijn omdat hun kind opstandig is of voor het pad heeft gekozen waar onheil en ondergang dreigen. Toen ik nadacht over uw diepe verdriet moest ik denken aan de woorden van Jeremia: ‘(…) te Rama klinkt een klacht, bitter geween: Rachel weent om haar kinderen, zij weigert zich te laten troosten.’ Daarop gaf de Heer deze welkome geruststelling: ‘Weerhoud uw stem van wenen, (…) want er is loon voor uw arbeid, (…) zij zullen terugkeren uit het land van de vijand.’1

Ik moet allereerst getuigen dat het woord van de Heer aan de ouders in deze kerk vervat is in de 68ste afdeling van de Leer en Verbonden, in deze opmerkelijke aanwijzing: ‘En verder, voor zoverre er in Zion, of in één van de ringen van Zion, die georganiseerd zijn, ouders zijn, die kinderen hebben, en deze niet onderwijzen in de leer van bekering, geloof in Christus, de Zoon van de levende God, en van doop, en de gave des Heiligen Geestes door het opleggen van handen, wanneer zij acht jaar oud zijn, dan zij de zonde op het hoofd der ouders.’2 Ouders krijgen de raad ‘hun kinderen (…) te [leren] bidden en oprecht voor de Here te wandelen.’3 Ik ben vader, grootvader en overgrootvader en voor mij is dat het woord van de Heer. En als dienstknecht van Jezus Christus dring ik er bij ouders op aan deze raad nauwgezet op te volgen.

Wie kunnen zich goede ouders noemen? Zij die liefdevol, gebedvol en oprecht proberen hun kinderen door voorbeeld en voorschrift te leren ‘bidden en oprecht voor de Heer te wandelen.’4 Dat blijft van kracht, zelfs als niet al hun kinderen gehoorzaam of gelovig zijn. Kinderen worden geboren met hun eigen onmiskenbare wezen en karaktereigenschappen. Sommige kinderen ‘zorgen, ongeacht welke ouders ze hebben, altijd voor problemen. (…) Zo zijn er wellicht ook kinderen die bijna elke vader en moeder tot zegen en vreugde zijn.’5 Geslaagde ouders cijferen zich weg en functioneren zo goed mogelijk in de gegeven gezinssituatie.

De diepte van ouderliefde kan niet gepeild worden. Geen relatie is ermee te vergelijken. Zij gaat het leven zelf te boven. De liefde van een ouder is stabiel en overstijgt hartzeer en teleurstelling. Alle ouders hopen en bidden dat hun kinderen verstandige beslissingen nemen. Gehoorzame en verantwoordelijke kinderen schenken hun ouders eindeloos veel trots en voldoening.

Maar hoe staat het met opstandige of afgedwaalde kinderen, hoewel hun het goede is voorgehouden door gelovige, liefdevolle ouders? Is er hoop? Een ouder met verdriet om een opstandig kind is haast ontroostbaar. Koning Davids derde zoon, Absalom, doodde een van zijn broers en kwam ook nog eens in opstand tegen zijn vader. Absalom werd door Joab gedood. Toen hij van Absaloms dood hoorde, weende koning David en gaf uiting aan zijn verdriet: ‘Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon, Absalom! Och, dat ik in uw plaats gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!’6

Deze ouderliefde komt ook tot uiting in de gelijkenis van de verloren zoon. Toen zijn opstandige zoon thuis was gekomen na zijn erfdeel te hebben verkwist in een leven van overdaad, liet de vader het gemeste kalf slachten en vierde de terugkeer van zijn verloren zoon. Tot zijn gehoorzame, maar verontwaardigde, zoon zei hij: ‘Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden.’7

Ik geloof en accepteer de troostrijke verklaring van ouderling Orson F. Whitney:

‘De profeet Joseph Smith heeft gezegd — en hij heeft nooit iets gezegd wat vertroostender is — dat de eeuwige verzegeling van getrouwe ouders en de beloften van God voor het heldhaftige werk dat zij voor het goede doel verrichten, niet alleen henzelf zal verlossen maar ook hun nakomelingen. Hoewel sommige schapen zullen afdwalen, houdt de Herder hen in de gaten, en uiteindelijk zullen ze merken dat God zijn hand uitstrekt om hen terug in de kudde te brengen. Zij zullen terugkeren, in dit leven of in het volgende leven. Zij zullen hun schuld moeten voldoen aan de gerechtigheid; zij zullen voor hun zonden moeten lijden. Maar als ze, net als de verloren zoon, naar een liefdevolle, vergevensgezinde vader terugkeren, zal hun pijnlijke ervaring niet voor niets zijn geweest. Bid voor uw onvoorzichtige en ongehoorzame kinderen; houd hen vast door uw geloof. Blijf hopen en vertrouwen totdat u het eeuwig heil van God ziet.’8

Het beginsel in deze verklaring dat vaak over het hoofd wordt gezien is dat ze zich volledig moeten bekeren en ‘voor hun zonden moeten lijden’ en ‘hun schuld moeten voldoen aan de gerechtigheid’. Ik erken dat we ons nu moeten voorbereiden om God te ontmoeten.9 Veronderstel nu dat onhandelbare kinderen zich in dit leven niet bekeren, zijn de koorden van de verzegeling dan sterk genoeg voor hen om zich nog te kunnen bekeren? In de Leer en Verbonden lezen we: ‘De doden die zich bekeren zullen worden verlost, door gehoorzaamheid aan de verordeningen van het huis Gods,

‘En wanneer zij de prijs voor hun overtredingen hebben betaald en zijn gereinigd, dan zullen zij loon naar werken ontvangen, want zij zijn erfgenaam van de zaligheid.’10

Dit weten we: de verloren zoon verkwistte zijn erfdeel en toen dat op was ging hij terug naar huis. Hij werd weer in het gezin opgenomen, maar zijn erfdeel was hij kwijt.11 De barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven, en getrouwe ouders kunnen, krachtens hun verzegeling en Christus’ verzoening, alleen recht doen gelden op onhandelbare kinderen die zich bekeren. Opstandige kinderen die zich bekeren, zullen het heil genieten en alle zegeningen die daarmee samenhangen, maar de verhoging houdt zoveel meer in. Daar moet men wel recht op hebben. De vraag wie zijn verhoging zal ingaan moet aan de Heer en zijn barmhartigheid worden gelaten.

Maar weinigen zijn zo weerspannig en hebben zoveel kwaad gedaan dat ze ‘het vermogen tot bekering zijn kwijtgeraakt’.12 Dat oordeel moet ook aan de Heer gelaten worden. Hij zegt: ‘Ik, de Here, zal vergeven wie Ik wil vergeven, maar het is van u vereist alle mensen te vergeven.’13

Wellicht is het ons in dit leven niet gegeven volledig te begrijpen hoe sterk de koorden van de verzegeling van rechtschapen ouders voor hun kinderen zijn. Het kan best zijn dat er meer positieve krachten aan het werk zijn dan we weten.14 Ik geloof dat er een sterke invloed uitgaat van dierbare voorouders die ze aan de andere kant van de sluier laten gelden.

President Howard W. Hunter heeft opgemerkt dat ‘bekering slechts de heimwee van de ziel is, en de onafgebroken en waakzame zorg van een ouder het beste aardse zinnebeeld van de niet aflatende vergevensgezindheid van God.’ Komt de analogie van het gezin niet het dichtst bij wat de Heiland met zijn zending wilde bewerkstelligen?15

We leren van onze ouders veel over opvoeden. Doordat hij zo aardig, geduldig en begripvol was, ging ik steeds meer van mijn vader houden. Toen ik de gezinsauto in de kreukels reed, was hij zachtaardig en vergevensgezind. Maar zijn zoons wisten wat hen te wachten stond als ze schipperden met de waarheid, of herhaaldelijk de regels overtraden, in het bijzonder als ze niet beleefd waren tegen hun moeder. Mijn vader is bijna een halve eeuw geleden gestorven, maar ik mis het nog steeds dat ik niet bij hem langs kan gaan voor goede, liefdevolle raad. Ik geef toe dat ik soms vraagtekens heb gezet bij zijn raad, maar aan zijn liefde voor mij heb ik nooit getwijfeld. Ik heb hem nooit willen teleurstellen.

Een belangrijk facet van ons best doen als ouder is ervoor te zorgen dat onze opvoeding liefdevol maar consequent is. Als wij onze kinderen niet opvoeden, zal de maatschappij het wellicht doen op een manier die ons noch onze kinderen aanstaat. Een onderdeel van die opvoeding is hen te leren werken. President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Een van de belangrijkste waarden (…) is de deugd van eerlijke arbeid. Kennis zonder arbeid is nutteloos. Kennis met arbeid is geniaal.’16

Satans valstrikken nemen toe in aantal, en daardoor wordt opvoeden moeilijker. Daarom moeten ouders echt hun uiterste best doen, en hun voordeel doen met de hulp en activiteiten die de kerk biedt. Als ouders zich misdragen en afdwalen, zelfs al is dat maar van tijdelijke aard, kan dat voor hun kinderen aanleiding zijn om dat voorbeeld te volgen.

De keerzijde van deze medaille wil ik ook bespreken. Ik wil ervoor pleiten dat kinderen die zijn vervreemd van hun ouders contact met hen leggen, zelfs als ze niet altijd zijn geweest wat ze hadden moeten zijn. Kinderen die kritiek hebben op hun ouders hebben wellicht wat aan de wijze raad van Moroni, die heeft gezegd: ‘Veroordeelt mij niet wegens mijn onvolmaaktheid, evenmin mijn vader wegens zijn onvolmaaktheid, evenmin hen, die vóór hem hebben geschreven; maar geef liever dank aan God, dat Hij u onze onvolmaaktheden heeft geopenbaard, opdat gij moogt leren verstandiger te zijn dan wij zijn geweest.’17

Toen Moroni in 1823 de jonge profeet Joseph Smith bezocht, citeerde hij het volgende vers over de zending van Elia: ‘En Hij zal de aan de vaderen gemaakte beloften in het hart der kinderen planten, en het hart der kinderen zal zich tot hun vaderen wenden.’18 Ik hoop dat alle kinderen hun hart uiteindelijk tot hun vader zullen wenden en ook tot hun moeder.

Toen ik jong was, kende ik een fijn echtpaar dat een opstandige zoon had, die zich van hen vervreemdde. Maar jaren later verzoende hij zich met hen en was hij de zorgzaamste van al hun kinderen. Naarmate wij ouder worden, voelen wij ons steeds meer verwant aan onze ouders en grootouders aan de andere zijde van de sluier. Het is een hele ervaring als ze in een droom aan ons verschijnen.

Het is oneerlijk en onaardig om gewetensvolle en getrouwe ouders te beoordelen op hun kinderen die zich van de leringen en liefde van hun ouders hebben afgekeerd. Gelukkig zijn de echtparen met kinderen en kleinkinderen die hun gemak en voldoening schenken. We behoren consideratie te hebben met die goede, rechtschapen ouders die problemen hebben met en lijden onder ongehoorzame kinderen. Een van mijn vrienden placht te zeggen: ‘Heb je nog nooit problemen met je kinderen gehad, wacht maar af.’ Niemand kan met zekerheid zeggen wat zijn kinderen in bepaalde omstandigheden zullen doen. Als mijn wijze schoonmoeder andere kinderen zag die zich misdroegen, zei ze altijd: ‘Ik zal nooit zeggen dat mijn kinderen dat nooit zouden doen, want misschien doen ze het juist nu wel terwijl ik dit zeg!’ Uit mededogen moeten we niet ‘de eerste steen te werpen’ naar ouders die verdriet hebben over een ongehoorzaam en onhandelbaar kind.19

Een anoniem lid van de kerk schreef mij over het leed dat haar broer zijn ouders had aangedaan. Hij raakte aan de drugs. Hij weigerde alle hulp. Hij was oneerlijk en opstandig. In tegenstelling tot de verloren zoon kwam hij niet uit eigen beweging naar huis. In plaats daarvan werd hij gearresteerd en geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden. Zijn ouders bekostigden twee jaar lang zijn ontwenningskuur in een afkickcentrum, en uiteindelijk slaagde Bill erin van de drugs af te komen. Dit was de conclusie van Bills zuster: ‘Ik vind mijn ouders buitengewoon. Ze bleven van Bill houden, hoewel ze zijn levenswijze afkeurden, en zelfs verafschuwden wat hij zichzelf en hen aandeed. Maar hun gezin was belangrijk genoeg voor ze om Bill, hoe dan ook, door die moeilijke tijd heen te slepen, totdat hij weer op eigen benen kon staan. Zij brachten het meer diepgaande, gevoelige en veelomvattende evangelie van Christus in praktijk door iemand lief te hebben die was afgedwaald.’20

Laten we niet arrogant zijn maar nederig en dankbaar als onze kinderen gehoorzaam zijn en respect tonen voor wat wij ze bijbrengen over het evangelie. Tot de diepbedroefde ouders die hun ongehoorzame kinderen in rechtschapenheid, ijverig en gebedvol hebben onderwezen, zeggen we: de goede Herder waakt over ze. God kent en begrijpt uw diepe verdriet. Er is hoop. Put troost uit de woorden van Jeremia: ‘Er is loon voor uw arbeid’ en uw kinderen ‘zullen naar hun gebied terugkeren.’21 Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Jeremia 31:15–16.

  2. LV 68:25.

  3. LV 68:28.

  4. LV 68:28.

  5. Howard W. Hunter, ‘Parents’ Concern for Children’, Ensign, november 1983, p. 65.

  6. 2 Samuël 18:33.

  7. Lucas 15:32.

  8. Conference Report, oktober 1929, p. 110–112.

  9. Alma 34:32.

  10. LV 138:58–59.

  11. Zie Lucas 15:11–32.

  12. Alonzo A. Hinckley, Conference Report, oktober 1919, p. 161.

  13. LV 64:10.

  14. Zie John K. Carmack, ‘When Our Children Go Astray’, Ensign, februari 1999, p. 28–37.

  15. The Teachings of Howard W. Hunter, bezorgd door Clyde J. Williams (1997), p. 32.

  16. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), p. 704.

  17. Mormon 9:31.

  18. Geschiedenis van Joseph Smith 1:39.

  19. Harold B. Lee, Decisions for Successful Living (1973), p. 58.

  20. ‘With Love—from the Prodigal’s Sister’, Ensign, juni 1991, p. 19.

  21. Jeremia 31:16.

Afdrukken