2003
In tijden van beproeving geeft geloof vrede en vreugde
Mei 2003


In tijden van beproeving geeft geloof vrede en vreugde

Hoe duister de omstandigheden in de wereld van vandaag ook mogen lijken, met wat voor stormen we (…) ook geconfronteerd worden, wij kunnen nu die vreugde hebben.

Toen Jezus de menigte had onderwezen, zette Hij met zijn discipelen koers naar de oostelijke oever van het Meer van Galilea. Het was avond en de Heiland lag bij de achtersteven lekker te slapen op een kussen. Na een tijdje stak er ‘een zware stormwind op en de golven sloegen in het schip.’ Doodsbang maakten de discipelen Hem wakker: ‘Meester, trekt Gij U er niets van aan, dat wij vergaan?’1 Zijn antwoord was typerend rustig: ‘Waarom zijt gij zo bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof?’2 ‘En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en het werd volkomen stil.’3

Hij die de aarde had geschapen, beval de elementen opnieuw.4 Verbaasd vroegen zijn discipelen: ‘Wie is toch deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?’5

Wij leven in roerige tijden. Er is een grote storm van kwaad op de aarde gekomen. De winden van het kwaad brullen om ons heen; de golven van de oorlog slaan tegen ons schip. Zoals Paulus aan Timoteüs heeft geschreven: ‘Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, (…) die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben.’6

Het is waar dat er zich onheilspellende wolken om ons samentrekken, maar de woorden van de Heiland hebben niet alleen de apostelen in de boot gemoedsrust gegeven, maar geven ons die ook: ‘Doch wanneer gij hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, weest dan niet verontrust. Dat moet geschieden, maar het einde is nog niet.’7 ‘Wanneer gij zijt voorbereid, zult gij niet vrezen.’8

Tot Elia zei Jehova: ‘Treed naar buiten en ga op de berg staan voor het aangezicht des Heren.’ Elia gehoorzaamde, en na een storm en aardbevingen en vuur, hoorde hij een stille zachte stem als het ‘suizen van een zachte koelte’. Aan Elia, die zich in een grot had verstopt, vroeg de Heer: ‘Wat doet gij hier, Elia?’ En Elia antwoordde: ‘De Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.’ Maar de Heer had belangrijk werk te doen voor Elia en zei ‘tot hem: Keer op uw schreden terug.’9 En Elia ging terug.

Ook wij moeten uit onze veilige grot komen, want wij hebben belangrijk werk te doen. De Heer zal ons door de stille, zachte stem van zijn Geest beschermen, helpen en leiden.

Bedenk dat Hij de broeder van Jared leerde hoe hij schepen moest bouwen waarmee zijn familie veilig de grote oceanen kon oversteken: schepen die ze tegen wind en golven beschermden, en ze naar het beloofde land brachten.

Die schepen hadden een ongebruikelijk ontwerp, maar waren uiterst veilig: ‘En toen zij in de zee waren begraven, was er geen water, dat hen kon schaden (…) en er was geen zeemonster dat hen kon breken, evenmin een walvis, die hen kon deren.’10

Die schepen hadden echter geen licht. Dat baarde de broeder van Jared zorgen. Hij wilde niet dat zijn familie de reis in het donker zou afleggen; daarom wachtte hij niet tot hem iets geboden werd, maar legde zijn zorg voor aan de Heer. ‘En de Here zeide tot de broeder van Jared: Wat wilt gij, dat Ik zal doen, opdat gij licht in uw vaartuigen zult hebben?’11

Om antwoord te kunnen geven op die vraag, moest de broeder van Jared hard werken. Hij klom de berg Shelem op en ‘smolt uit een rots zestien kleine stenen’.12 Vervolgens vroeg hij de Heer om die stenen aan te raken zodat ze licht zouden geven.

Wij moeten als ouders en als leiders bedenken: ‘het is niet goed, dat [de Heer] in alles moet gebieden.’13 Net als de broeder van Jared moeten wij goed nadenken over de behoeften van onze gezinsleden, een plan maken om daarin te voorzien, en ons plan in gebed aan de Heer voorleggen. Dat vereist geloof en inzet van ons, maar Hij zal ons helpen als we Hem om hulp vragen en zijn wil doen.

Na deze ervaring met de Heer bleef de broeder van Jared zich ijverig op de komende reis voorbereiden.14 Ook wij moeten naar de leringen van onze profeten luisteren. De profeten hebben ons telkens weer gezegd dat we ons leven op orde moeten brengen — dat we schulden moeten vermijden, voedsel en andere levensbenodigdheden opslaan, tiende betalen, voor een goede opleiding zorgen, en de geboden naleven. Hebben wij die belangrijke instructies gehoorzaamd?

Als wij naar de ogen van onze kinderen en kleinkinderen kijken, dan zien we de twijfel en angst van deze tijd. Waar deze dierbaren ook heengaan, ze horen overal van werkloosheid, armoede, oorlog, onzedelijkheid en misdaad. Ze vragen zich af: hoe kunnen we met die problemen omgaan?

Om antwoorden te vinden, kijken ze naar ons op en luisteren naar onze woorden. Horen ze ons vol geloof en hoop spreken, ondanks de beproevingen van deze tijd?

Ze moeten ons zien doorgaan met samen bidden en de Schriften bestuderen, gezinsavond en gezinsraad houden, trouw onze kerkroeping vervullen, geregeld naar de tempel gaan, en onze verbonden gehoorzamen. Als ze onze standvastigheid in het onderhouden van de geboden zien, zal hun angst verdwijnen en zal hun vertrouwen in de Heer toenemen.

Als wij in beproeving geloof tonen, verzekeren we hen ervan dat de razernij van de tegenstander niet noodlottig is. Jezus bad voor ons tot zijn Vader: ‘Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.’15 Dat gebed wordt op de tijd van de Heer verhoord, afhankelijk van ons geloof.

Intussen hebben onze aardse moeilijkheden een doel. Denk eens aan de profeet Joseph Smith: zijn hele leven heeft hij tegenspoed gehad — ziekte, ongelukken, armoede, onbegrip, valse beschuldigingen en zelfs vervolging. Men kan in de verleiding komen om te vragen: ‘Waarom heeft de Heer zijn profeet niet beschermd tegen dergelijke hindernissen, hem onbeperkte geldmiddelen gegeven, en zijn aanklagers de mond gesnoerd?’ Het antwoord luidt: ieder van ons moet bepaalde ervaringen krijgen om net als onze Heiland te worden. In de school van het sterfelijk leven zijn pijn en beproeving vaak onze leraar, maar zijn de lessen er om ons te zuiveren, te zegenen en te sterken, niet om ons te vernietigen. De Heer heeft tegen de getrouwe Joseph gezegd:

‘Mijn zoon, vrede zij uw ziel; uw tegenspoed en smarten zullen slechts kort van duur zijn.’16

‘Indien gij in de afgrond wordt geworpen, indien de ziedende baren tegen u samenspannen, indien hevige winden uw vijanden worden, indien de hemelen zich verduisteren en alle elementen zich verenigen om de weg te versperren (…), weet dan, mijn zoon, dat dit alles u ondervinding zal geven, en voor uw welzijn zal wezen.’17

Ondanks vele beproevingen in het leven van de profeet Joseph, bracht hij veel tot stand voor de herstelling van het evangelie in deze laatste dagen. Joseph begreep, en leerde ons, dat de Heer hem niet ten onder liet gaan als hij met een moeilijkheid worstelde. Ook beproevingen van ons geloof zijn onschatbare kansen om te ontdekken hoezeer de Meester om ons welzijn geeft en ons wil helpen om tot het einde toe te volharden.

In onze tijd steunt de Heer ons door de verordeningen van zijn heilige tempel. De profeet Joseph heeft tegen de heiligen in Nauvoo gezegd: ‘Broeders, u hebt een begiftiging nodig, zodat u voorbereid en in staat zult zijn om alles te overwinnen.’18 Hij had gelijk! Gezegend met de tempelverbonden en begiftigd met macht, konden de heiligen der laatste dagen beproeving doorstaan met geloof. Aan het eind van haar reis heeft pioniersvrouw Sarah Rich geschreven: ‘Als we niet in die tempel begiftigd waren met geloof en kennis, (…) was onze reis net een sprong in het duister geweest.’19

Ik ben diep onder de indruk van de omvang van de beproevingen van de Heiland. Ook al was Hij de Eniggeborene van de Vader, sluwe mensen hebben vanaf het begin geprobeerd Hem het leven te benemen. Hij werd gedurende zijn hele bediening, waar hij ook heenging, achtervolgd door een storm van geruchten, leugens en vervolging.

Ik ben vooral onder de indruk als ik denk aan de week vóór zijn dood: aan de opperpriesters die probeerden zijn gezag in twijfel te trekken, probeerden Hem in de val te lokken, en twee keer samenzwoeren om Hem ter dood te brengen. In Getsemane leed Hij, terwijl zijn discipelen sliepen, voor de zonden van de hele mensheid, en bloedde Hij uit elke porie. Hij werd verraden, gearresteerd, ondervraagd, geslagen, bespuwd en gegeseld. Na een ondervraging door de priesters werd Hij bespot door Herodes en uiteindelijk voor Pilatus gebracht, die Hem voor een boze menigte liet zetten. Hij werd gegeseld, gekroond met een doornenkroon, en gedwongen om zijn kruis naar Golgota te dragen. Men sloeg nagels in zijn handen en voeten. Hij werd tussen twee dieven in gehangen. Soldaten dobbelden om zijn aardse bezittingen, en men gaf Hem azijn om zijn dorst te lessen. Na zes uur20 beval Hij zijn geest in handen van zijn Vader, gaf de geest en stierf.

Als we de laatste week van het leven van de Heiland vanuit aards perspectief bekijken, kan onze eerste indruk er een zijn van lijden en vernietiging. We zien misschien alleen maar de moeder van de Heiland die met anderen bij het kruis staat te wenen, bange soldaten, de aarde die in grote beroering is, rotsen die breken, de voorhang van de tempel die doormidden scheurt, en duisternis die het land drie uur lang bedekt. In de Nieuwe Wereld ontvouwen zich soortgelijke taferelen van stormen en vernietiging. Kortom, we zien de hevige storm woeden.

Maar kijk nog eens goed — dit keer met het gelovige oog.

Bedenk dat Jezus in de laatste, martelende weken van zijn leven de mensen om zich heen heeft onderwezen, opgebeurd, gezegend en gesterkt, en zijn getuigenis heeft gegeven. Hij heeft Lazarus uit de dood opgewekt, leringen omtrent zijn Vader gegeven, in de tempel orde op zaken gesteld, enkele gelijkenissen gegeven, de weduwe haar penningske zien geven, zijn discipelen verteld wat de tekens van zijn wederkomst zijn, het huis van Simon de melaatse bezocht, het avondmaal ingesteld, de voeten van de apostelen gewassen, en zijn discipelen geleerd om elkaar lief te hebben. Hij heeft getuigd van zijn goddelijke aard als de Zoon van God, en verteld over de Trooster — de Heilige Geest. In zijn grote hogepriesterlijk gebed heeft Hij tot zijn Vader gebeden voor zijn apostelen en voor allen die hun woorden geloven dat ‘zij ten volle [zijn] blijdschap in zichzelf [mochten] hebben’.21

Op zijn moeilijkste moment verflauwde het licht van de gemoedsrust en de vreugde niet. Het werd helderder! Na zijn dood verscheen Hij aan Maria Magdalena. Wat een vreugde moet het zijn geweest toen het nieuws die ochtend werd verbreid: ‘Hij is opgewekt!’22 Hij bezocht de vrouwen op de weg; Cleopas en een discipel die op weg naar Emmaüs waren; de apostelen en discipelen in de bovenzaal; Tomas, die eerder had getwijfeld; en anderen. En weer was er vreugde in de verzoening en de opstanding.23

Maar dat was niet alles. President Joseph F. Smith — profeet, ziener en openbaarder — heeft het bezoek van de Heiland aan de geestenwereld gezien:

‘En op één plaats was de ontelbare schare geesten der rechtvaardigen verzameld. Zij waren getrouw geweest in het getuigenis van Jezus toen zij in de sterfelijkheid verbleven.

‘Zij allen hadden het sterfelijk leven verlaten, met de vaste hoop op een glorierijke opstanding (…)

‘[en] waren vervuld van vreugde en blijdschap, en [verheugden] zich met elkaar […], omdat de dag van hun bevrijding nabij was.’

‘Zij waren verzameld in afwachting van de komst van de Zoon Gods naar de geestenwereld, om hun bevrijding van de banden des doods te verklaren.’

Die getrouwe geesten wisten dat ‘hun ingeslapen lichaam, reeds lang tot stof vergaan, zou hersteld worden in zijn volmaakte vorm, been tot been, en daarop de pezen en het vlees. De geest en het lichaam zouden herenigd worden, om nimmermeer gescheiden te worden, opdat zij een volheid van vreugde mochten ontvangen.’

En ‘terwijl deze grote menigte wachtte en met elkaar sprak en zich verheugde op het uur van hun bevrijding van de ketenen des doods, verscheen de Zoon Gods en riep voor de gevangenen die getrouw waren geweest, de vrijheid uit.’24

Broeders en zusters, hoe duister de omstandigheden in de wereld van vandaag ook mogen lijken, met wat voor stormen we zelf thuis ook geconfronteerd worden, wij kunnen nu die vreugde hebben. Soms begrijpen we de dood, ziekte, verstandelijke en lichamelijke handicaps, tragische gebeurtenissen, oorlogen en andere conflicten niet. Sommige zijn een noodzakelijk deel van onze aardse proeftijd. Andere beproevingen horen, zoals Henoch voorzien heeft, bij de voorbereiding op de wederkomst van de Heiland, als ‘de hemelen verduisterd worden, en […] een sluier der duisternis de aarde [zal] bedekken; en de hemelen zullen beven, alsook de aarde; er zullen grote verdrukkingen onder de kinderen der mensen zijn’, heeft de Heer gezegd, ‘maar mijn volk zal ik bewaren.’ En toen Henoch dit zag, ‘ontving [hij] een volheid van vreugde’25.

Vandaag, in deze tijd waarin wij de geboorte en opstanding van de Heiland gedenken, getuig ik vooral met vreugde dat Hij in de wereld is gekomen, voor onze zonden heeft geleden, en zal wederkeren. Ons geloof in Hem en onze gehoorzaamheid aan zijn geboden geven ons ‘onverzwakte hoop’26 en verdrijven de duisternis en mistroostigheid van de wanhoop in deze moeilijke tijden. Hij die de macht had om de elementen van de aarde tot rust te brengen, heeft de macht om onze ziel tot rust te brengen en ons een schuilplaats voor de storm te bieden: ‘Zwijg, wees stil.’27

Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Marcus 4:37–38.

  2. Matteüs 8:26.

  3. Marcus 4:39.

  4. Zie James Talmage, Jesus the Christ, p. 309.

  5. Marcus 4:41.

  6. 2 Timoteüs 3:1–2, 5.

  7. Marcus 13:7.

  8. LV 38:30.

  9. Zie 1 Koningen 19:11–15.

  10. Ether 6:7, 10.

  11. Ether 2:23.

  12. Ether 3:1.

  13. LV 58:26.

  14. Zie Ether 6:4.

  15. Johannes 17:15.

  16. LV 121:7.

  17. LV 122:7.

  18. History of the Church, deel 2, p. 309.

  19. Sarah DeArmon Pea Rich, ‘Autobiography, 1885–1893’, in de archieven van de afdeling kerk- en familiegeschiedenis, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, p. 66.

  20. Zie Jesus the Christ, p. 660.

  21. Johannes 17:13.

  22. Matteüs 28:6.

  23. Zie ‘Nieuwtestamentische tijden in een oogopslag: de laatste week van de Heiland’, Liahona, april 2003, p. 26–29.

  24. LV 138:12, 14–18; cursivering toegevoegd.

  25. Mozes 7:61, 67.

  26. 2 Nephi 31:20.

  27. Marcus 4:39.

Afdrukken