2003
Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp
November 2003


Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp

Geloof waarop we steunen kan ons de grootste troost verschaffen. Allemaal moeten we ons eigen getuigenis verwerven.

Op deze ochtend wil ik nederig getuigen tot wie worstelen met en twijfelen aan de goddelijke zending van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Velen van ons lijken af en toe op de vader die de Heiland vroeg om zijn kind met de ‘stomme geest’ te genezen. Terstond riep de vader van de knaap uit: ‘Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!’1 Voor allen die met twijfels en vragen blijven zitten, zijn er manieren om uw ongeloof te hulp te komen. Bijna iedereen die op zoek is naar licht, waarheid en kennis, en in dat proces informatie aanvaardt of afwijst, zit op een bepaald moment met vragen. Dat hoort bij het leerproces.

Geloof waarop we steunen kan ons de grootste troost verschaffen. Allemaal moeten we ons eigen getuigenis verwerven.

Een getuigenis begint met geloof in de goddelijke zending van Jezus Christus, het Hoofd van de kerk, en de profeet van de herstelling, Joseph Smith. Het door Joseph Smith herstelde evangelie is waar of niet waar. Om alle beloofde zegeningen te ontvangen, moeten we het evangelie in geloof en volledig aanvaarden. Maar dat vaste geloof komt meestal niet ineens. Geestelijk leren we regel op regel en voorschrift op voorschrift.

Joseph Hamstead, docent aan de London University, had tot mededocenten aan die geweldige universiteit gesproken over de kerk en haar programma’s voor de jeugd en het gezin. Een van hen zei: ‘Ik vind het mooi, wat er allemaal voor gezinnen en zo gedaan wordt. Als je die engel die aan Joseph Smith verscheen eruit kon laten, zou ik bij jullie kerk kunnen horen.’ Broeder Hamstead antwoordde: ‘Ja, maar als je de engel die aan de profeet Joseph verscheen, wegliet, kon ik niet bij de kerk horen, want daarop is ze gebaseerd.’2

Net als die hoogleraar aan de London University zien veel mensen het pure wonder van deze kerk en zijn ze overtuigd van haar grote verdienste en degelijkheid. Ze waarderen wat de kerk voor haar gelovigen kan doen. Maar hun ontbreekt de geestelijke bevestiging dat Joseph Smith echt in een visioen de Vader en de Zoon heeft gezien, en dat een engel aan Joseph Smith de platen heeft overhandigd waarvan het Boek van Mormon is vertaald. God leren kennen is de voornaamste geestelijke gave die elke man of vrouw kan ontvangen. Joseph Smith ontving die kennis rechtstreeks van God. Jaren later, toen hij nog steeds de invloed van die en andere gebeurtenissen in zijn leven overpeinsde, zei Joseph zelf: ‘Ik neem het niemand kwalijk als hij niet gelooft wat ik vertel. Als ik niet had meegemaakt wat mij is overkomen, zou ik het zelf niet geloven.’3

Er was niemand bij de jonge Joseph Smith toen God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus in het heilige bos in Palmyra (New York) verschenen. Toch zal het voor wie niet in die gebeurtenis geloven, moeilijk zijn het weg te redeneren. Er is sindsdien te veel gebeurd om te ontkennen dat het ooit plaatsvond.

Als u net als die vader in de Bijbel zegt: ‘Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp’, kunt u een bevestiging krijgen door te doen wat in het Boek van Mormon staat, waar ons gevraagd wordt ‘God, de eeuwige Vader in de naam van Christus’ te vragen naar de waarheid die we alleen door geloof in Christus en door openbaring te weten komen. Er zijn echter twee onmisbare elementen. Men moet ‘vragen met een oprecht hart en met een eerlijke bedoeling’. Dan zal God ‘door de kracht des Heiligen Geestes de waarheid ervan aan u bekendmaken. En door de kracht des Heiligen Geestes kunt gij de waarheid van alle dingen weten.’4

Behalve het Boek van Mormon zijn er nog meer krachtige aanduidingen die de beweringen van Joseph Smith ondersteunen. Om te beginnen hebben de drie getuigen en de acht getuigen die de platen in handen hebben gehad en de graveersels hebben gezien, getuigd dat het Boek van Mormon vertaald is door de macht van God. Familieleden van Joseph Smith die hem het beste kenden, aanvaardden en geloofden zijn boodschap. Onder hen waren zijn ouders, broers en zussen en zijn oom, John Smith. Zijn oudere broer Hyrum bewees dat hij volledig in Josephs werk geloofde door tegelijk met Joseph zijn leven te geven. Al die betrouwbare getuigen bevestigen het getuigenis van de profeet.

Zijn intiemste kennissen geloofden onvoorwaardelijk in de goddelijke zending van Joseph Smith. Twee van hen, Willard Richards en John Taylor, waren bij Joseph en Hyrum toen die gedood werden. Joseph vroeg Willard Richards of hij bereid was met hen te sterven. Willard zei ondubbelzinnig: ‘Broeder Joseph, u vroeg me niet om met u de rivier over te steken — u vroeg me niet om naar Carthage te komen — u vroeg me niet om met u naar de gevangenis te gaan — en denkt u dat ik u nu in de steek laat? Maar ik zal u zeggen wat ik doe; als u ter dood veroordeeld wordt voor verraad, laat ik me in uw plaats ophangen, en u gaat dan vrijuit.’5

John Taylor heeft getuigd: ‘Joseph Smith, de profeet en ziener des Heren, heeft, Jezus alleen uitgezonderd, meer voor de zaligheid des mensen in deze wereld gedaan dan enig ander persoon, die ooit op aarde heeft geleefd.’6 De pragmaticus Brigham Young heeft gezegd: ‘Iedere keer als ik eraan denk dat ik Joseph Smith heb gekend, wil ik halleluja roepen. Hij is de profeet die door de Heer werd voorbereid en geordend en aan wie Hij de sleutels en macht heeft gegeven om het koninkrijk van God op aarde op te bouwen.’7 Volgens mij waren die sterke, intelligente mannen niet om de tuin te leiden.

Het is voor mij ook zeer overtuigend dat geen enkele godsdienst zich erop beroept de sleutels te bezitten om gezinsbanden eeuwig te maken. President Hinckley heeft gezegd: ‘Elke tempel, of die groot of klein is, oud of nieuw, is een blijk van ons getuigenis dat het leven na de dood net zo reëel en zeker is als het sterfelijk leven.’8 Wie hun gezin koesteren, hebben een dwingende reden om aanspraak te maken op de voortreffelijke zegen om voor eeuwig in Gods tempel te worden verzegeld. Voor alle grootouders, ouders, echtgenoten, kinderen en kleinkinderen is die verzegelbevoegdheid een weergaloos beginsel, een hoogtepunt in de herstelling ‘aller dingen’9 door de profeet Joseph Smith. Verzegelingen zijn voor eeuwig. Die zegen kan toekomen aan wie nu in leven zijn, en ook plaatsvervangend aan wie gestorven zijn, waardoor gezinnen voor eeuwig verbonden worden.10

Nog een krachtig bewijs van de goddelijkheid van dit heilige werk is de opmerkelijke, wereldwijde groei en kracht van deze kerk. Het is een unieke instelling. Niets is er mee te vergelijken. Zoals Gamaliël beredeneerde toen Petrus en de eerste apostelen getuigden van de goddelijke aard van Jezus Christus:

‘Indien dit (…) werk uit mensen is, zal het vernietigd worden.’11

Dit mag dan allemaal waar zijn, maar iedereen moet een geestelijke bevestiging krijgen door de macht van de Heilige Geest, die krachtiger is dan alle zintuigen tezamen. Wie zeggen: ‘Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp’, geef ik in overweging: ‘Blikt (…) vooruit met een oog van geloof.’12 Als we dat doen, heeft de Heer beloofd: ‘Zie, Ik zal in uw verstand en in uw hart tot u spreken door de Heilige Geest, die op u zal komen en in uw hart wonen.’13

Een aantal redenen die mensen aanvoeren als het vuur van hun geloof afneemt en uitdooft, zijn: menselijke zwakheden en andermans onvolmaaktheden; iets in de geschiedenis van de kerk wat zij niet begrijpen; veranderingen in de gang van zaken ten gevolge van groei en voortdurende openbaring; onverschilligheid; of overtreding.

Eens heeft de Heer gezegd dat Hij ‘tevreden’ was over Joseph Wakefield.14 Hij was standvastig en trouw, en vertelde honderden mensen over het profetische werk van Joseph Smith. Maar van 1833 tot 1834 werd hij beïnvloed door een paar afvalligen in Kirtland. Eens was hij bij Joseph Smith thuis. Joseph kwam uit de kamer waar hij het woord van God had vertaald en begon direct met een paar kinderen te spelen. ‘Daardoor was [broeder Wakefield] overtuigd dat Joseph geen man van God was, en dat [daarom] het werk vals was.’15 Op den duur werd Joseph Wakefield afvallig, hij werd geëxcommuniceerd en vervolgde de kerk en de heiligen.

Een inactief lid kwam, toen haar zoon op zending ging, met een schok tot het besef dat ze zich niet tot de kerk bekeerd had. Ze vergeleek zich met anderen wier indrukwekkende bekeringsverhalen ze had gehoord en ze vroeg zich af: ‘Waarom was de bekering van deze mensen zo krachtig en ben ik, met mijn pionierserfgoed, onbekeerd gebleven?’ Ze begon het Boek van Mormon te lezen hoewel ze twijfelde aan de waarheid ervan en het saai vond. Toen daagde een vriendin haar uit. Die zei: ‘Je zegt dat je in gebed gelooft. Waarom bid je er dan niet over?’

Dat deed ze, en toen ze gebeden had, begon ze weer aan het Boek van Mormon. Het was niet saai meer. Hoe meer ze las, des te meer fascineerde het haar en ze dacht: ‘Dat kan Joseph Smith niet geschreven hebben — die woorden kwamen van God!’ Ze las het uit, en vroeg zich af hoe God haar zou vertellen dat het waar was. Ze zei: ‘Een krachtig, sterk, mooi en vreugdevol gevoel ging door mijn hele lichaam. (…) Ik wist dat Jezus Christus herrezen was, (…) dat Joseph Smith een profeet was die God en Jezus Christus had gezien. Ik wist dat hij op wonderbaarlijke wijze en onder Gods leiding oude verslagen had vertaald. Ik wist dat Joseph Smith openbaringen van God had ontvangen.’ Haar leven veranderde omdat zij nu ook een bekeerlinge was!16

Voor degenen wier geloof verzwakt is, kunnen de redenen echt lijken, maar ze veranderen niets aan de realiteit van wat Joseph Smith hersteld heeft. De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Ik heb nooit gezegd dat ik volmaakt was, maar er is niets fout aan de openbaringen die ik heb doorgegeven.’17 Ware beginselen of leer kan men niet met succes bekritiseren, want ze zijn eeuwig. De openbaringen die de profeet Joseph Smith kreeg, kloppen nog steeds! Het is verkeerd om door verwarring, geringschatting of beledigingen ons eigen huis van geloof te laten afbreken.

We kunnen een vast getuigenis hebben dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, de Verlosser van de mensheid, en dat Joseph Smith een profeet was, gemachtigd om, zonder een volledig begrip van alle evangeliebeginselen, de kerk in onze tijd te herstellen. Maar wanneer je een stok oppakt, pak je de hele stok. En dat geldt ook voor het evangelie. Als leden van de kerk moeten we het helemaal aanvaarden. Zelfs een beperkte geestelijke zekerheid van sommige aspecten van het evangelie is een zegen, en te zijner tijd kunnen de andere elementen waarvan u niet zeker bent, door geloof en gehoorzaamheid op hun plaats vallen.

De kloof tussen wat populair en wat goed is, wordt breder. Zoals Jesaja profeteerde, noemen velen tegenwoordig ‘het kwade goed (…) en het goede kwaad.’18 Openbaringen van Gods profeten zijn niet als aanbiedingen in het cafetaria waarvan je er sommige kunt kiezen en andere negeren. Wij zijn de profeet Joseph Smith veel verschuldigd voor de vele belangrijke openbaringen die hij ontving. Niemand anders heeft zoveel geestelijke kennis teruggebracht.19 In maart 1839 ging er een openbaring aan Joseph Smith in vervulling:

‘De einden der aarde zullen naar uw naam vragen, en dwazen zullen u bespotten, en de hel zal tegen u woeden;

‘Terwijl de reinen van harte en de verstandigen, de edelen en de deugdzamen voortdurend naar raad, bevoegdheid en zegeningen van uit uw handen zullen zoeken.’20

Aan degenen die geloven, maar hun geloof willen versterken, vraag ik dringend om te wandelen in geloof en vertrouwen in God. Voor geestelijke kennis is altijd oefening van geloof nodig. We verkrijgen een getuigenis van de evangeliebeginselen door gehoorzaam te proberen ernaar te leven. De Heiland heeft gezegd: ‘Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten.’21 We verkrijgen een getuigenis van de kracht van het gebed door nederig en oprecht te bidden. Een getuigenis van de tiende krijgen we door onze tiende te betalen. Laat u door uw twijfels niet afscheiden van de goddelijke kennisbron. Blijf nederig biddend zoeken naar eeuwig licht, en uw ongeloof zal worden verdreven. Ik getuig dat u, als u doelbewust blijft zoeken naar geestelijk licht, waarheid en kennis, die zeker zult ontvangen. Als u in geloof voortgaat, zult u merken dat uw geloof toeneemt. Als goed zaad zal het, als u het niet door ongeloof uitwerpt, zwellen in uw boezem.22

Ik geloof dat een individueel getuigenis dat Jezus de Christus is, een geestelijke gave is. Niemand kan het met succes betwisten of aanvechten omdat het zo’n persoonlijke gave is voor wie het heeft gekregen. Het is als een geestelijke energiebron die zich steeds weer vult en ons geestelijk licht brandend houdt om ons de weg te wijzen naar eeuwig geluk. Maar ik getuig dat het nog veel meer kan zijn. Als we met God een verbond sluiten ‘om zijn wil te doen en gehoorzaam te zijn aan zijn geboden in alle dingen die Hij ons al onze overige dagen zal gebieden’, wordt ‘ons hart door geloof in [Christus’] naam [veranderd].’ Zo worden wij ‘uit Hem geboren en (…) [worden wij] zijn zonen en zijn dochteren.’23 Ik weet dat zeker. Dat verklaar ik in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Marcus 9:17, 24.

  2. Privé-correspondentie.

  3. History of the Church, 6:317.

  4. Moroni 10:4–5, cursivering toegevoegd.

  5. History of the Church, 6:616.

  6. LV 135:3.

  7. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (1997), p. 98.

  8. ‘This Peaceful House of God’, Ensign, mei 1993, p. 74.

  9. Handelingen 3:21.

  10. Zie LV 110:15–16.

  11. Handelingen 5:38–39.

  12. Alma 5:15.

  13. LV 8:2.

  14. LV 50:37.

  15. George A. Smith, Deseret News, 20 januari 1858, p. 364.

  16. Zie Grace Jorgensen, ‘Every Member a Convert’, Ensign, april 1980, p. 70–71.

  17. History of the Church, 6:366.

  18. Jesaja 5:20.

  19. Zie LV 135:3.

  20. LV 122:1–2.

  21. Johannes 7:17.

  22. Zie Alma 32:28.

  23. Mosiah 5:5, 7.

Afdrukken