2003
De staat van de kerk
November 2003


De staat van de kerk

Dit is nog maar het begin. We zijn nog maar nauwelijks van start gegaan. We zijn betrokken bij een werk ten gunste van de ziel van alle mensen overal ter wereld.

Mijn geliefde broeders en zusters over de hele wereld, we groeten u in de naam van onze Verlosser. We brengen u onze liefde en onze zegen. Ik complimenteer u met wat u doet om het werk van de Heer uit te breiden.

Nu en dan denk ik na over de groei en de invloed van dit werk. Ik denk dan aan die samenkomst van maar weinigen op 6 april 1830 in het huis van Peter Whitmer. Daar is de kerk gesticht, en daar begon de lange mars die haar tot het huidige punt heeft gebracht.

Ons volk heeft tegenwerking en vervolging gekend; het heeft geleden onder geweld en elk denkbaar kwaad. En uit dit alles is iets heerlijks tot stand gekomen dat gezien mag worden.

In het begin van dit werk heeft de Heer verklaard:

‘Luistert, o gij volk mijner kerk, zegt de stem van Hem, die omhoog woont, en wiens ogen op alle mensen zijn gericht; ja, voorwaar zeg ik: Luistert, gij volk van verre; en gij, die op de eilanden der zee zijt, luistert tezamen.

‘Want waarlijk is de stem des Heren tot alle mensen gericht en er is niemand, die zal ontkomen; en er is geen oog, dat niet zal zien, noch een oor, dat niet zal horen, noch een hart, dat niet zal worden doordrongen. (…)

‘En de waarschuwende stem zal tot alle mensen zijn gericht, bij monde van mijn discipelen, die Ik in deze laatste dagen heb gekozen.

‘En zij zullen uitgaan, en niemand zal hen tegenhouden, want Ik, de Here, heb hun geboden.’ (LV 1:1–2, 4–5.)

Er kan geen twijfel bestaan inzake onze plicht jegens de volken op aarde. Er kan geen twijfel over bestaan dat we verder gaan met de vervulling van die plicht.

Nu ik tot u spreek, kunnen de meeste leden van de kerk, ongeacht waar u zich bevindt, mij horen. Dat is een wonder. Wie had vroeger durven dromen van een tijd met zoveel mogelijkheden?

We hebben nu solide wijken in elke staat van de Verenigde Staten en in elke provincie van Canada. We hebben die in elke staat van Mexico, in elk land in Midden-Amerika en in de landen in Zuid-Amerika. We hebben sterke wijken in Australië en Nieuw-Zeeland en in Oceanië. Wij zijn goed vertegenwoordigd in het Verre Oosten. We bevinden ons in elk land in West-Europa en in veel landen in Oost-Europa, en we zijn goed vertegenwoordigd in Afrika.

We worden erkend voor de grote verdiensten van onze programma’s en al het goede dat wij daarmee tot stand brengen.

In een krant in Californië stond onlangs: ‘Door de witte overhemden, de rugtassen en de fietsen weet je al wie het zijn, nog voor ze het Boek van Mormon tevoorschijn halen.

‘Ze zien er allemaal eender uit en daar is een goede reden voor.

‘Dit leger van jongemannen — zendelingen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen — is strak georganiseerd voor het werk dat zij overal ter wereld doen.

‘Twee jaar lang besteden ze zestig uur per week aan kerkwerk, bidden, studeren en de verbreiding van het evangelie, waarvoor ze familie, vrienden en comfort achterlaten.

‘Het contact met hun dierbaren blijft beperkt tot een briefwisseling en twee telefoontjes per jaar.

‘Ze wonen bescheiden, op kamers met hun collega-zendeling, staan om zes uur op, en studeren en bidden dan om leiding te krijgen voor het werk dat ze tot lang na zonsondergang doen. (…)

‘Deze arbeid, zeggen ze, is een offer, maar geeft ook heel veel plezier.’ (Priscilla Nordyke Roden, ‘Answering the Call’, San Bernardino County Sun, 26 augustus 2003, p. B1.)

Dat had geschreven kunnen worden over al onze zendelingen, die werkzaam zijn in ruim 120 landen.

Wat is het een groot wonder dat we 60 duizend van die zendelingen hebben, de meesten van hen jong, die hun tijd en getuigenis aan de wereld geven.

Onlangs was ik bij een groep zendelingen die de volgende dag naar huis zouden gaan. Ze kwamen uit verschillende landen, van Mongolië tot Madagaskar. Zij waren rein, schrander en enthousiast. Zij spraken hun liefde uit voor de kerk, voor hun zendingspresident en voor hun collega’s. Wat is dit een uniek en formidabel programma van de kerk.

Zo ook de andere programma’s.

We kregen onlangs lovende kritieken in de pers, omdat we drie miljoen dollar hadden gedoneerd om de kinderen in Afrika in te enten tegen mazelen. Dat geld kwam niet uit het tiendefonds. Het was afkomstig uit het geld dat de getrouwen hadden gedoneerd aan het humanitaire werk van de kerk. We gaan ons samen met het Amerikaanse Rode Kruis, de United Nations Foundation, de Centers for Disease Control and Prevention, Unicef, de Wereldgezondheidsorganisatie en de pan-Amerikaanse gezondheidsorganisatie sterk maken om in de komende vijf jaar 200 miljoen kinderen te vaccineren; daarmee zal het aantal sterfgevallen door mazelen met 1,2 miljoen worden teruggedrongen. Door de bijdrage van de kerk kunnen er drie miljoen kinderen ingeënt worden.

Dat is opmerkelijk en prachtig. En dat geldt ook voor onze andere humanitaire projecten.

Nog iets anders.

In maart 2001 hebben we aangekondigd dat de kerk voornemens was onze teruggekeerde zendelingen en andere jonge alleenstaanden uit kansarme landen hulp te bieden bij hun opleiding in de hoop dat dat zal leiden tot een grotere kans op de arbeidsmarkt.

We nodigden hen die dit plan wilden helpen verwezenlijken uit om bij te dragen aan een fonds dat we het Permanent Studiefonds noemden, naar voorbeeld van het Permanent Emigratiefonds uit de 19de eeuw. Ik zal u een beknopt verslag geven over de voortgang van dit plan.

Vanwege de royale bijdragen lukt het ons de toenemende vraag naar leningen te honoreren. Tot op vandaag heeft de kerk tienduizend leningen verstrekt aan jonge mannen en vrouwen in Latijns-Amerika, Azië, Afrika en andere gebieden van de kerk. Deze jonge mensen hebben toegezegd hun leningen terug te betalen, zodat anderen dezelfde kansen als zij kunnen krijgen.

Velen hebben hun opleiding met goed gevolg voltooid en doen daar nu hun voordeel mee. Er zijn nu 600 jonge mannen en vrouwen die hun opleiding hebben voltooid. Het overgrote deel heeft daarna een baan gevonden. In de toekomende maanden zullen er nog velen volgen die daarna de arbeidsmarkt opgaan. Ze zullen zich onderscheiden in de wereld, een gezin groot brengen en de kerk dienen. Velen maken deze doelen al waar.

Zo was Patrick bijvoorbeeld de eerste deelnemer aan het Permanent Studiefonds uit Jamaica die zijn opleiding voltooide. Zijn opleiding in management leverde hem een goedbetaalde baan op de nationale luchthaven op met goede doorgroeimogelijkheden. Hij is direct begonnen met het terugbetalen van de lening.

Flavia, een zuster uit een van de armste landen van Zuid-Amerika, ontbrak het aan de middelen om een opleiding te volgen en had weinig uitzicht op een baan, totdat het Permanent Studiefonds uitkomst bood en zij een opleiding als computeroperateur kon volgen. Met behulp van de dienst arbeidsbemiddeling van de kerk vond ze na haar opleiding werk bij een goed bedrijf. Ze schrijft: ‘Ik ben nu verantwoordelijk voor de financiële administratie van een van de grootste ziekenhuizen in Recife en ik beheer een geavanceerd computersysteem. Ik maakte deel uit van het team dat dit financiële systeem in het bedrijf invoerde.’

Ik kan nog veel meer voorbeelden opnoemen. Het doet ons genoegen dat het plan werkt en dat het geleidelijk zal worden uitgebreid. Wat daarbij helpt is dat men de lening ook terugbetaalt. Nogmaals, we danken u voor uw royale bijdragen, uw interesse en uw gebeden ten behoeve van het Permanent Studiefonds.

Jaren geleden zei men dat de zon nooit onderging in het Britse Rijk. De invloed van dat rijk is aan het afnemen. Het is echter wel waar dat de zon nooit zal ondergaan over dit werk van de Heer dat veel mensen op aarde ten goede beïnvloedt.

En dit is nog maar het begin. We zijn nog maar nauwelijks van start gegaan. We zijn betrokken bij een werk ten gunste van de ziel van alle mensen overal ter wereld. Ons werk kent geen grenzen. Onder de voorzienigheid van de Heer zal het verdergaan. De landen waar we nu niet binnen komen, zullen op een goede dag opengaan. Dat geloof ik stellig. Daar vertrouw ik op. Dat is mijn getuigenis.

De kleine steen die zonder handen uit de berg is gehouwen, rolt voort om de hele aarde te vervullen. (Zie Daniël 2:31–45; LV 65:2.)

Tot de heiligen der laatste dagen waar u zich ook bevindt, zeg ik aan het begin van deze conferentie: moge God u zegenen. Behoud het geloof; wees trouw aan uw verbonden. Wandel in het licht van het evangelie. Vestig het koninkrijk van God op aarde.

De kerk is in goede staat en zij kan en zal nog beter worden. Zij zal groeien en in kracht toenemen.

We zijn gewone mensen die meewerken aan een buitengewone onderneming. Wij zijn mannen die het priesterschap van de levende God dragen. Zij die ons zijn voorgegaan hebben wonderen tot stand gebracht. Wij hebben de kans en de uitdaging om deze grote onderneming voort te zetten, waarvan we ons de toekomst nauwelijks kunnen voorstellen.

Dank u, broeders en zusters, voor uw geloof en getrouwheid. Dank u voor de liefde die u hebt voor dit werk van de Almachtige. Wij zijn in de wereld. Wij werken in de wereld. Maar we moeten boven de wereld uitstijgen, het werk van de Heer uitbreiden en proberen zijn koninkrijk op aarde op te bouwen. Laten we nu samen, mannen en vrouwen gelijk, deze grote wereldconferentie houden als broeders en zusters, kinderen van God.

De volgende twee dagen zullen velen van ons aan het woord komen. Geen van hen is gezegd waar hij of zij over moet spreken, maar eenieder heeft de Heer gezocht om datgene te kunnen zeggen wat zal helpen, inspireren en verheffen.

Mogen de zegeningen van de hemel de uwe zijn. Moge u getrouw zijn aan de grote en heerlijke zaak waarvoor u gekozen hebt. Dat bid ik in de naam van onze Verlosser, de Heer Jezus Christus. Amen.

En nu hebben we een verrassing voor u. Ik wil broeder David B. Haight vragen naar voren te komen. Hier staat de grote, oude strijder. Hij is 97. Hij is de oudste apostel in de geschiedenis van deze bedeling. Hij voelt zich de laatste tijd niet zo goed. Maar hij wilde vanmorgen bij ons zijn en gewoon naar u zwaaien uit dankbaarheid en waardering voor u en de grote liefde die hij voor u voelt. En tot hem, onze goede vriend, zeggen we: moge God je zegenen en genezen. We houden van je, we steunen je, we bidden voor je. Moge de zegen van de hemel op je rusten, beste broeder Haight. Dank je.

Ouderling Haight: Dank je.

President Hinckley: Wil je naar deze mensen zwaaien?

Ouderling Haight: Jazeker, heel graag. Ik sta te zwaaien. Dank je, dank je. Het is fijn om bij jullie te zijn.

President Hinckley: Dank je.

Ouderling Haight: Dank je.

President Hinckley: We verontschuldigen hem nu. Hij zal de conferentie op tv volgen. Wat is hij een groot soldaat in het leger van de Heer. Hartelijk dank, broeder Haight.