2003
De boodschap van de herstelling
November 2003


De boodschap van de herstelling

De boodschap van de herstelling nodigt uit om erachter te komen waarom het evangelie van Jezus Christus en zijn ware kerk in de huidige tijd door een profeet hersteld zijn.

Woorden maken deel uit van een vocabulaire dat wij gebruiken om gevoelens, kennis of informatie over te brengen op anderen mensen. Er is één bepaald woord dat we gebruiken om de oorzaak of reden van iets te achterhalen. Als we dat woord gebruiken, doen we dat om onze nieuwsgierigheid te bevredigen, het onbekende te ontdekken, of antwoord te krijgen op essentiële vragen over ons sterfelijk leven. Als het niet gebruikt wordt, of genegeerd wordt, houdt het denkproces op en krijgt onwetendheid de overhand. Wat is dat essentiële woord? Hebt u het geraden? Het bestaat uit zes letters — het is het woord waarom.

Waarom is een van de eerste en favoriete woorden die kinderen al jong gebruiken, vooral tieners. Een favoriet waarom van een van mijn kleinkinderen is: ‘Waarom moet ik groenten eten?’ Als het kind ouder wordt, leert het met het woord waarom gevoelens ontdekken: ‘Waarom is oma doodgegaan?’ Daarna komt het zoeken naar kennis, of naar de bevestiging van verantwoordelijkheid: ‘Waarom moet ik naar de kerk of op zending gaan?’ ‘Waarom moeten we anderen over het evangelie vertellen?’

Die laatste vraag is niet makkelijk! Ieder lid is medeverantwoordelijk voor het laten horen van ‘de stem tot waarschuwing (…) tot zijn naaste, in zachtheid en nederigheid’ (zie LV 38:41). Waarom dat? Opdat andere mensen de reddende verordeningen in de kerk van Jezus Christus mogen ontvangen wanneer we hen uitnodigen tot Christus te komen (zie Moroni 10:32). De boodschap van de herstelling nodigt uit om erachter te komen waarom het evangelie van Jezus Christus en zijn ware kerk in de huidige tijd hersteld zijn door een profeet.

Hoe kunt u iemand zo’n uitnodiging geven?

Allereerst door te verklaren dat God, onze Vader, leeft, dat Hij ons liefheeft en dat Hij een God van openbaring is. Hoe weten we dat? Door openbaring en het getuigenis van profeten.

De tijdlijn van de godsdienstige geschiedenis begint bij de Bijbel. Het is een verslag van Gods eerste openbaringen aan zijn profeten voor de mens. Hij begint met Adam en Eva, onze eerste ouders; hun schepping; hun val, met alle gevolgen van dien — het sterfelijk leven en de scheiding van God — en hun eerste stappen in de sterfelijke wereld. Vervolgens was waarschijnlijk een van hun eerste vragen: ‘Waarom zijn we hier?’ Om daar achter te komen, konden ze alleen maar de naam van de Heer aanroepen, want Hij was hun enige bron van ware kennis (zie Genesis 4:26). Door rechtstreekse openbaring hoorden ze de stem van de Heer die hun gebood de Heer, hun God, te aanbidden en Hem een offer te brengen (zie Genesis 4:4; Mozes 5:4–5). Uit verdere openbaring vernamen Adam en Eva dat het offer een afspiegeling was van het offer van de Eniggeborene van de Vader, dat Jezus Christus de enige naam was waardoor zij gered konden worden. Vervolgens werd hun de gave van de Heilige Geest beloofd, en werd hun beloofd dat wat zij ook zouden vragen, hun gegeven zou worden (zie Mozes 5:6–7; 6:52).

Later kreeg Adam door de macht van de Heilige Geest een vast en onwankelbaar getuigenis dat Jezus de Christus was, de Heiland en Verlosser van de wereld. Het begrip van de sterfelijke status van de gevallen Adam en Eva werd letterlijk hersteld doordat zij kennis ontvingen van hun relatie met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; kennis van de verzoening en de opstanding; en nadere kennis van de eerste beginselen en verordeningen van het reddende evangelie.

Door wat Adam hoorde en zag, kwam hij in aanmerking voor de betiteling eerste profeet op aarde, een persoonlijke getuige van de openbaring die aan de mens gegeven wordt. Toen was zijn voornaamste taak om de waarheid van het evangelie te bewaken en erin te onderwijzen zoals het hem gegeven was. Maar Satan, die de tegenpartij vertegenwoordigde, deed en onderwees alles om het door openbaring ontvangen evangelie te loochenen, verwerpen of negeren, waardoor hij de mensen die het aanvaard hadden tot afval bracht — tot een toestand van verwarring, afscheiding of verzaking van hun vorige geloof! De rest van het verhaal in het Oude Testament werd een godsdienstige geschiedenis van voortgaande openbaring, via verschillende profeten, zoals Noach, Abraham en Mozes, in verschillende perioden die we bedelingen noemen, om te herstellen wat er door hernieuwde afval verloren was gegaan. Die profeten werden altijd door God geroepen, ontvingen goddelijk gezag, bezaten de sleutels van het priesterschap, hadden een goddelijke opdracht om in de naam van de Heer te spreken en te onderwijzen, en te profeteren van de komst en de verzoening van Jezus Christus, de Heiland en Verlosser van de wereld (zie Amos 3:7).

In het Nieuwe Testament worden de leringen, getuigenissen en profetieën van de profeten uit het Oude Testament bevestigd. Het is een verslag van de geboorte, het leven en de bediening van Jezus Christus, de Zoon van de levende God, en van zijn verzoening en herrijzenis. We lezen er over de vestiging van zijn kerk, zijn goddelijk gezag, zijn evangelie en zijn gebod aan zijn discipelen om ‘de gehele wereld’ in te gaan en zijn evangelie te verkondigen ‘aan de ganse schepping’ (Marcus 16:15).

De boodschap van het Nieuwe Testament is duidelijk: er was één kudde, één geloof, één priesterschap en één kerk, om als ‘de kinderen van Christus […] verenigd’ te zijn (4 Nephi 1:17).

Maar ook het tijdperk na de herrijzenis werd weer gekenmerkt door vervolging, verloochening van goddelijke identiteit, en verwerping van Christus’ evangelie en zijn gezaghebbende dienstknechten van de priesterschap. En uit de godsdienstige geschiedenis blijkt hoe snel het priesterschapsgezag werd vervangen door werelds gezag; hoe de goddelijke leer werd ingeruild voor de veranderende, verwrongen filosofieën van de mens; hoe de reddende verordeningen werden gewijzigd of verkocht voor geld; hoe openbaring werd vervangen door een verhullende sluier die tot eeuwen van geestelijke duisternis leidde.

Maar er kwam een tijd in die periode van grote afval, een tijd waarvan voorheen geprofeteerd was, dat het godsdienstige zoeken weer opdook, de vraag: waarom is dat zo. Mensen met een groot geloof doken op die probeerden valse leerstellingen en vals geestelijk gezag te hervormen. Hun eerlijke en oprechte pogingen hadden slechts tot gevolg dat er meer kerken kwamen, die hun naam droegen, en hun protest voerden, en nog meer verwarring en verdeling brachten. In werkelijkheid ontbraken er aan de hervorming twee belangrijke elementen: openbaring en gezag, de enige manier waarop de Heer goddelijke waarheid aan de mens bekendmaakt.

Bewegen we ons wat sneller langs deze tijdlijn met godsdienstige geschiedenis, dan komen we een datum en een naam tegen. De datum is 1820; de naam is Joseph Smith. Deze jongeman overpeinsde de totale godsdienstige verwarring en verdeeldheid onder de kerken in zijn tijd, en vroeg zich af: ‘Als (…) één [van deze kerken] gelijk heeft, welke is dat dan, en hoe kom ik het te weten?’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:10.) Vanwaar die verwarring? De profetische methode was om het aan God te vragen. Plotseling herhaalde de godsdienstige geschiedenis zich volgens Gods scenario voor het beantwoorden van de waaromvragen van de mens. Er kwam weer een visioen als antwoord, dit keer een visioen van de Vader en de Zoon. Er werd weer een goddelijk getuigenis door de Vader afgelegd: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17). Rechtstreekse openbaring beantwoordde de vraag van Joseph Smith: ‘Welke van alle [kerken] gelijk had (…) en bij welke ik mij moest aansluiten. Ik kreeg ten antwoord dat ik mij bij geen ervan moest aansluiten, want ze hadden alle ongelijk’ (GJS 1:18–19). De ware bron, Jezus Christus zelf, had nogmaals afvalligheid ontmaskerd. En weer moest die gevolgd worden door een herstelling, wat ook gebeurde.

In de daaropvolgende jaren ontving Joseph Smith door openbaring volledige goddelijke leerstellige kennis, evenals het gezag en de sleutels van het priesterschap. Uiteindelijk werd in 1830 de kerk van Jezus Christus met al haar reddende leerstellingen en verordeningen hersteld. Joseph Smith kwam in aanmerking voor de titel profeet van de herstelling in deze tijd.

Zoals de Bijbel het tastbare bewijs van goddelijke openbaring aan profeten van weleer is, is het Boek van Mormon — eveneens een getuigenis van Jezus Christus — het hedendaagse overtuigende bewijs dat Joseph Smith een profeet was die openbaring en gezag ontving, net als zij. Mensen met een getuigenis van de waarheid van het Boek van Mormon vinden een antwoord op de vraag waarom het evangelie en de kerk van Jezus Christus door een profeet hersteld zijn en waarom we momenteel een levende profeet hebben, namelijk Gordon B. Hinckley. Het geeft ook antwoord op de ultieme vraag waarom alle verordeningen van het evangelie die grootste zegen verschaffen, namelijk dat zij ons voorbereiden op onze redding en op het vervullen van ons aardse doel om een eeuwig gezin te stichten. Deze boodschap van de herstelling is waar, want hij is goddelijk.

Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.