Nederigheid als krachtbron
Ja, de kracht van de kerk schuilt in de miljoenen nederige leden die er dagelijks naar streven om de wil van de Heiland te doen.
Enige tijd geleden begon de leraar van de hogepriesters in mijn wijk de les met de vraag of we om de beurt wilden vertellen wie onze held is en waarom. De antwoorden die de verschillende leden gaven, waren niet onverwacht. Uiteraard noemde iemand de Heiland, de Verlosser van de wereld. Iemand anders noemde Abraham Lincoln, die de slaven had bevrijd en de Verenigde Staten had geleid tijdens de Burgeroorlog en uiteindelijk het land had verenigd. Anderen kozen de profeet Joseph Smith en onze huidige geliefde profeet, Gordon B. Hinckley. Toen ieder een held noemde, viel ik ze in stilte bij en erkende ik dat het allemaal mensen waren die het navolgen waard waren, en dat ik een betere persoon zou zijn als ik enkele van de eigenschappen bezat die deze mensen zo groot hadden gemaakt.
Toen ik bijna aan de beurt was om te antwoorden, wendde ik me tot de broeder die rechts van me zat, enkele stoelen verderop, en zei: ‘Mijn held is Ken Sweatfield, en zijn vrouw, Jo Ann.’ Ik heb Ken en Jo Ann twintig jaar lang, met alle liefde die een ouder maar kan geven, zien zorgen voor hun zoon die in een coma ligt. Ik had vaak nagedacht over de in duigen gevallen dromen en vervlogen hoop die ze ongetwijfeld voor Shane hadden gehad voordat hij in een verschrikkelijk auto-ongeluk terechtkwam, slechts twee weken voordat hij op zending zou gaan naar Leeds (Engeland). Ik heb Ken en Jo Ann Shane het zonlicht in zien rijden, of hem door de buurt duwen, beschrijvend wat ze zagen, in de hoop dat hij iets zou horen en voelen, en in de hoop dat de frisse lucht en de zonneschijn een weggestopte geest zouden verlichten. Twintig jaar lang konden ze geen vakantie nemen van de zorg voor hem, ze konden bijna nooit een avondje uit, maar er was altijd een geest van geloof, optimisme en dankbaarheid — nooit enig teken van boosheid, wanhoop of het in twijfel trekken van Gods doeleinden.
Vervolgens wendde ik me tot een broeder die links van mij zat, en zei: ‘Mijn held is Jim Newton, en zijn vrouw, Helen.’ Kort nadat hun zoon, Zach, zijn oproep voor een zending in Peru had ontvangen, werd hij hun in een auto-ongeluk ontnomen. Toen ik van het ongeluk hoorde, haastte ik me naar het ziekenhuis, in de hoop dat ik zou horen dat Zach nog leefde en dat hij beter zou worden. De ouders legden kalm en rustig uit dat Zach zijn zending nu aan de andere kant van de sluier zou vervullen. Toen ik de rustige vastberadenheid van die twee sterke ouders zag, besefte ik dat er, ondanks het verdriet en de smart, gemoedsrust was die alleen maar tot stand komt door een groot, vast geloof in een liefhebbende Vader en een verzoening brengende Heiland. Mijn geloof werd gesterkt en door hun inspiratie nam ik me hernieuwd voor om hun voorbeeld te volgen in het onder ogen zien van soortgelijke beproevingen en drama’s.
Ik had ook kunnen antwoorden dat mijn helden Tom Abbott en zijn zoon John zijn, mijn trouwe huisonderwijzers, die nog nooit een maand hebben overgeslagen, ook al is het moeilijk om ons gezin thuis te treffen. Ik had tientallen anderen kunnen noemen die ik bewonder en die ik mijn helden noem. Velen hebben geen zogenaamd hoge functie en geen opvallende roeping in de kerk, maar ze zouden allen elke willekeurige functie kunnen bekleden. Geen van hen is bekend onder de kerkleden in het algemeen, maar onze hemelse Vader kent hen allen bij naam, daar ben ik zeker van.
De keren dat ik naar de avondmaalsdienst in mijn eigen wijk kan gaan, zit ik vaak nadenkend naar de aanwezigen te kijken. Ik zie zondag in, zondag uit dezelfde gezichten. Sommige heb ik al meer dan twintig jaar regelmatig in de avondmaalsdienst gezien. De meeste staan niet voor het voetlicht in de kerk, maar alle gaan consequent naar hun bijeenkomsten en zien in hun privé-leven beproevingen onder ogen.
Dat zijn de vele leden die ik zie, bewonder en voor wie ik dankbaar ben. Zij streven niet naar functies, bekendheid of roem, maar ieder is zijn plek in het koninkrijk van onze Vader aan het verdienen door zijn dagelijkse plichten te vervullen. Zij doen getrouw en ongezien het onspectaculaire, maar nederig en rechtschapen doen zij het belangrijke. Ze hebben moeilijkheden, maar juist daardoor leren zij het zoete smaken dat zo vaak onopvallend samengaat met tegenspoed. Dit beeld vind je honderden keren in duizenden wijken over de hele wereld. Deze mensen zijn De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Ja, de kracht van de kerk schuilt in de miljoenen nederige leden die er dagelijks naar streven om de wil van de Heiland te doen — dag in, dag uit, één stapje tegelijk. Die nederige leden vind je onder alle nationaliteiten, alle lagen van de bevolking, en alle economische achtergronden. Het zijn zowel de beste opgeleid leden als de nederigste leden uit de kleinste gehuchten in de meest afgelegen delen van de wereld — ieder met een levendig getuigenis van Jezus Christus in het hart, en een verlangen om de Heer te dienen.
Als ik denk aan al die getrouwe leden, vallen mij twee eigenschappen op die zij allemaal lijken te hebben. Ten eerste leidt hun nederigheid, ongeacht hun sociale of economische status of functie, tot onderwerping aan de wil van de Heer. En ten tweede zijn zij, ondanks de moeilijkheden en beproevingen van het leven, in staat om een gevoel van dankbaarheid voor Gods zegeningen en de goede kanten van het leven in stand te houden. Nederigheid en dankbaarheid zijn eigenschappen die echt bij geluk horen.
Er is een verhaal over een confrontatie tussen de profeet Joseph Smith en Brigham Young. In aanwezigheid van een vrij grote groep broeders kastijdde de profeet Joseph broeder Brigham vrij ernstig wegens het verzuimen van de een of andere taak. Iedereen, waarschijnlijk enigszins verbaasd, wachtte af wat Brighams reactie zou zijn. Tenslotte was Brigham, die later de bijnaam Leeuw van de Heer zou krijgen, beslist geen watje. Brigham stond langzaam op, boog zijn hoofd, en zei, met woorden die zijn karakter en nederigheid goed weergeven: ‘Joseph, wat wil je dat ik doe?’ Het verhaal gaat dat Joseph huilend van het podium afrende, zijn armen om Brigham heen sloeg, en ongeveer dit zei: ‘Je bent geslaagd, broeder Brigham, je bent geslaagd.’ (Zie Truman G. Madsen, ‘Hugh B. Brown —Youthful Veteran’, New Era, april 1976, p. 16.)
Velen van ons wonen of werken in een omgeving waar nederigheid vaak ten onrechte als een zwakheid wordt gezien. Niet veel bedrijven of instellingen zien nederigheid als een aanbeveling of als een gewenste karaktereigenschap voor hun managers. Maar leren wij hoe God te werk gaat, dan wordt gauw duidelijk wat een kracht er in een nederige, onderworpen geest schuilt. In Gods koninkrijk begint grootsheid met nederigheid en onderworpenheid. Die twee deugden, die samengaan, zijn de eerste noodzakelijke stappen die leiden tot de zegeningen van God en de macht van het priesterschap. Het maakt niet uit wie wij zijn of hoe mooi onze diploma’s lijken. Nederigheid en onderworpenheid aan de Heer, en een dankbaar hart, zijn onze kracht en hoop.
De Heer heeft het volgende gezegd toen Hij vertelde over de vereisten voor het lidmaatschap in zijn koninkrijk: ‘Allen, die zich voor God verootmoedigen (…) en met gebroken hart en verslagen geest voortkomen (…) zullen door de doop in de kerk worden opgenomen’ (LV 20:37).
En dus zien we onder de leden van de kerk dat mensen met allerlei achtergronden zich nederig aan de raad van God onderwerpen. We zien de vooraanstaande zakenman die zich nederig laat onderwijzen door een nederige, soms misschien zelfs geïntimideerde, huisonderwijzer. We zien de goed opgeleide nederig de raad volgen van zijn bisschop, die soms maar weinig formele scholing heeft gehad. We zien voormalige bisschoppen en ringpresidenten nederig en dankbaar een roeping aanvaarden om les te geven in het jeugdwerk, te assisteren in de kinderkamer, of humanitaire hulpgoederen in te pakken voor verzending naar behoeften ergens in de wereld. We zien duizenden oudere echtparen hun comfortabele huis achterlaten om in omstandigheden te wonen die ze niet gewend zijn, om nederig de armen in de wereld te helpen — en dat doen ze telkens en telkens weer. We zien de armen in de wereld nederig een deel van hun magere inkomen opofferen om mensen te helpen die zelfs nog nooddruftiger zijn dan zij. En ieder dient en geeft nederig en met een dankbaar hart, God lovend.
Koning Benjamin waarschuwde al dat we ‘gelijk een kindeke’ moeten worden, ‘onderworpen, zachtmoedig, nederig, geduldig, vol liefde, gewillig [ons] aan alles te onderwerpen, wat de Here geschikt acht [ons] op te leggen’ (Mosiah 3:19).
Als we ons nederig onderwerpen aan de wil van de Vader, krijgen wij de krachtbron van God — de kracht van de nederigheid, tot onze beschikking. De kracht om de tegenspoed van het leven tegemoet te treden, de kracht van vrede, de kracht van hoop, de kracht om waarheid te vinden, de kracht om te nemen van het levende water, de kracht van een hart vol liefde voor, en getuigenis van, de Heiland Jezus Christus. Daartoe is de Heiland ons uiterste voorbeeld van de kracht van nederigheid en ootmoed. Tenslotte heeft Hij door zijn wil aan de Vader te onderwerpen de grootste, en zelfs de krachtigste, gebeurtenis uit de hele geschiedenis tot stand gebracht. Wellicht enkele van de grootste woorden in de hele heilige Schrift zijn heel eenvoudig: ‘Niet mijn wil, maar de uwe geschiede’ (Lucas 22:42).
We hebben dus duizenden, zelfs miljoenen, mensen met een groot hart — helden denk ik dat we ze kunnen noemen, maar misschien is nederige volgelingen van de Heiland een betere beschrijving. En, zoals president Hinckley ons heeft gevraagd, doen ze gewoon hun best — dag na dag.
Moge een nederig en onderworpen hart ons de kracht van God geven en alle daarmee gepaard gaande zegeningen. In de naam van Jezus Christus. Amen.