De Heer, uw God, houdt uw hand gevat
Als wij (…) hand in hand met Hem zijn paden bewandelen, zullen we met vertrouwen voorwaarts gaan, en voelen we ons nooit alleen.
In de ogen en het hart van veel mensen in de huidige wereld heerst twijfel, angst en wanhoop. Veel onveiligheid die in de wereld heerst, is doorgesijpeld in ons huis en in ons leven. Ongeacht onze leeftijd of situatie, hebben we allemaal de behoefte om te weten dat we kracht hebben in het heden en hoop in de toekomst.
Luister naar de woorden van Mormon: ‘Weet gij niet dat gij in Gods handen zijt? Weet gij niet, dat Hij alle macht heeft?’ (Mormon 5:23.)
Handen kunnen iets symbolisch uitdrukken. Het Hebreeuwse jad, het meest gebruikelijke woord voor ‘hand’ wordt ook overdrachtelijk gebruikt voor macht, kracht, sterkte. (Zie William Wilson, Old Testament Word Studies [1978], p. 205). Handen staan dus voor macht en kracht.
De uitgestoken hand van onze levende profeet, president Gordon B. Hinckley, sterkt, verheft en inspireert mensen over de hele wereld.
In Gods hand zijn, betekent niet alleen dat Hij waakzaam voor ons zorgt, maar ook dat we beschut en beschermd worden door zijn wonderbaarlijke macht.
Overal in de Schriften vinden we verwijzingen naar de hand van de Heer. Steeds weer vinden we bewijzen van zijn goddelijke hulp. Zijn machtige handen hebben werelden geschapen en toch waren ze teder genoeg om kleine kinderen te zegenen.
Denk aan de woorden waarmee Johannes de herrezen en verheerlijkte Heiland beschreef: ‘En toen ik Hem zag, (…) legde [Hij] zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd. Ik ben (…) de levende en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden.’ (Openbaring 1:17–18.) Als Hij zijn hand op ons legt, kunnen wij, net als Johannes, in Hem levend zijn.
24 jaar geleden vocht ons pasgeboren zoontje voor zijn leven op de intensive care van een ziekenhuis. Door zijn voortijdige geboorte waren zijn longen niet volledig ontwikkeld, en hij vocht wanhopig om elke ademtocht. Hij was zo klein, maar hij had zo’n wil om te leven. Als jonge, onervaren ouders baden mijn moedige en trouwe vrouw, Jan, en ik dat de Heer zijn hand zou uitsteken en ons jongetje zou helpen om te blijven ademen. Toen ik mijn trillende hand door de kleine opening in de couveuse stak, voelde ik me zo klein en machteloos. Ik pakte het kleine maar volmaakte handje van onze pasgeboren zoon, en er was een machtig, geestelijk contact dat ik nooit zal vergeten. Twee vingers van elk van mijn handen bedekten zijn hoofdje toen ik hem een zegen gaf.
Ons verlangen naar hem was zuiver, maar we wisten dat zijn aardse leven in de handen van de Heer rustte, en niet in die van ons of van het medische team. Toen besefte ik nederig dat mijn trillende handen macht en gezag bezaten die de mijne te boven gingen. Mijn vingers op zijn hoofd symboliseerden Gods handen en macht. Na die zegen keken mijn eeuwige partner en ik elkaar in een moment van gemoedsrust over de couveuse elkaar aan en voelden de geest van hernieuwde hoop en troost, geboren uit geloof in de Heer Jezus Christus en in de uitwerking van zijn verzoening voor ons. Het was een krachtig getuigenis van zijn liefde voor een zoon die nog maar net bij Hem was weggegaan. We waren er toen meer aan toe om zijn wil betreffende onze zoon te aanvaarden. We voelden echt dat we onze handen in die van de Heiland hadden gelegd. Het was alsof de Heiland met zijn eigen handen zorgde voor de cruciale hulp zodat onze zoon kon ademen. Voor elke ademtocht en elk beetje vooruitgang uitten wij onze diepste dank. Ook nu nog zijn onze gezonde zoon en wij, zijn ouders, dankbaar voor de bereidwillige handen van de Heiland.
Tot de hemelse beloften van het voortkomen in de morgen van de eerste opstanding en het beërven van tronen, koninkrijken, vorstendommen en machten, behoren de aanvullende beloften ‘van alle hoogten en diepten’ (LV 132:19). Het grote plan van geluk omvat een spreekwoordelijke achtbaan van moeilijke tijden en de meest vreugdevolle perioden. Ja, we kennen allemaal onze momenten van moeilijkheden en hartzeer. Soms zijn ze zo moeilijk dat we het gewoon willen opgeven. Er zijn momenten waarop we wankelen, wanneer we ons moedeloos voelen en wanhopig hulp zoeken.
Ouderling Holland herinnert ons eraan dat ‘het symbool van de beker die niet voorbij kan gaan, een beker is die wij net zo goed als de Heiland voorgezet krijgen. Kleiner, veel kleiner, maar vaak genoeg, om ons te leren dat we moeten gehoorzamen.’ (Trusting Jesus [2003], p. 42.)
Allemaal moeten we weten dat we voort kunnen in de kracht van de Heer. We kunnen onze hand in de zijne leggen en voelen hoe Hij ons opheft tot hoogten die onbereikbaar zijn voor ons alleen.
Toen een beproefde vader zijn ernstig zieke zoon bij Jezus bracht, schreef Marcus: ‘Jezus vatte zijn hand, richtte hem op, en hij stond op’ (Marcus 9:27).
Wij moeten op de Heer vertrouwen. Als wij ons vrijelijk aan Hem geven, zullen onze lasten verlicht en zal ons hart vertroost worden.
Ouderling Scott heeft pas nog gezegd: ‘[Vertrouw] op God (…) ongeacht de omstandigheden. (…) Uw gemoedsrust, de oplossingen voor vervelende problemen en uw uiteindelijke vreugde zijn afhankelijk van uw vertrouwen in uw hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus.’ (‘De kracht van het geloof in tijden van onzekerheid en beproeving’, Liahona, mei 2003, p. 76, 78.)
Hoe leren we vertrouwen? Hoe leren we onze hand uitsteken en ons verbinden met de troost die de Heer geeft?
De Heer heeft bij monde van Joseph Smith duidelijk gezegd: ‘Leer van Mij, en luister naar mijn woorden; wandel in de ootmoed van mijn Geest, en in Mij zult gij vrede hebben. (…) Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten’ (LV 19:23, 38).
Hier zijn vier sleutels:
-
Leren
-
Luisteren
-
De Geest verkrijgen
-
Altijd bidden
De Heer zal ons helpen en steunen als wij bereid zijn om de deur te openen en zijn hand van goddelijke hulp vast te pakken.
President Thomas S. Monson herinnert ons aan de reddende hand van de Heiland: ‘Wij vereren de hand die redt — de hand van Jezus Christus, de Zoon van God, de Verlosser van de hele mensheid. Met die hand klopt hij op de deur van ons begrip.’ (‘Handen’, De Ster, maart 1991, p. 5.)
Onlangs op een avond bereidden mijn dochter en mijn schoonzoon zich voor op een avondje samen uit. Ze liepen bedrijvig rond om zich klaar te maken en de oppas nog wat laatste instructies te geven. Ze merkten het verdrietige gezicht van een van de kinderen en de tranen in de ogen van een ander pas op toen ze op het punt stonden de deur uit te gaan. Ze realiseerden zich dat hun kinderen zich zorgen maakten dat hun mammie en pappie weggingen. Dus hun ouders riepen hun vier lieve kinderen bij zich. Hun vader vroeg of ze hun handen wilden uitsteken. Alle acht handjes werden uitgestoken. Toen kusten mama en papa elk handje en zeiden dat ze, als ze hen misten of bang waren, of hun liefde wilden voelen, hun handjes op hun wangetjes konden leggen en op elk willekeurig moment hun mama en papa konden voelen. Ze waren zo gelukkig, en toen onze dochter en schoonzoon vertrokken, zagen ze vier kleine kinderen met een glimlach op hun gezicht en met hun handjes op hun wangen bij het raam staan.
Ze vertrouwden hun ouders. Ze wisten dat ze van hen hielden.
Wij moeten net zo’n kinderlijk, onvoorwaardelijk vertrouwen hebben. We moeten niet vergeten dat we zoons en dochters van God zijn en dat Hij heel veel van ons houdt. Als wij echt begrijpen wie we zijn, hebben we een onuitputtelijke bron van hoop en troost.
Nooit kunnen we ‘de wedloop die vóór ons ligt’ (Hebreeën 12:1) uitlopen zonder onze hand in die van de Heer te leggen.
Enige jaren geleden besloot onze enige dochter dat ze een marathon wilde lopen. Ze trainde en werkte er heel hard aan, samen met een paar vriendinnen. Het was een moeilijke wedloop, en er waren momenten dat ze wilde opgeven. Maar ze hield vol door zich gewoon op één stap tegelijk te concentreren. Toen ze bijna halverwege was, hoorde ze iemand achter zich roepen: ‘Een blinde man links van je.’
Ze keek om en zag dat een blinde man die de hand van een andere man vasthield, haar inhaalde. Zij liepen de wedloop samen. Toen ze haar passeerden, zag ze hoe stevig de blinde de hand van zijn vriend vasthield.
Hoewel ze van streek was door haar eigen lichamelijke pijn, knapte ze op toen ze zag hoe die twee mannen hand in hand verder liepen. Degene die zien kon, werd gemotiveerd door zijn blinde vriend, en de blinde verliet zich op zijn contact met de hand van zijn vriend. Onze dochter wist dat de blinde de wedstrijd nooit alleen kon uitlopen. Ze werd geïnspireerd door het vertrouwen van de blinde en de toegewijde liefde van zijn vriend.
Zo steekt de Heiland naar ieder van ons zijn hand uit, zodat we niet alleen hoeven lopen. ‘Voor wie [soms] wankelen of struikelen, is Hij er om ons te steunen en sterken.’ (Trusting Jesus, p. 43.) Als wij de eindstreep naderen, is Hij er om ons te redden, en voor dat alles heeft Hij zijn leven gegeven.
Denk eens aan de wonden in zijn handen. Zijn gehavende handen, ja, zijn gewonde handen en lichamelijk offer geven onze eigen handen meer kracht en richting.
Het is de gewonde Christus die ons door onze moeilijke momenten heen helpt. Hij is het die ons ondersteunt als we meer lucht nodig hebben, of leiding, of zelfs meer moed om vol te houden.
Als wij Gods geboden onderhouden en hand in hand met Hem zijn paden bewandelen, zullen we met vertrouwen voorwaarts gaan, en voelen we ons nooit alleen.
Vertrouw op zijn belofte van het eeuwige leven, en laat vrede en hoop over u komen.
Als wij ons verbinden met de Maker van vrede en met zijn volmaakte, verlossende liefde, komen we te weten wat Jesaja’s belofte inhoudt: ‘Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u.’ (Jesaja 41:13.)
Ik getuig van Jezus Christus, onze Verlosser en levende Heiland.
Ik getuig dat Hij leeft en zijn liefdevolle hand uitsteekt naar ieder van ons. In de naam van Jezus Christus. Amen.