2010
Een getuigenis van de profeet
Maart 2010


Een getuigenis van de profeet

‘Wat Ik, de Heer, heb gesproken, heb Ik gesproken, (…) hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde’ (LV 1:38).

Elder Cecil O. Samuelson Jr.

Kort na mijn doop en bevestiging zei mijn oma tegen mij: ‘Je hebt de Heilige Geest ontvangen. Het is belangrijk dat je een getuigenis van de profeet krijgt.’ Spoedig daarna ging ik voor de eerste keer naar de algemene conferentie — de oktoberconferentie van 1949.

Dat was een avontuur op zich. Ik logeerde bij mijn grootouders thuis. Ik herinner mij dat ik op zaterdagmorgen heel vroeg opstond en met mijn oma de bus naar Salt Lake City nam. We liepen naar het Tempelplein en stonden heel lang in de rij. Toen we in de Tabernakel waren, zaten we achteraan.

Net voordat de bijeenkomst begon, werd er om stilte gevraagd en stond iedereen op. Toen kwam president George Albert Smith (1870–1951) binnen. Ik kon president Smith en zijn raadgevers zien. Ik ben nooit vergeten wat ik voelde toen ik de profeet zag. Ik kreeg een heel, heel bijzonder gevoel. Ik wist dat hij de profeet van de Heer was.

Dat was een heel belangrijke gebeurtenis. Ik voel hetzelfde als ik nu de president van de kerk zie. Ik ben nu onder drie presidenten van de kerk als algemeen autoriteit werkzaam geweest. En als de president binnenkomt, heb ik nog steeds dat getuigenis: ‘Hij is de profeet.’

Jij bent niet te jong om een getuigenis te hebben dat de president van de kerk de profeet van de Heer is. Als je op jonge leeftijd dat getuigenis krijgt, zal dat je ten goede komen. Je kunt te weten komen dat de Heer een profeet heeft geroepen en dat we worden gezegend als we zorgvuldig luisteren naar wat hij zegt.

Illustraties Dan Burr