Zij hebben tot ons gesproken
Noch vertrouwen op de arm van het vlees
Naar een toespraak voor afstuderenden op 23 april 2009 aan de Brigham Young University gehouden.
Ook al ben je in academisch opzicht geleerd, vergeet echter niet de macht van God.
In het voorwoord van de Leer en Verbonden lezen we over de beperkingen van de arm van het vlees: ‘De zwakke dingen der wereld zullen tevoorschijn treden en de machtige en sterke afbreken, opdat de mens zijn medemens niet zal raden, noch vertrouwen op de arm van het vlees’ (LV 1:19). Om die zin te herformuleren: wellicht ben je in academisch opzicht geleerd, vergeet echter niet de macht van God.
Mijn medestudenten geneeskunde en ik leerden die les meer dan dertig jaar geleden op een manier om nooit meer te vergeten. Onze les vond plaats in het stadje Manzanillo, aan de westkust van Mexico. Het was in 1978. Onze klas was in 1947 afgestudeerd en wij woonden, samen met onze echtgenotes, een symposium medicijnen bij.
Op een avond na de verschillende wetenschappelijke bijeenkomsten werd een van de artsen plotseling ernstig ziek. Zonder aanwijsbare redenen begon hij veel bloed uit de maag te verliezen. Geschokt stonden we om hem heen en zagen met het bloed het kostbare leven uit hem vloeien. Daar stonden we, een groep medische specialisten, die zich in verschillende disciplines hadden bekwaamd, chirurgen, anesthesisten en internisten, ieder met meer dan dertig jaar ervaring op zijn gebied. Wat konden we doen? Het dichtstbijzijnde hospitaal was in Guadalajara, ruim 160 kilometer bij ons vandaan. Het was avond. Er was geen vliegveld in de buurt. Bij gebrek aan apparatuur kon er van een bloedtransfusie geen sprake zijn. Alle daar beschikbare kennis was niet bij machte om de bloeding te stoppen. Het ontbrak ons ten enenmale aan de faciliteiten en apparatuur die we nodig hadden om het leven van onze dierbare vriend te redden.
Onze zieke collega, een getrouwe heilige der laatste dagen, was zich maar al te goed bewust van zijn onfortuinlijke situatie. Lijkbleek vroeg hij fluisterend om een priesterschapzegen. Verschillenden van ons droegen het Melchizedeks priesterschap. Wij gaven onmiddellijk gehoor aan zijn verzoek. Mij werd gevraagd de zalving te bezegelen. De Geest sprak mij in dat hij in die mate gezegend zou worden dat het bloeden zou stoppen en dat hij zou blijven leven en naar huis zou terugkeren. Die zegen werd bediend in naam van de Heer.
De volgende ochtend was er verbetering opgetreden. De bloeding was wonderwel gestopt. Zijn bloeddruk was weer normaal. Na enkele dagen was hij voldoende hersteld om naar huis te gaan. Verenigd dankten wij de Heer voor deze opmerkelijke zegen.
De les die we leerden was eenvoudig: ‘Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet’ (Spreuken 3:5). Wij ervoeren dat van dichtbij. Deze leer, herhaaldelijk gepredikt in de Schriften1 was voor ons zekere kennis geworden.
Begrijp mij alsjeblieft niet verkeerd, broeders en zusters. Uiteraard moeten we ons bekwamen om goed werk te kunnen doen. Ja, het werk dat we doen, moeten we goed doen, wat voor werk we ook kiezen. We moeten onze medemens kunnen dienen. En om daar bekwaam in te worden, moeten we een opleiding volgen. Zo is een opleiding volgen een godsdienstige verantwoordelijkheid. De heerlijkheid Gods is werkelijk intelligentie (zie LV 93:36).
Maar de geleerdheid van de mens heeft zijn beperkingen. En soms, zoals in ons geval in het landelijke Mexico, kan de gezamenlijke geleerdheid van vele experts niets uitrichten als we dat het hardst nodig hebben. Wij moeten ons vertrouwen in de Heer stellen.
Die ervaring in Mexico leerde ons nog een belangrijke les. Die heeft betrekking op onze uiteindelijke prioriteiten en hoogste bestemmingen als sterveling. We leerden dat de uiteindelijke bestemming van een arts niet het ziekenhuis is. Voor een advocaat ligt die niet in de rechtszaal. Voor een piloot ligt die niet in de cockpit van een Boeing 747. Het beroep dat iemand kiest is slechts een middel tot een doel; het is niet een doel op zich.
Het doel waar ieder van jullie naar dient te streven is diegene te worden die je kunt worden — de persoon die God wil dat je bent. De dag zal aanbreken dat je beroepsleven voorbij is. De carrière waarvoor je zo hard hebt gewerkt — het werk waarmee je je gezin hebt onderhouden — zal op zekere dag achter je liggen.
Dan zul je deze belangrijke les hebben geleerd: veel belangrijker dan wat je voor de kost hebt gedaan is wat voor persoon je bent geworden. Wanneer je dit broze bestaan verlaat, telt wat je bent geworden het zwaarst. Eigenschappen zoals ‘geloof, deugd, kennis, matigheid, geduld, broederlijkheid, godsvrucht, naastenliefde, ootmoed en ijver’ (LV 4:6) zullen alle door God gewogen worden.
Stel jezelf van tijd tot tijd de volgende vragen: ‘Ben ik gereed om mijn Maker te ontmoeten?’ ‘Ben ik alle zegeningen waardig die God voor zijn getrouwe kinderen in petto heeft?’ ‘Heb ik de begiftigings- en verzegelingsverordeningen van de tempel ontvangen?’ ‘Ben ik trouw aan mijn verbonden?’ ‘Kom ik in aanmerking voor de grootste van alle zegeningen Gods — de zegening van het eeuwige leven?’ (Zie LV 14:7).
Wie hun geloof in God koesteren — wie op Hem vertrouwen — hebben deze schriftuurlijke belofte: ‘Laat niemand in de mens roemen, maar laat hij liever in God roemen. (…) Dezen zullen in de tegenwoordigheid van God en zijn Christus wonen voor eeuwig en altijd’ (LV 76:61–62). Moge dat de uiteindelijke bestemming van ieder van ons zijn.