2010
De plaaggeest te slim af zijn
Maart 2010


De plaaggeest te slim af zijn

Ik moest haar te slim af zijn, maar hoe?

Als je twaalf bent is het leven al moeilijk genoeg. Gevangen tussen het kind en de tiener in je, probeer je te weten te komen wie je werkelijk bent. Ik zat midden in die periode toen mijn ouders aankondigden dat we naar een stadje over de heuvels gingen verhuizen. Het stadje was maar een paar kilometer verderop, maar voor mij was het een hele nieuwe wereld.

Ik ben opgegroeid in een stad met dertigduizend inwoners. Ik liep naar school. De speelplaats en het jeugdcentrum waren een straat verder. En ik ging elke zaterdag naar de film.

Onze nieuwe woonplaats was anders. Het stadje had zesduizend inwoners — en geen plannen om uit te breiden. Mijn school was 2,5 km ver weg en ik moest met de bus. De bossen en heuvels waren mijn speelplaats. Het zaterdagmatinee bezocht ik alleen nog af en toe.

De verhuizing zelf viel mij niet tegen. Ik was avontuurlijk aangelegd en ging graag op onderzoek uit. Maar ik had het moeilijk op school. De andere scholieren waren samen opgegroeid en ik was de buitenstaander. En om het nog erger te maken, was ik nogal schrikachtig en een makkelijke prooi voor plaaggeesten.

Een van de grootste plaaggeesten waar ik mee te maken kreeg was Tracy. Dat zou zo erg nog niet zijn, ware het niet dat Tracy een meisje was.

Eerder had ik het met jongens aan de stok gehad. Of je gaat de confrontatie aan of je leert ze te ontlopen. Maar Tracy leek overal op te duiken: in de hal, bij de lunch, in mijn klassen. Ze wist je zo te beledigen dat je ter plekke door de grond wilde gaan. Ik moest er niet aan te denken haar ergens tegen te komen.

Aangezien ik haar niet kon ontlopen, moest ik de confrontatie met haar aangaan, maar ik wist niet hoe. Een toespraak die ik in de kerk hoorde, veranderde dat. Ik herinner me niet meer wie er sprak, maar wel wat er werd gezegd. De spreker had het over omgaan met moeilijke mensen. Hij zei: ‘Als je niet van ze kunt winnen, moet je ze met liefde verslaan.’ Hij had de lachers op zijn hand, maar ik bleef erover nadenken. Toen wist ik opeens hoe ik Tracy moest aanpakken. Ik zou ‘haar overstelpen met complimentjes.’

De volgende dag ging ik op zoek naar Tracy. Toen ik haar zag, zei ik: ‘Tracy, je ziet er goed uit.’ Ze leek geschokt en stamelde dankjewel toen we elkaar tegenkwamen in de hal. Ik ging ermee door. Elke keer als ik haar zag, gaf ik haar een compliment voordat ze iets kon zeggen. Ik kreeg geen beledigingen meer naar mijn hoofd gesmeten, wat mijn leven er een stuk aangenamer op maakte.

Een paar maanden later zat het schooljaar er bijna op. Een van de slotactiviteiten was een bal in de gymzaal onder schooltijd. Ik ging er naartoe maar was niet van plan om een meisje ten dans te vragen. Eerlijk gezegd had ik nog nooit een meisje ten dans gevraagd. Maar toen kwam er een meisje naar mij toe dat míj ten dans vroeg.

Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik zag dat het Tracy was. Ik zei ja, en we liepen de dansvloer op. Toen het lied voorbij was, zei ik: ‘Dank je’, waarna Tracy haar geluk elders ging beproeven.

Ik heb haar nooit meer gezien. Ze verhuisde in de zomervakantie. Ik hoop dat ze op haar nieuwe school haar draai makkelijker heeft gevonden dan ik. Maar ik wist wel dat mijn plan had gewerkt. Wat eerst een vijand was, was een vriend geworden.

Illustratie Gregg Thorkelson