Jongeren
Niemand is volmaakt
Nephi zei precies wat ik dacht: ‘Mijn ziel zal zich verblijden in U, mijn God, en de Rots mijner redding.’
Ik heb altijd op Nephi willen lijken: stipt gehoorzaam, uitzonderlijk getrouw en uitermate geestelijk. In mijn ogen was Nephi het ultieme voorbeeld van voortreffelijkheid. Ik wilde niets liever dan op Nephi lijken — of mij minstens een deel van zijn uitmuntendheid eigen maken.
Op zekere dag zat ik behoorlijk in de put, omdat ik vond dat ik tekortschoot. Ik had zo veel ambities en doelen, maar niets leek mij echt te lukken. In tranen sprak ik met mijn vader over deze onzekere gevoelens. Hij stond meteen op, liep naar de boekenkast en pakte er het Boek van Mormon uit. Zonder een woord te zeggen sloeg hij het open bij 2 Nephi 4 en begon vers 17 voor te lezen.
Ik voelde elektrische tintelingen door mijn lichaam gaan toen ik deze krachtige woorden hoorde: ‘O, ellendig mens die ik ben!’ Hé, wacht even, dacht ik. Hoe kon Nephi, mijn held en voorbeeld, zeggen dat hij ‘ellendig’ was? Als hij een ellendig mens was, hoe stond het dan met mij?
Toen mijn vader vers 28 voorlas, voelde ik weer die tintelende sensatie door mijn lichaam gaan: ‘Ontwaak, mijn ziel! Kwijn niet langer weg in zonde.’ Het voelde alsof er een prachtige blauwe lucht met warme zonnestralen door het donkere wolkendek in mijn hoofd brak. Het is onmogelijk om te beschrijven hoe dit vers mijn ziel verlichtte. Er zijn maar weinig verzen in de Schrift die mij zo van hoop, inspiratie en vreugde vervullen als deze.
In vers 30 zei Nephi precies wat ik dacht, alleen veel welsprekender: ‘Mijn ziel zal zich verblijden in U, mijn God, en de Rots mijner redding.’ Dit vers bracht gevoelens van vrede en dankbaarheid in mij teweeg voor de tedere barmhartigheid en liefde van de Heer.
Mijn vader sloot het boek en legde uit dat die verzen soms Nephi’s psalm worden genoemd. Toen leerde hij mij liefdevol dat zelfs de groten der aarde onvolmaakt zijn. Deze mensen moeten zich wel bewust zijn van hun onvolmaaktheden, want anders zouden ze hoogmoedig zijn en, derhalve, niet tot de groten behoren.
Ik begreep het. Dat ik gebreken had wilde nog niet zeggen dat ik niet op Nephi kon gaan lijken. Mijn gebreken inzien bracht mij dichter bij het kaliber van Nephi. Nephi was groot, en bovendien gehoorzaam en getrouw, omdat hij nederig was en bereid zijn fouten toe te geven.
Vanaf die dag heb ik de woorden van Nephi gekoesterd. Elke keer als ik ze lees, ervaar ik dezelfde emoties en inspiraties als de eerste keer dat ik ze las. De verzen zingen mij toe dat ik een dochter van God ben, dat ik tot meer in staat ben dan ik voor mogelijk houd. Ik weet dat mij onnoemelijke zegeningen wachten als ik getrouw ben en voorwaarts streef.